Hockeymonoloog Lars Balk: ‘Geef mij een opdracht en ik stel je niet teleur’

In de serie ‘De liefde voor hockey’ praten hockeyers in een monoloog over hun carrière en de liefde voor het spel. Verdediger Lars Balk (24) is de echte mandekker van Oranje. Hij moest dat eerst van zichzelf accepteren, om verder te kunnen groeien. ‘Het mooist vind ik de vriendschappen en de verhalen.’

‘Toen ik twaalf was wilde ik stoppen met hockeyen. Ik had het niet meer naar mijn zin bij Vianen. Het niveau was laag, derde klasse, en ik had zelf het gevoel dat ik weer verder wilde. Ik wilde per se op voetbal. Dat dacht ik, in ieder geval. Mijn ouders zeiden tegen me dat ik dat lekker moest doen. Met die reactie ben ik nu nog steeds blij. Dus voetbalde ik een keertje mee bij Brederodes in Vianen. Het was niet wat ik had verwacht. Er was bij het voetbal toch een heel ander soort sfeertje.’

‘Toch zocht ik een nieuwe uitdaging. Toen wist ik dat ik bij Kampong wilde hockeyen. Mijn vader en broer hadden daar ook gespeeld. Mijn vader Frank zelfs nog in het eerste. Ik deed selectie, met het idee om in Jongens C2 te beginnen en via dat team de weg omhoog te vinden.’

Tom Frohn, Lars Balk en Dylan Vermeij samen bij de DOD.

Vriendschappen

‘Ik ben niet de handigste speler op de velden, maar Kampong Jongens C1-coach Tim Oudenaller (coach Qui Vive Heren 1,  komend seizoen coach Schaerweijde Heren 1, red.) zag iets in mij. Die wilde mij meteen in de C1 hebben. Daar ben ik hem nog steeds heel dankbaar voor. Toen ik in Kampong Jongens C1 mocht spelen, ben ik gestopt met tennis en heb ik voetbal definitief uit mijn hoofd gezet. Bij Kampong is de liefde voor het hockey weer teruggekomen. Dat is zeker ook dankzij Tom Frohn en Dylan Vermeij, mijn twee beste vrienden. Vanaf het moment dat ik bij Kampong speel, zijn zij mijn beste maatjes. Wij werden samen ‘De drie musketiers’ genoemd. Tom en Dylan zijn nu al zes jaar mijn huisgenoten. Toen ik naar het eerste ging van Kampong, zijn zij naar Voordaan gegaan. Nu spelen ze bij Qui Vive, waar Tim Oudenaller coach is.’

‘Het hockey heeft mij deze twee vrienden gebracht. Dat is zo bijzonder. Met Tim, zijn vriendin Fieke, Tom en Dylan en de ouders eten we één keer per jaar met z’n allen bij iemand thuis. Om met elkaar in contact te blijven. Dat is precies wat hockey met zich meebrengt, en is wat mij betreft het mooiste aan onze sport: de vriendschappen en de verhalen die je met elkaar deelt. Alle mooie momenten die je samen meemaakt. Dat we elkaar nog zo vaak spreken, is typisch hockey. Dat sociale is zo waardevol.’

Tim Swaen (Bldaal) in duel met Lars Balk (Kampong) tijdens de hoofdklasse hockeywedstrijd heren, Bloemendaal-Kampong (1-2). Foto: Koen Suyk

Genieten is het belangrijkste

‘Voor mij voelt naar de hockeyclub gaan, elke keer als thuiskomen. Mijn liefde voor de sport is de liefde voor mijn teamgenoten en de club. Met een mooie groep gasten doelen stellen en die behalen. Dat is ook wat ik zes jaar geleden heb meegekregen van Constantijn Jonker en Quirijn Caspers (voormalig teamgenoten van Kampong, red.), toen ik bij Heren 1 kwam. Zij waren toen de oudere gasten. Genieten, dat is wat ze vooral vaak tegen me zeiden. Dat is wat ik iedereen wil aanraden. Ook talenten. Ga niet krampachtig lopen doen. Doe het niet omdat je gepusht wordt door je ouders. Je moet er zelf honderd procent achter staan, anders moet je het niet doen. Heb plezier. Als je geniet kom je het verst. Daar geloof ik heilig in. Dat zou mijn tip voor talenten zijn.’

