Eindejaarsinterview Jorrit Croon: veel blessureleed, een wereldgoal en de landstitel
Talent Jorrit Croon was landskampioen en in bloedvorm toen hij een serieuze schouderblessure opliep tijdens de Grand Final van de Pro League. Hij miste het EK en kreeg kort na zijn rentree een scheurtje in zijn kruisband, een blessure waar hij nu van herstelt. Een terugblik op een jaar met twee gezichten.
Drie beelden beklijven, van het 2019 van Jorrit Croon.
De wondersolo door de lucht, in de finale om de landstitel. De tovertruc waarmee hij Bloemendaal op het spoor van de eerste landstitel in negen jaar zette.
De brute botsing in het Wagener Stadion. De trieste aftocht, nadat de Belg Simon Gougnard Croon hem een enorme zwieperd geeft in de halve finale van de Pro League. De hyperactieve 3D-hockeyer ligt daarna met een mitella in een ziekenhuisbed. Croon zegt de vakantie met zijn vrienden af, omdat hij niet meekan met zijn gekwetste schouder.
Het laatste beeld van Croon op het netvlies is de ongelukkige val tijdens de hockeyklassieker Amsterdam-Bloemendaal in de nationale hockeytempel. Hij grijpt naar zijn knie, er volgt een treurmars naar de kant. De hele tribune denkt aan Japan, als de dribbelaar geblesseerd naar de kant moet.
In de rust komt zijn moeder naar hem toe. Dan begint de jongen die naar de buitenwereld altijd een glimlach toont, te huilen. ‘Weer. Daar ga ik wéér’, dacht de jonge international met de blonde lokken, die meteen wist dat het niet om een paar weken zou gaan, maar om maanden.
‘Natuurlijk word ik er helemaal gek van’
Welkom bij het 2019 van Croon. Een schizofreen jaar. Voor zijn blessures bereikte hij hockeyend misschien wel zijn hoogste niveau ooit. Hij vervulde de eerste helft van het seizoen bij Bloemendaal, met de theepot in de hand, af en toe de rol van manager. Hij ging op de videotoren zitten en analyseerde het spel samen met coach Michel van den Heuvel.
‘Het is ongelofelijk hoe Jorrit op zijn leeftijd ook achter de schermen zo positief kon blijven en nooit zeurde. Hij kreeg ongelukkig twee forse blessures, terwijl hij in topvorm was. Het was zonde en zuur voor het team. Als ik zoiets zou hebben als hij zou ik er meer last van hebben dan hij’, zegt Bloemendaal-aanvoerder Glenn Schuurman.
Zijn teamgenoot en vriend Thierry Brinkman moest met pijn in het hart aanzien hoe ongelukkig Croon was dit jaar. ‘Hij pakte veel verantwoordelijkheid dit jaar. Hij was met vertrouwen aan het spelen. Het ging allemaal heel goed’, zag de aanvaller. ‘Ik vind het knap hoe positief Jorrit met de blessures omgaat. Je ziet dat hij iedere dag aan zijn herstel werkt. Die positiviteit zit in Jorrit. Dat gaat hem terugbrengen.’
Jorrit Croon kent het beeld van hem als positivo. Toch schetst hij in een café aan de Amstel in Amsterdam een ander beeld.
‘Als ik zondag op de club kom, word me tweehonderd keer gevraagd hoe het mijn knie gaat. Dan geef ik tweehonderd keer antwoord. Natuurlijk word ik er helemaal gek van. Maar ik wil geen jankverhaal ophangen. Ook nu niet. Terwijl ik dit olympische seizoen ook hele andere plannen had, dan twee keer geblesseerd te raken. Maar ik houd die gevoelens liever voor mezelf.’
Croon laat een foto van zichzelf op de videotoren van Bloemendaal zien. Hij staat te schreeuwen als een supporter. Het fanatisme is de reden dat hij liever niet altijd op de toren staat. ‘Ik scheld af en toe ook en dan staat dat op camera. Dat wil ik niet.’
