Bekijk de fotoreel

Spelregels

De spelregels van hockey in Nederland worden opgesteld door de KNHB. De KNHB volgt hierin over het algemeen de internationale regels van de International Hockey Federation (FIH). Hieronder vind je een kort overzicht van verschillende veldspelregels.

Wat is hockey?

Hockey is een spel waarbij twee teams van elk elf spelers tegen elkaar spelen. Alle spelers hebben een stick. Met die stick slaan, pushen en stoppen ze de bal. Je mag de bal alleen met de platte kant van je stick spelen en dus niet met je lichaam. De bal moet binnen de lijnen van het veld blijven. Hockey wordt in de meeste gevallen op kunstgras gespeeld. Het doel van het spel is meer doelpunten scoren dan de tegenstander. Bij jeugdteams komen kleinere teams voor en daar gelden soms ook andere regels.

Team

Bij de start van de wedstrijd dient een hockeyteam te bestaan uit minimaal 8 en maximaal 11 spelers in het veld. In totaal mag een team bestaan uit maximaal 16 spelers (5 reserves op de bank).

Keeper

Elk team moet bij een wedstrijd een keeper in het veld hebben. Een keeper draagt in ieder geval:

  • een helm;
  • beenbeschermers (legguards);
  • klompen om de voeten;
  • een shirt, trui of jack in een afwijkende kleur van de rest van het team en het team van de tegenstander.

Een keeper mag ook bescherming voor de armen, borst, bovenbenen en handen dragen.

Aanvoerder

Elk team heeft een aanvoerder. De aanvoerder zorgt ervoor dat zijn team en de teambegeleiders zich netjes gedragen. Ook let hij op dat zijn team goed wisselt.

Kleding en materiaal

De spelers van elk team zijn verplicht een uniform clubtenue te dragen en natuurlijk een stick. Je mag niks dragen dat gevaarlijk kan zijn voor andere spelers. Als je speelt moet je scheenbeschermers dragen. Per 1 augustus 2015 is ook het dragen van mondbescherming tijdens een wedstrijd verplicht. Bij een strafcorner mag je als verdediger een masker dragen.

De wedstrijd

Een hockeywedstrijd bestaat uit 4 kwarten van 17,5 minuut. Na het eerste en het derde kwart is een pauze van 2 minuten. In de rust, na het tweede kwart, volgt een pauze van 5 minuten. De wedstrijd begint met een toss, die bepaalt welk team mag beginnen. De toss wordt uitgevoerd door de scheidsrechter die bijvoorbeeld de stick opgooit en laat vallen. De teams mogen kiezen tussen de bolle of platte kant.

Internationaal bestaat een wedstrijd uit 4 kwarten van elk een kwartier. Internationale wedstrijden duren dus 60 minuten. Bij een strafcorner, strafbal of een doelpunt wordt de klok 40 seconden stilgezet.

De toss en beginslag

Het team dat de toss wint, mag de beginslag nemen of de speelrichting in de eerste helft kiezen. Als je team de speelrichting kiest, dan mag het andere team de beginslag nemen. Als het andere team de beginslag neemt, mag jouw team de tweede helft beginnen. In de tweede helft speel je in omgekeerde richting. Je neemt de beginslag vanaf het midden van de middenlijn. Daarbij mag je de bal in elke richting spelen. Alle spelers moeten op hun eigen helft zijn (de helft waar hun doel staat).

Scheidsrechters

Een wedstrijd wordt gefloten door 2 scheidsrechters, ieder aan één kant van het veld. Elke scheidsrechter beslist over het spel op zijn helft van het veld. De scheidsrechters:

  • fluiten als ze een overtreding zien;
  • fluiten als een team een doelpunt maakt;
  • houden bij hoeveel doelpunten elk team 
maakt;
  • houden de wedstrijdtijd (17,5 minuut per kwart) bij;
  • zetten de gescoorde doelpunten en de gegeven kaarten bij persoonlijke straffen op het wedstrijdformulier;
  • zorgen voor een sportief verloop van de wedstrijd.


In het geval van een blessure of bijvoorbeeld bij onweer mogen scheidsrechters het spel tijdelijk stilleggen. De wedstrijd wordt daarna weer hervat met een zogeheten ‘bully’.

De bully

Bij een bully moet de bal op de plaats liggen waar de 
scheidsrechter de wedstrijd stillegde. De bal ligt tussen twee spelers, één van elk team. De spelers staan met hun gezichten naar elkaar toe. Zij hebben daarbij hun eigen doel rechts van zich. 
De spelers beginnen de bully met hun stick op de grond rechts van de bal. Ze tikken 1 keer boven de bal met de platte kant van hun stick tegen de stick van hun tegenstander. Wie dit het snelste doet, kan de bal spelen en het spel gaat verder. Alle andere spelers staan bij het nemen van de bully op minimaal 5 meter afstand van de bal.

