Hoe Jorrit Croon (18) zo volwassen werd en toch jeugdig bleef

Vorige week vertelde talent Jorrit Croon aan hockey.nl over wat er op hem afkwam na het meest waanzinnige half jaar van zijn leven. Teamgenoten roemen zijn volwassenheid. Een volwassenheid die de international zelf toeschrijft aan zijn opvoeding en het feit dat hij altijd en overal de jongste van het team is.

‘Als je iemand straks langs ziet scheuren, ben ik dat. Volgens mama kon ik de auto wel even pakken’, zegt een blije Jorrit Croon aan het einde van het interview in Brasserie Park in Leiderdorp alsof hij de loterij gewonnen heeft. Sinds een maand heeft hij zijn rijbewijs en rijdt hij bijna elke dag wel auto. Nooit hoeft hij meer bij de McDonald’s langs de snelweg in Leiderdorp te staan om te worden opgehaald door een auto met jongens uit Amsterdam van zijn club HGC. Hij hoeft ook niet meer maandagochtend vroeg met de trein naar Amsterdam om met Sam van der Ven mee te rijden naar Papendal als het Nederlands Elftal daar traint.

Een paar minuten hiervoor zei de achttienjarige nog dit, over het functioneren in een team: ‘Ik ben door mijn ouders zo opgevoed om samen te werken. Je kunt bijvoorbeeld iemand niet mogen, maar je moet wel met hem samenwerken. Dan kun je kinderachtig doen, maar zo werkt het niet in het leven.’

Soms nog een blij kind. Op andere momenten zijn leeftijdsgenoten ver vooruit.

Thuis, in Leiderdorp bij zijn ouders, hockeyt hij in de woonkamer regelmatig met zijn zusjes Fien (14) en Carlijn (17) die bij Alecto in meisjes C1 en A1 hockeyen. ‘We oefenen daar veel. Dat mag eigenlijk niet van papa en mama. Maar er ligt een tapijtje voor de open haard. En dan zitten we altijd met z’n drietjes te klooien met bal en stick. In de tuin spelen we wie de bal in de bloempot kan mikken.’

Jorrit Croon met een backhand voor zijn club HGC tegen Almere. Foto: Koen Suyk

Hij was altijd die ene jongen uit het district van die kleine club Alecto

Croon zegt dat hij op z’n tiende al naar een andere club had kunnen gaan. Maar hij bleef op de KNHB-spelerslijsten van district Zuid-Holland toch altijd die ene jongen van het kleine Alecto, terwijl de rest bij hdm, Rotterdam en andere grote clubs speelde. Drie jaar geleden hockeyde Croon als vijftienjarige nog in Alecto jongens B1 en deed hij elke zondag mee met Heren 1 van Alecto, dat toen Eerste Klasse speelde. De voorbereidingen voor het WK in 2014 in Den Haag waren in volle gang en de kunstgrasvelden in Den Haag werden bij veel hockeyclubs vervangen. Ook bij HGC. Dus trainde HGC Heren 1 op Alecto, waar Croon elke dag te vinden was. Het is twee minuten fietsen van zijn huis.

‘Dirk Loots (nu coach Amsterdam, red.) en Jan Jorn van ’t Land waren de coaches. Zij vroegen of ik een keer mee wilde doen, want ze hadden een persoon te weinig. Dus ik vroeg papa of dat mocht. Hij vond dat oké als ik voorzichtig zou doen. Nog geen jaar later ben ik overgestapt naar HGC. Papa en mama hadden altijd op HGC gehockeyd. Ik kwam er mijn hele leven en ging altijd bij Heren 1 kijken. Zo goed wilde ik ook hockeyen. Ik moet daar nog vaak aan terugdenken. Ik wilde zo lang mogelijk bij Alecto blijven. Maar HGC Heren 1 was toch next level toen voor mij. Als ik toen niet was overgestapt was ik nooit met het Nederlands Elftal naar de Olympische Spelen Rio gegaan.’