Het talent werd als 17-jarige als megabelofte geïntroduceerd aan de buitenwereld. Met zijn 21 jaar heeft hij al vier jaar in Oranje en zes jaar Hoofdklasse op zijn cv staan. Door het afvallen voor het WK en twee serieuze blessures is hij op 21-jarige leeftijd behoorlijk door de wol geverfd. Het mythische randje is weg bij het talent. Daarvoor in de plaats heeft er een verdiepingsslag plaatsgevonden. Croon is volwassener. Alleen het ongeduld is gebleven.
‘Het is gek dat mensen zeggen dat blessures bij topsport horen. Daar houd ik niet van. Dat slaat in mijn ogen nergens op. Ik ben ook heel eigenwijs. Al hebben die artsen er vijftien jaar voor gestudeerd, dan nog heb ik het idee dat de revalidatie sneller kan. Als ik drie keer extra train, bijvoorbeeld. Daarom train ik nu acht keer per week.’
Hoe kijk jij nu terug op je blessures? De schouderblessure in juni en het scheurtje in je voorste kruisband in november?
‘Het voelt serieus als één lange blessure. Ik ging er tot dit jaar altijd vanuit dat mijn lichaam het altijd goed. Dat nam ik voor lief. Mijn schouderblessure was de eerste keer dat ik mijn lichaam drie maanden niet helemaal kon gebruiken zoals ik wilde. Nu heb ik weer iets dat het niet doet. Het kan dus zomaar zijn dat iets niet werkt, terwijl ik alles goed had gedaan in de revalidatie.’
Die knie had het zomaar het einde van de Olympische Spelen voor Tokio kunnen zijn voor je?
‘De volgende dag bleek het mee te vallen, maar dat vind ik zelf lastig om zo te noemen. ‘Fijn dat het meevalt’, zeggen mensen. Maar ik zie het als drie maanden die ik weer niet kan hockeyen. Hockeyen doe ik het allerliefst. Ik ben dus niet blij dat het maar drie maanden is. Nee, het is nu wéér drie maanden.’
Hoe gaat het nu met de revalidatie? Bij het maken van de foto’s voor dit interview, waarbij je onder andere je goal naspeelde tegen Kampong, kon je vrij bewegen?
‘Het gaat supergoed. Ik ga in januari zo fit mogelijk met Oranje mee naar Maleisië. Ik hoop snel weer met bal en stick iets te kunnen doen op de trainingen. Het doel is om 1 maart weer vol aan te sluiten bij Bloemendaal. Dat moet sowieso lukken.’
Je traint soms acht keer per week. Hoe houd je dat vol?
‘Ik vind het verschrikkelijk om te doen. Ik heb geen zin om acht keer per week in m’n eentje naar het SMC (Sport Medisch Centrum Amsterdam, red.) te fietsen en op zondag die jongens te zien spelen. Het is saai, maar ik ben er heel goed in. Het valt me zwaar. Maar ik weet dat als ik een keer oversla, ik nog een keer kan overslaan. Als ik nu alles goed doe, kan ik straks weer hockeyen.’
Jij bent al een tijdje gestopt met je studie. Is geblesseerd zijn dan niet extra lastig?
‘Nee, want niet studeren bevalt juist erg goed. Vaak zeggen mensen: met een studie erbij is het beter, want dan heb je nog iets als hockey niet lekker gaat. Maar ik heb dat totaal niet. Ik deed ook geen studies die ik leuk vond (eerst Commerciële Economie, red.). Mijn studie Human Resource Management liep juist voor geen meter en dát kostte me enorm veel energie. Dan ging ik hockeyen, maar had ik in mijn achterhoofd dat mijn studie niet lekker liep. Daar ben ik vorig jaar dus mee gestopt. Ik heb me uitgeschreven. Sowieso gaat richting de Olympische Spelen alle focus op hockey. Ik vind het lekker de hele week alleen maar met hockey bezig zijn.’
Was afgelopen jaar het meest leerzame jaar ooit voor je?