Scoren

Je kunt bij hockey alleen scoren als je binnen de cirkel van de tegenstander slaat en de bal volledig over de doellijn gaat. Het team dat de meeste doelpunten maakt heeft gewonnen. Is het aantal gescoorde doelpunten gelijk of worden er geen doelpunten gescoord? Dan is het een gelijkspel.

Spelers wisselen

Bij hockey mag je onbeperkt spelers wisselen. De speler die in het veld komt, mag pas het veld inlopen als de andere speler uit het veld is. Dit gebeurt bij de middenlijn. Keepers mogen wel wisselen vlakbij hun doel; de wedstrijdtijd wordt dan stilgezet. Tijdens een strafcorner mag niet gewisseld worden, behalve als de verdedigende keeper geblesseerd is geraakt. Als een speler het veld uit wordt gestuurd wegens een overtreding mag hij of zij niet worden gewisseld.

Overtredingen

Als hockeyer moet je je altijd sportief gedragen. De KNHB hecht ook grote waarde aan sportiviteit en respect binnen het spel. Spelers mogen geen voorwerpen op het veld of naar een persoon gooien en mogen niemand uitschelden. Je mag ook geen tijd rekken tijdens de wedstrijd omdat jouw team bijvoorbeeld voor staat. Hieronder wordt kort op een rij gezet wat binnen hockey nog meer wordt gezien als een overtreding.

Je mag de tegenstander niet:

  • hinderen in het spel door sticks of kleding vast te pakken
  • intimideren of door blokkeren het spelen verhinderen
  • benaderen binnen 5 meter als die een bal wil aannemen die bij een lange hoge bal (een ‘scoop’) naar beneden komt.

Je mag de bal niet:

  • met de bolle kant van je stick spelen;
  • spelen als de bal hoger komt dan je schouder 
(je mag als je verdedigt wel een schot op doel tegenhouden als de bal hoger dan je schouder komt. Dan moet je je stick wel zo stil mogelijk houden en de bal niet wegslaan.) Deze regel geldt alleen voor de Jongste Jeugd, waar de bal niet boven de knie mag worden gespeeld. Vanaf de D-jeugd mag de stick wel boven de schouder worden gehouden, indien dit niet gevaarlijk is.
  • gevaarlijk spelen.

Je mag je lichaam niet:

  • gebruiken om te zó storen dat je tegenstander niet bij de bal kan (bewegend afschermen, oftewel ‘afhouden’);
  • gebruiken om de bal mee te stoppen (tenzij je de keeper bent).


Voor keepers gelden een aantal aparte regels. Als keeper mag je:

  • de bal met je stick, kleding, uitrusting of met elk deel van je lichaam wegspelen, van richting veranderen of stoppen (als je het niet gevaarlijk 
doet);
  • de bal uitsluitend met je stick spelen als de bal buiten de cirkel is.

Als keeper mag je niet:

  • buiten het 23-metergebied komen;
  • op de bal liggen.

Straffen

Er wordt alleen een straf opgelegd als een team nadeel ondervindt van een overtreding. De scheidsrechter kan de volgende straffen opleggen:

  1. Vrije slag
  2. Strafcorner
  3. Strafbal

De opgelegde straf hangt af van het soort overtreding en de plek waar de overtreding is gemaakt.

Vrije slag

Een vrije slag wordt toegekend bij:

  • een overtreding van een speler in het gebied tussen de 23-meterlijnen;
  • een overtreding van een aanvaller in het 23-metergebied van de tegenpartij;
  • een onopzettelijke overtreding van een verdediger in zijn 23-metergebied, buiten zijn cirkel.

Strafcorner

Een strafcorner wordt toegekend bij:

  • een onopzettelijke overtreding van een verdediger in zijn cirkel, waarbij geen doelpunt wordt voorkomen;
  • een opzettelijke overtreding van een verdediger binnen zijn 23-metergebied, buiten de cirkel;
  • het opzettelijk over de eigen achterlijn spelen van de bal.

of als:

  • de bal komt vast te zitten in de kleding of uitrusting van een doelverdediger.

Strafbal

De strafbal (ook: ‘strafpush’) wordt toegekend bij:

  • een opzettelijke overtreding van een verdediger in zijn cirkel tegen een tegenstander in balbezit.
  • een opzettelijke overtreding van een verdediger in zijn cirkel 
tegen een tegenstander die daardoor niet in balbezit kan komen.
  • een opzettelijke óf onopzettelijke overtreding van een verdediger in zijn cirkel die een zeker schijnen doelpunt voorkomt.