‘De meeste spelers houden ervan om doelpunten te maken. Ik vind het zelf heerlijk om de hele wedstrijd een mannetje uit te schakelen. Ik vind het mooi om een aanvaller uit de wedstrijd te spelen en ballen af te pakken. Geef mij op zondag een opdracht en ik zal je niet teleurstellen. Dat is mijn kwaliteit. Een wedstrijd die ik me goed herinner is het WK zaalhockey in 2015. Daar was Michael Körper voor Oostenrijk dé grote man. Hij was de topspits, ik een jong mannetje. Ik vind het dan heerlijk om zo’n speler te irriteren en mijn stick te laten spreken. Het was fantastisch om tijdens de wedstrijd die gefrustreerde kop van hem te zien, van daar heb je die klootzak weer. Natuurlijk moet hockey fair blijven, maar je mag als verdediger de grens opzoeken van wat toelaatbaar is. Daar hou ik van en dat gebeurt ook regelmatig.’

Ashley Jackson (HGC) met Lars Balk (Kampong) tijdens de hoofdklasse hockeywedstrijd heren, Kampong-HGC (3-3). Foto: Koen Suyk

Verdedigen

‘Als het eerste fluitsignaal gaat, begint het verdedigen voor mij. Het gaat erom die eerste bal af te pakken. Om er in het begin net wat harder in te gaan en er goed op te klappen. Hard en fair. Om meteen lekker in de wedstrijd te zitten. Ik ken onderhand bijna alle aanvallers. Je kijkt beelden. Alles wordt doorgenomen. Ik houd er zelf van om dicht tegen mijn man aan te staan. Te voelen waar hij heen wilt. Natuurlijk speel je soms zone- en soms mandekking, maar in eigen cirkel blijft het toch vaak mandekking. Dan is het spelletje de aanvaller te voelen. Soms word je  goed verneukt. Dan moet je dat accepteren.’

‘Constantijn Jonker zocht je altijd op. Billy Bakker heeft een ontzettend goede techniek en enorme lichaamsschijn. Mirco Pruyser heeft dat grote lichaam. Seve van Ass is heel snel op de eerste meters. Roel Bovendeert gaat weer overal voor liggen. Het is mooi om zulke spelletjes met de aanvallers uit te vechten. Ik herinner me nog goed de NK-finale van 2018 tegen Amsterdam. Billy werd toen wel een beetje gek van me. Hij kwam er een keer langs, toen hij me goed had verneukt. Hij was me voorbij, ik viel zelfs. Toen floot de scheidsrechter voor een eerdere overtreding. Ben ik er een keer langs, gaat-ie fluiten. Je had dat hoofd van Billy moeten zien. Dat vind ik echt mooi. Dan geniet ik.’

Billy Bakker (Adam) met Lars Balk (Kampong) tijdens de hoofdklasse hockeywedstrijd mannen, Kampong-Amsterdam (4-3). Foto: Koen Suyk

Balk moet niet gaan pielen, vindt hij

‘Tophockey is soms hard. Ik speelde het WK in 2018 in India en het EK in Antwerpen, maar het ging een tijdje minder goed en ik werd daarna niet geselecteerd voor de olympische kwalificatiewedstrijden in oktober tegen Pakistan. Mijn lichaam was ook niet honderd procent. Ik had veel last van mijn hamstrings en selectie van Oranje zat continu in mijn hoofd. Ik zal altijd hamstringoefeningen moeten blijven doen. Een kwartier voor elke training probeer ik met een foamroller al even te rollen, om mijn hele rug los te maken, want daar kwamen mijn klachten vandaan. Een kwartier of half uur hamstringoefeningen zijn er permanent bijgekomen in de fitness. Dat is iets wat ik mijn hele carrière preventief zal blijven doen.’

‘Als ik een goal voorkom, is dat normaal. Een groot probleem voor mij was dat alléén maar verdedigen minder gewaardeerd wordt in Nederland. Daardoor ging ik steeds meer aan mezelf twijfelen en wilde ik aanvallend meer laten zien. Want mooi aanvallen hoort bij de Nederlandse hockeycultuur. Terwijl ik zeker niet moet gaan pielen of de beslissende pass moet willen geven.’