‘Het was een mix van alles. Afvallen voor het WK heeft echt wat met me gedaan. Ik was echt boos. Het moest ook gewoon beter. Ik zat daarvoor een beetje met mezelf in de knoop. Hockeyend kwam het er niet helemaal uit. Ik was te veel aan het nadenken hoe ik moest spelen.’
Je speelde alsnog het WK en hockeyde daarna misschien je beste seizoenshelft ooit. Glenn Schuurman zei dat je afgelopen jaar bij Bloemendaal jezelf echt hebt bewezen en met dat hoge niveau vertrouwen hebt opgewekt?
‘Ja, ik ben nog harder gaan werken om te laten zien dat ik steeds een van de beste spelers ben op het middenveld. Dat ik bij Oranje hoor. Dat is mijn bewijsdrang. Dat heb ik het eerste half jaar van 2019 laten zien. Ik denk dat de trip die we met Bloemendaal hebben gemaakt tijdens het Paasweekend hieraan heeft bijgedragen. Daar hebben we in Frankrijk met behulp van een mental coach alles met elkaar besproken. Er bleek veel vertrouwen vanuit de groep te zijn naar mij. Dat deed mij erg goed. Ook waren ze juist kritisch. Het is goed om eens iemand te horen zeggen dat ik moet kappen drie keer in een forehand te lopen. Die eerlijke sfeer heerst bij Bloemendaal. Die trip heeft geleid tot de landstitel.’
Is het met jouw spel moeilijk die juiste balans te vinden, tussen passen, combineren en een actie maken? Is dat wat je dit jaar op het middenveld lijkt te hebben gevonden?
‘Het laatste jaar is er inderdaad die balans. Ik voel vertrouwen als het niet lukt. Dat lijntje is wel heel dun. Van mij wordt altijd verwacht dat ik creativiteit breng. Iets onverwacht. Een actie. Maar dat moet aan de andere kant niet doorslaan in balverlies. Ik weet nu dat er zeker ruimte voor is en dat ik niet moet stoppen als het twee keer niet lukt. Dan moet ik het blijven proberen. Dat heeft het team van mij nodig.’
Denk je dat jouw manier van hockeyen, veel door de lucht, als een soort ‘straathockeyer’ juist de toekomst heeft, in al die dichtbevolkte cirkels?
‘Nou, het eerste wat Michel (Van den Heuvel, coach, red.) op Bloemendaal tegen me zei was dat ik moest kappen met alles door de lucht te doen. Over de grond is vaak functioneler. Ik denk wel dat het mooi is als de truc door de lucht ook echt functioneel is.’
Terug naar die beruchte woensdagavond, toen je de goal van het jaar scoorde. In de eerste helft van de finale om de landstitel. Kijk je die weleens terug?
‘Zeker, en vaak ook. Zeker nu ik zelf niet kan hockeyen. Als ik ‘m terugkijk, krijg ik dat goede gevoel weer. Toen ik ‘m scoorde, dacht ik meteen dat het een goal was en dat ik niets verkeerds had gedaan. Misschien is het wel de mooiste goal die ik ooit heb gemaakt. De goals die ik in Rio scoorde waren ook bijzonder, maar dit was in ieder geval de meest waardevolle ooit. De goal heeft bijgedragen aan de landstitel. Op trainingen probeer ik dit soort dingen weleens, maar het is niet dat ik de bal kreeg en dacht: dit ga ik doen. Het gebeurde.’
Iedereen dacht dat jullie op zaterdag in eigen huis de landstitel binnen zouden slepen. Maar Kampong kwam sterk terug en forceerde een derde wedstrijd op zondag. Hoe kijk je daarop terug?
‘In die wedstrijd woensdag gebeurde van alles. Philip Meulenbroek maakte nog zo’n aparte goal. Thierry scoorde vlak voor tijd toch de 1-2. Wij waren euforisch en dachten dat we het thuis af gingen maken. Maar er komt dan toch een andere spanning op zaterdag.’