Persoonlijke straffen

Een scheidsrechter kan een speler die een overtreding maakt ook een persoonlijke straf opleggen. Dit kan gebeuren in de vorm van een verbale waarschuwing (‘vermaning’). Bij ernstigere overtredingen kan de scheidsrechter een kaart uitdelen. Er zijn drie soorten kaarten binnen hockey:

Groene kaart: tijdelijk van het veld

Een waarschuwing in de vorm van een kaart. Daar is een tijdstraf van twee minuten aan gekoppeld.

Gele kaart: iets langer van het veld

Bij een gele kaart wordt een speler voor minimaal 5 minuten (of 10 minuten bij een zwaardere overtreding) uit het veld gestuurd. Hij of zij dient in dat geval op de spelersbank van het eigen team plaats te nemen. De scheidsrechter geeft aan wanneer de speler het veld weer in mag. Twee gele kaarten aan dezelfde speler betekent rood en dus definitief van het veld.

Rode kaart: definitief van het veld

Bij een zeer ernstige overtreding kan de scheidsrechter een speler voor de resterende duur van de wedstrijd uit het veld sturen. Dit wordt duidelijk gemaakt door het tonen van een rode kaart.

Kaart voor teambegeleider

Ook een teambegeleider kan een groene, gele of rode kaart krijgen. Bij een gele kaart mag men ten minste 10 minuten geen aanwijzingen geven aan het team en moet de begeleider buiten de omheining gaan staan. Bij een rode kaart moet hij bij het veld weggaan. Gedurende de straftijd van een teambegeleider speelt zijn team met een speler minder.

Spelhervattingen

Er zijn verschillende soorten spelhervattingen binnen het hockey en voor alle gelden aparte regels.

In-, uitslaan en vrije slag

De bal is buiten het veld als die helemaal over de zijlijn of achterlijn gaat. De partij die de bal niet als laatste heeft aangeraakt, mag de bal uitnemen op de zijlijn op de plek nemen waar hij uit ging: inslaan. Met de uitzondering van een achterbal: deze wordt op de kop cirkel genomen, ter hoogte van waar de bal over de achterlijn verdween. Dat noemen we uitslaan.

Bij hockey mag je gebruik maken van de selfpass. Dat betekent dat je bij een inslag, uitslag of een vrije slag zelf mag gaan lopen met de bal. De tegenstander moet bij het nemen (trachten) 5 meter afstand (te) nemen en mag jou pas na het inzetten van jouw actie aanvallen vanaf die afstand.

Lange corner

Lange corners worden genomen op de 23-meterlijn, ter hoogte van waar de bal over de achterlijn verdween. De naam lijkt wellicht vreemd; de term ‘lange corner’ stamt nog uit de tijd dat een corner ook echt vanuit de hoek genomen werd.

Strafcorner

Strafcorners worden doorgaans aangespeeld vanaf het strafcornerstreepje op de achterlijn. De bal moet buiten de cirkel gebracht worden alvorens er een doelpunt gemaakt mag worden. Het eerste schot, wanneer geslagen of geflatst, mag niet hoger dan de plank in het doel eindigen. Een push mag wel hoog gemikt worden.

Strafbal

Een strafbal is een één-op-één-situatie tussen een speler van de ene en de keeper van de andere partij. Een strafbal wordt vanaf de stip genomen en mag enkel in 1 keer worden gepusht. Er volgt geen rebound: de schutter krijgt 1 poging en daarna ligt het spel stil. Het is dan dus óf een doelpunt óf uitslaan voor de verdedigende partij.

Shoot-out

Shoot-outs zijn uniek, in die zin dat ze alleen gebruikt worden na een remise in de knockout-fase van een toernooi en na een remise bij een beslissingswedstrijd waar een winnaar uit moet komen. In de reguliere speeltijd komt een shoot-out dus nooit voor.

Een shoot-out is een één-op-één-duel tussen een speler van de ene en de keeper van de andere partij. Vanaf de 23-meterlijn rent de aanvaller richting het doel en probeert binnen acht seconden te scoren. Zolang de bal in het spel blijft, zijn meerdere doelpogingen dus mogelijk, binnen die gegeven tijd. Beide ploegen krijgen vijf beurten om en om. Als het hierna gelijk is, krijgt ieder team om de beurt steeds één poging en geldt de sudden-death-regel.

Zaalhockey

Hoewel de binnenvariant van veldhockey veel op de buitensport lijkt, zijn er enkele wezenlijke verschillen. We zetten ze voor je op een rijtje.

Balken

Om te beginnen is het veld beperkter van omvang en wordt het aan de lange zijden niet begrensd door zijlijnen maar zijbalken. Daar waar op het veld geldt dat spelers soms vijf meter afstand moeten houden, bijvoorbeeld wanneer de tegenstander een vrije bal neemt, is dat in de zaal drie meter. 23-meterlijnen bestaan niet in de zaal; daardoor zijn de bepalingen zoals die op het veld in dat gebied gelden in de zaal van toepassing op een hele helft.

