Top 10 hockeytoeschouwers. Herken jij ze?

De competitie begint weer, dus de hockeyers zijn weer op de velden te vinden. Maar ook de toeschouwers laten zich, na een lange zomer, wederom langs de velden zien. En die toeschouwers heb je in verschillende varianten. Een top 10 in willekeurige volgorde. Staan ze bij jou ook langs de lijn? 

1. De niet-hockeyende moeder/vader

‘Kom op Olivier/Sophie! Rennen! Ja, goed zo!’ De zoon of dochter in kwestie is er niet altijd even blij mee. Fluit de scheidsrechter net voor een overtreding, roept de fanatieke niet-hockeyende ouder precies: ‘Ja ga door, niet stoppen!’. Het is goed bedoeld en vooral als buitenstaander erg leuk om dit tafereel gade te slaan.

Een voorbeeld uit betrouwbare bron: aanvalster (de dochter) komt op, maar kan de bal niet kwijt. De coach roept: ‘Ze kan niks!’, in de hoop dat het middenveld en andere aanvallers aansluiten, zodat er gepasst kan worden. De niet-hockeyende moeder langs de kant vat het iets anders op en roept hard: ‘Ze kan heus wel wat!’. Ehh ja… bedankt mam…

2. De hobbyfotograaf

Dit is er eentje die je graag langs de lijn ziet staan. Meestal een enthousiaste vader of moeder, of iemand die op een andere manier aan de club verbonden is. Houdt van fotograferen en heeft een net iets betere camera dan de meesten, waardoor hij de titel ‘fotograaf’ mag dragen. De hobbyfotograaf deelt na de wedstrijd enthousiast zijn foto’s, waar vaak echte pareltjes tussen zitten. Superleuk om een actiefoto te hebben van jezelf!

3. De extra coach

‘Druk! Druk erop!’, schreeuwt hij hard vanaf de kant. Net nadat jullie in de rust hebben afgesproken om half court te gaan spelen. Hangt uit fanatisme over het hek en is gepassioneerd liefhebber van het hockeyspelletje. Wil meestal na de wedstrijd ook even nabespreken met 1 van de spelers/speelsters of de coach.

4. De gezelligheidskijker

Heeft net zelf een wedstrijd gespeeld, en ‘kijkt’ vervolgens de andere wedstrijden op de club. Het gaat hem echter vooral om de biertjes en de gezelligheid met zijn teammaten. Soms staat ‘ie zelfs met zijn rug naar het veld. Heeft het prima naar zijn zin, vooral als het ook nog lekker weer is. Klaagt intussen echter wel dat hij alle goals mist. ‘Ah nee, nou heb ik ‘m weer niet gezien. Hoe ging ‘ie erin?’

5. De onbekende

Hij staat aan het hek bij jullie uitwedstrijd. En ja, hij moedigt jullie aan, je hoort het toch echt. ‘Kom op (vul clubnaam in)!!’ Maar… bij wie hoort hij eigenlijk? Het team kijkt elkaar eens aan. ‘Hoort ‘ie bij jou?’ Misschien een verdwaalde oom die toevallig daar in de buurt woont of een andere uitspelende tegenstander die per definitie níet voor de club is waar jullie tegen spelen, en dus voor jullie is. Hij behoort in ieder geval niet tot de vaste fanschare van ouders of vriendjes/vriendinnetjes, maar is daardoor niet minder welkom. Hoe meer support hoe beter!

6. De rode broek

Het stereotype hockeypubliek in de ogen van niet-hockeyers. En ja: je ziet ze inderdaad vaak. Rode broek aan, trui om de schouders geknoopt, labrador mee. En dan af en toe een mooie one-liner roepen naar de jongens of meiden op het veld. Welke precies, dat verschilt, maar in ieder geval zit er altijd een hete aardappel in de keel. Wordt ook wel ‘Het wandelende cliché’ genoemd.

7. De onsportieve

Tja, die heb je ook, en het zijn niet de leukste… Proberen de tegenstander uit hun spel te halen door dingen te roepen als ‘Die heeft ze toch niet!’ of ‘Laat hem maar aannemen, die kan toch niks!’. Maak er melding van bij de scheidsrechter, en verder: oren dicht en hockeyen!

8. De EHBO’er

Huilende hockeymeisjes of jongens, de pijn verbijtende senioren: de EHBO’er kan het niet aanzien. Springt zodra het maar even kan over het hek om eerste hulp te verlenen en begeleidt vaak hinkende spelers en speelsters naar de dug-out. Heeft meestal een medische achtergrond (fysiotherapeut, dokter), maar overbezorgdheid alleen telt ook. Roept als 1e: ‘IJS! IJS! Wie haalt er ijs?!’ als er iemand neer gaat.

Een variant op dit type is de weekend-vierende dokter/fysio, die helemaal niet bezig is met wat er op de velden gebeurt. Maar ja: iedereen weet wat voor werk hij of zij doet, dus tijdens een dagje hockey krijgt hij dan ook ongevraagd veel verdraaide knieën, dikke/blauwe vingers en pijnlijke spieren voor zijn neus. ‘Kun jij hier heel even naar kijken?’

9. De hockeyhooligan

Brandende fakkels in de hand, woest uitgedost in de clubkleuren, clubliederen en spreekkoren zingend: wat voetbalsupporters kunnen, dat kunnen (sommige) hockeysupporters ook. Ze worden door het ‘nette’ hockeypubliek (bijvoorbeeld ‘De rode broek’) afkeurend aangekeken, maar laten zich daardoor niet uit het veld slaan. Brengen sfeer en leven in de brouwerij, en zorgen er in ieder geval voor dat het niet saai is.

10. De plichtmatige

Het a-sportieve vriendje/vriendinnetje van 1 van de spelers op het veld. Of de ouder die zich totaal niet interesseert voor het hockeyspel. Ze komen er niet onderuit om in ieder geval 1 keer per seizoen een wedstrijd te komen kijken. Op de 1 of andere manier zie je ook dat ze zich niet zo thuisvoelen langs het veld. Misschien komt dat omdat hij/zij meer op de telefoon kijkt dan naar het veld en al 4 keer aan omstanders heeft gevraagd ‘Hoe lang duurt zo’n hockeywedstrijd eigenlijk?’.


Wat vind jij? Praat mee...