Zaterdag oogden jullie verslagen na de thuisnederlaag. Hoe hebben jullie jezelf weer opgeraapt, zodat jullie zondag alsnog landskampioen werden?
‘Het was heel raar. Het was echt schakelen na die zaterdag. Ik denk dat we terug zijn gevallen op ons weekend Frankrijk. We zijn na de wedstrijd naar het stadion van Telstar gereden, waar we een ruimte hadden. Daar hebben we in een grote kring gezeten en gezegd waar het op stond. Niemand zou de auto weer instappen, voordat alles besproken was. We hebben uren gezeten. Iedereen is aan het woord gekomen. We pakten elkaar uiteindelijk vast en zeiden dat we morgen kampioen zouden worden. Er was gewoon geen kans dat we zondag zouden verliezen. De drang om te winnen was gewoon zó groot. Zondag had ik ook geen moment het idee dat we gingen verliezen, terwijl we zaterdag verkrampt speelden.’
We staan aan de vooravond van 2020, dat in het teken staat van de Olympische Spelen in Tokio. Je selectie voor de Spelen van Rio was verrassend, als 17-jarige broekie. Hoe anders is dat nu als 21-jarige?
‘Vorige keer had ik geen flauw benul en hockeyde ik in Rio vrijuit, alsof ik op Alecto (de jeugdclub van Croon, red.) een balletje sloeg. Dat is allemaal anders. Maar als ik de selectie nu niet haal, ben ik niet een minder goede hockeyer dan vier jaar geleden. Ik weet zeker dat er straks namen gaan afvallen die zo mee hadden kunnen gaan, omdat we zoveel goede hockeyers hebben.’
2019 was niet het beste jaar van Oranje. Hoe is nu het vooruitzicht voor Tokio, in jouw ogen?
‘Ik denk dat het niveau alleen maar hoger gaat worden. Iedereen zet straks twee stapjes extra, als het begint in januari en we in die bubbel zitten richting de Spelen. Het is een mooie tijd die aanbreekt. Ik denk dat we olympisch kampioen kunnen worden, als we allemaal goed zijn. Alleen zijn we niet voor niets nu de nummer drie van de wereld. Ik heb zelf zin om richting die piek toe te werken. Ik kan niets anders doen dan de beste versie van mezelf zijn en ik hoop dat iedereen gaat zorgen dat-ie de beste versie van zichzelf is. Waarbij we ook niet vergeten te investeren in elkaar en niet als zestien BV’tjes op het veld te staan. Dat is belangrijk.’
Als het interview is afgelopen, gaat het gesprek verder over de status van het hedendaagse hockey. Misschien vindt Croon ooit wel zijn plezier in een studie marketing, want hij vindt dat het hockey groter mag worden dan het nu is. Daar heeft hij ook al veel over nagedacht: ‘Waarom zou dat niet kunnen? Hockey mag echt op een veel hoger niveau. Het spelletje is niet minder leuk dan voetbal. Hockey kan echt veel meer aandacht krijgen dan het nu doet. We moeten dan wel groot durven denken. Hockeyers moeten meer in beeld komen.’
En wie moet dan een van de boegbeelden zijn?
Croon wijst brutaal naar zichzelf.
3 Reacties
pimhdm
Waanzinnige speler!!
lize
Heerlijk Hockey een Artist op het veld ; jammer dat je speelt in een tijdperk waar hockey een verdedigende sport is geworden (veel teveel regeltjes,breken jouw aanvallen waardoor risico`s te groot worden om nog een keer bij de volgende Aktie creatief te mogen zijn ?!),en dan zegt de Coach doe maar niet meer ........doe maar gewoon en daarom zal VeldHockey een kleine sport blijven (weinig spektakel voor de niet hockeyer) waar je veel voor moet doen,weinig verdient ,je studie in gevaar komt en letterlijk als Super Atleet tussen twee vuren zit .
luchtisblauwgrasisgroen
2020 wordt HET jaar van Jorrit Croon! Ligt veel moois in het verschiet met EHL, Play Offs en de Olympische Spelen!