Met HGC tegen Den Bosch. Foto: Willem Vernes

Jorrit Croon stuitert altijd het veld op

Bij HGC is hij belangrijk, maar mag hij ook de jongen van achttien zijn die hij is. Hij heeft ondanks interesse van andere clubs voor drie jaar bijgetekend in Wassenaar, omdat hij met dit team de volgende stap wil maken. Volgens teamgenoten is hij in de kleedkamer een ‘ADHD’er’, een lekker druk mannetje. Croon lacht, maar wil dat wel even verduidelijken.

‘Dit team is zó leuk. Bij de voorbespreking in de kleedkamer probeer ik nog even zo vaak mogelijk de bal heen en weer te halen, terwijl anderen misschien rustig hun eigen ding willen doen. Hier bij HGC voel ik me als persoon op m’n gemak en dan kan alles. Als ik met bal en stick ben, begin ik te stuiteren. Dan stuiter ik het veld op. Ik denk dat ze dat bedoelen.’

Hij is met zijn ongelofelijke hand-oog-coördinatie de koning van de dribbel. Hij oogt breder dan vorig jaar, maar is in de fitnesszaal nog steeds een van de benjamins van het Nederlands Elftal. ‘Op Papendal heb je tijdens krachttraining de rookies en de ervaren jongens. Ondanks dat ik er nu al even bij zit, hoor ik nog steeds tot de rookies. Dan zie je opeens Mink van der Weerden en Sander de Wijn die gewichten ‘opeten’ en heel veel kilo’s de lucht in tillen. Dan heb je zo’n rijtje jongens van links naar rechts, waar het aantal kilo’s steeds minder wordt. Samen met Jonas  de Geus en Gijs Campbell horen we wat dat betreft echt tot de minsten.’

Jorrit Croon aan de bal tijdens poulewedstrijd Nederland – Canada, Olympische Spelen in Rio. Foto: Koen Suyk

‘Mijn ouders staan nooit vooraan te schreeuwen’

Hij is het oudste kind thuis, maar altijd de jongste in zijn hockeyteams. Het zijn allemaal verklaringen voor zijn volwassenheid en de reden dat hij niet gaat zweven. ‘Iedereen houdt me met de benen op de grond. Mijn meeste vrienden ken ik al vanaf m’n achtste van Alecto. Die kijken niet anders naar me. Die zeggen dat het ze het bijzonder vinden wat ik allemaal doe. Maar ze zien mij nog steeds als Jorrit, hun vriend. Zweven past ook niet bij wie ik ben. Niemand is overdreven in mijn omgeving. Mijn ouders ook niet. Die zijn trots, maar staan ook nooit vooraan te schreeuwen.’

Nu alle hectiek in zijn leven na de Olympische Spelen weer op orde is, is het tijd voor nieuwe dingen. Zaken die alleen volwassenen mogen. Een eigen auto, waar hij samen met zijn zaakwaarnemer Italianer mee bezig is. Hij stond lang bekend als de hockeyer die nog nooit alcohol had gedronken. Zelfs dat is veranderd.

‘Na de verloren wedstrijd tegen Duitsland om de derde plaats in Rio stonden we in het Holland Heineken House. Ik was net achttien geworden. Dat was wel een mooi moment om je eerste biertje te drinken. Ik nam een slok maar vond het echt te smerig. En ik heb met oud en nieuw wat gedronken. Verder bijna niet. Ik vind het eigenlijk nog steeds niets. Ik heb er gewoon niet zoveel mee.’

Binnenkort zal hij nog zelfstandiger worden en het ouderlijk huis in Leiderdorp verlaten. Hij is samen met teamgenoot Wiegert Schut en Jelmer Siersema (hdm) op zoek  naar een huis in Amsterdam, waar hij studeert. ‘Als je dan toch op jezelf gaat wonen wil ik naar de grote stad. Dan wil ik het gelijk goed doen.’ The sky is the limit voor een van de meest volwassen talenten van het Nederlandse hockey.

 


Wat vind jij? Praat mee...