Net als op het veld mag de bal niet in één keer de cirkel in na een vrije bal. Dit mag alleen vanaf de eigen helft, nadat hij drie meter heeft afgelegd of als hij is overgespeeld. Bij een aanvallende vrije slag binnen 3 meter van de cirkel is het de verdedigers, die binnen de cirkel en binnen 3 meter afstand staan, toegestaan om met de aanvaller (die een selfpass neemt) mee te bewegen, mits de vrije slag direct wordt genomen. Deze verdedigers mogen niet de bal spelen of een poging doen om de bal te spelen, voordat de bal minimaal 3 meter is verplaatst.

Wedstrijdduur

Bij zaalhockey duren wedstrijden beduidend korter dan op het veld. In de topcompetities wordt 2 x 20 minuten gespeeld, daar waar veel breedteteams vanwege beperkte zaalcapaciteit 1 x 35 minuten spelen.

Sinds een aantal jaren worden bij internationale veldhockeycompetities wedstrijden gespeeld in vier kwarten. De FIH heeft met ingang van 1 oktober 2019 ook ingevoerd dat zaalwedstrijden worden gespeeld in vier kwarten van tien minuten met tijdstops voor de strafcorner. Normaal volgt de KNHB, als lid van de FIH, alle spelregelwijzigingen van de FIH op. De KNHB kiest er echter met betrekking tot deze specifieke wijziging voor deze op dit moment niet door te voeren in haar zaalcompetities.

Dit in tegenstelling tot de wel opgevolgde wijziging ten aanzien van de vier kwarten in het veldhockey. De KNHB heeft een duidelijke reden om in de zaal wel af te wijken van de FIH. Op het moment van bekendmaken van deze spelregelwijziging waren namelijk alle teams voor het nieuwe seizoen al ingeschreven én de benodigde hallen reeds ingehuurd.

Om deze regelwijziging te kunnen doorvoeren, zijn substantieel meer uren nodig terwijl het op dit moment vaak al niet lukt om voor de huidige competities voldoende uren in de hallen te huren. Sommige districten spelen daardoor zelfs maar 1 x 35 of 1 x 30 minuten. Praktisch vindt de KNHB invoering van deze wijziging in de zaal voor dit seizoen daarom niet haalbaar.

Kleinere teams

Ook zijn de teams kleiner: zes spelers op het veld (inclusief keeper) en maximaal zes reserves op de bank. Wanneer die verkeerd wisselen, zoals bij een speler die te vroeg in het veld stapt, kan de scheidsrechter een strafcorner tegen geven! Verder mag je bij zaalhockey kiezen voor een extra veldspeler. Teams doen dat om een overtal te creëren, zodat ze meer druk kunnen zetten op het doel van de tegenstander in de hoop daardoor te scoren. Let op: deze extra veldspeler heeft niet de rechten van een keeper.

Handschoen

Bij zaalhockey is het zeer raadzaam om een handschoen te dragen, maar het wordt door de KNHB niet verplicht.

Niet slaan of flatsen

Bij zaalhockey mag nooit worden geslagen. Ook mag de bal niet omhoog worden gebracht, behalve bij een schot op doel. Overspelen moet daarom via een push of een kaats. Flatsen is slaan en mag dus niet – een tip-in spelen mag wel.

Tijdstraffen

De tijdstraffen voor groene en gele kaarten zijn korter dan bij veldhockey: groen is één minuut – geel standaard twee en bij forse fysieke overtredingen vijf. Gestrafte spelers nemen daarbij plaats bij de wedstrijdtafel, die de straftijden, de wedstrijdtijd en het scoreverloop bijhoudt. Buiten, op het veld, doen de scheidsrechters dat allemaal zelf.

Liggend spelen

Wat expliciet niet mag bij zaalhockey, is liggend de bal spelen als veldspeler. Dat betekent dat je naast echt liggend aan de bal komen ook geen extra hand of knie op de grond mag zetten ter ondersteuning. De uitzondering op deze regel geldt de keeper. Wanneer de bal in de cirkel is en de keeper zich er zelf ook, van top tot teen, in bevindt, mag hij liggend spelen.

Door het blok spelen

Een ander verbod dat kenmerkend is voor het zaalspel is dat je de bal niet doelbewust van dichtbij hard in de stick van een tegenstander mag spelen. Het risico op blessures is namelijk groot bij deze handelwijze, die vaak wordt aangeduid met ‘door het blok spelen’.

Meer informatie

Wil je graag de complete spelregels inzien? Op knhb.nl lees je alles over spelregels en kun je de spelreglementen veld- en zaalhockey downloaden.

Laatste nieuws over spelregels