‘Nadat ik niet was geselecteerd voor de wedstrijden tegen Pakistan heb ik veel gesprekken met mensen gehad. Ook met de staf van Oranje en van Kampong. Ik heb geleerd dat ik terug naar de basis moest. Waar ben ik nou goed in? Waarvoor werd ik nou geselecteerd voor Oranje? Vanwege mijn verdedigende kwaliteiten. Mijn coaching. Door dat besef ben ik nu weer een betere hockeyer geworden. Ik kan een bal goed afpakken. Mijn timing is prima. Ik kan een duel hard maken. Ik ga er stevig in. Ik word er niet snel uitgerend. Ik kan een blok zetten. Ik kan het team helpen door op het juiste moment een slimme overtreding te maken. Dit zit allemaal in mijn natuur. Mijn basis is verdedigen, ook als ik op het middenveld sta, zoals bij Kampong. Ik moet een mannetje uitschakelen en veel communiceren. De bal afpakken en dan de bal naar een medespeler passen. Ik leer daarin zoveel van Sander de Wijn. Dat is mijn ogen de beste verdediger van de wereld.’

‘Ik voelde me nu weer goed. Ik zat er weer lekker in. Juist als ik me focus op verdedigen, gebeuren er aanvallend mooie dingen. Zoals die goal tegen Canada op het WK. Toen zat ik lekker in m’n vel en kreeg ik het vertrouwen van het team en de staf.’

Vanaf 0:30 de schitterende goal van Lars Balk, in de cross-over tegen Canada op het WK in India.

Een nieuwe functie als strafcorneruitloper

‘De strafcorner en de analyse daarvan vind ik een mooi onderdeel van het spel. Je probeert zoveel mogelijk de strafcorner uit te lopen of er geen een tegen te krijgen. Als ploeg is de strafcorner steeds meer iets waarmee je je kunt onderscheiden. Sinds kort ben ik nu de eerste uitloper (Sander de Wijn wil in principe geen strafcorners meer uitlopen, red.). Hiervoor was ik lijnstopper, maar toen ze me vroegen als uitloper heb ik niet getwijfeld. Ik vind het lekker om me honderd procent op iets te focussen. Nu ben ik er veel op aan het trainen.’

‘Je moet gek in je kop zijn, om het te doen. Het wordt steeds gevaarlijker en het gaat steeds harder. Toch vind ik het een mooi spelletje. Om je voor die bal te gooien. Maar het is veel meer dan dat alleen. De kunst van het uitlopen is de timing. Op tijd je hoofd omhoog en de stick omlaag. Naar de bal blijven kijken. Natuurlijk zit een ongeluk in een klein hoekje. Vroeger hield je de stick in je rechterhand. Tegenwoordig loopt iedereen suicide, maar het is de kunst zo dicht mogelijk bij de bal te komen, dan valt het risico mee. We zijn goed beschermd, met gezichtsmasker, een toque en iets in je schoenen.’

Lars Balk (Ned) met Gauthier Boccard (Belgie) tijdens de finale tussen België en Nederland bij het WK Hockey heren in het Kalinga Stadion. Foto: Koen Suyk

Buiten spelen met je vrienden

‘Eigenlijk is hockey een raar spel, met 22 man achter een bal aanrennen, met een stok in je hand. Maar het is voor mij het mooiste spelletje. Elk jaar gaat het harder en harder. Dat vind ik schitterend. Ons team van Kampong is een vriendenteam. Bjorn Kellerman spreek ik dagelijks. Op een wedstrijddag spreek ik altijd met Bjorn af in het Griftpark (in Utrecht, red.), om kwart over tien. Dan lopen we rustig een rondje en lullen we over alles. Soms is het gesprek luchtig, soms serieus. Het zijn de momenten dat je over andere dingen praat dan hockey.’

‘Hockey is voor mij in essentie buiten spelen met je vrienden. Nog steeds. Uiteindelijk is dat altijd het belangrijkste voor mij geweest. Met Jonas de Geus, Terrance Pieters, Derck de Vilder en Jip Janssen trekken we bij Kampong erg naar elkaar toe. Dan heb je een hele intensieve trainingsweek met elkaar gehad, en gaan we op vrijdag alsnog met z’n vijven lunchen in Amsterdam. Dat is zó bijzonder.’

Lars Balk met zijn beste vrienden en huisgenoten, Tom Frohn en Dylan Vermeij. Foto: Ron Vermeij

Lees ook andere hockeymonologen:


Wat vind jij? Praat mee...