Brenninkmeijer: ‘Overbelasting kinderen komt voort uit angst clubs’

Lutger Brenninkmeijer begeleidt hockeyverenigingen bij het optimaliseren van hun opleiding onder andere als consulent technisch beleid (CTB) namens de KNHB en is betrokken bij verenigingsondersteuningstrajecten van het NOC*NSF. Hij is de favoriete jeugdtrainer van Amsterdam-aanvoerder en international Billy Bakker. Naar aanleiding van alle discussies afgelopen weken over hoe vaak kinderen moeten hockeyen heeft hij een duidelijke mening: ‘Haal die Berlijnse muur weg tussen de selectieteams en de breedteteams.’

Sinds 2000 heeft Brenninkmeijer tientallen clubs begeleid door het hele land. Er zijn weinig mensen die beter kunnen schetsen wat de realiteit is van de jeugdopleidingen bij de verschillende hockeyclubs in Nederland. ‘Je ziet in de jongste jeugd vaak dat de 8E1 en de 8E2 een goede trainer krijgen. Terwijl het voor de 8E3 en 8E4 een welwillende ouder is’, begint hij zijn betoog.

‘Waarom denk je dat ouders hun kinderen allemaal in de C1 willen hebben? Omdat de C1 bij wijze van spreken een trainer, psycholoog en videoman heeft en vier keer per week traint. Terwijl de C2 wekelijks maar één keer het trainingsveld ziet. Die C2’er zal dan niet snel invallen bij de C1, want dat wordt dan altijd iemand uit Jongens D1. Zo haken gemotiveerde kinderen in lagere teams teleurgesteld af. Ik ben voor een systeem waarbij alle jeugdspelers een horizon hebben. Er is een te grote scheidslijn tussen de selectieteams en de breedteteams. Maak dat verschil minder groot. Bij Amsterdam bedongen we vroeger dat de coach van de Jongens B1 ook de jongens B2 en de B3 training zou geven. De technisch coördinator moest verplicht alle jongste jeugdteams training geven.’

Resultaatdoelen versus procesdoelen

‘Bij een ideale jeugdopleiding ga je nadenken wat je kinderen wil meegeven. Wat voor waardes. Leer kinderen eigen doelen te stellen en autonoom te zijn. De consequenties van hun eigen keuzes aanvaarden. Zorg dat ze elkaar waarderen. Zeg als coach niet dat je kampioen wilt worden maar vraag de groep wat ze dat jaar willen bereiken. Het gaat dus niet om het opfleuren van de cv van de trainer maar om de ontwikkeling van de spelers! Je hebt resultaatdoelen en procesdoelen. Resultaatdoel is als eerste eindigen. Een procesdoel is bijvoorbeeld het perfect aangeven van de strafcorner of een team zijn dat er voor elkaar is en elkaar helpt. Die laatste doelen zijn veel uitdagender waar je als team of individu veel meer invloed op hebt. Stel, het kampioenschap is na een paar maanden uit beeld. Hoe wordt dan de rest van het jaar? Gaat deze dan als een nachtkaars uit? Of heb je nog genoeg doelen die je met elkaar nog wel kunt behalen? Denk daar goed over na!’

Amsterdam jongens C1 landskampioen. Coach Lutger Brenninkmeijer rechts in pak. Billy Bakker vierde van links op de tweede rij. Brenninkmeijer is trots op de landstitel, maar was nog trotser dat het team er een was dat met respect met elkaar omging: ‘Dat iedereen zichzelf kon zijn. Dat vond ik heel bijzonder. Dat was de doelstelling voor het seizoen.’

Misstanden

Brenninkmeijer komt veel verschillende zaken tegen die de laatste jaren zijn veranderd in het hockey. ‘Kinderen worden tegenwoordig door de clubs vanaf 1 augustus opgeëist. Dus een fatsoenlijke vakantie om even lekker het hoofd leeg te maken en met andere dingen bezig te zijn, is er niet meer bij.  Laat kinderen fris en fit aan een nieuw jaar beginnen. Ook wordt er al geselecteerd vanaf de E’tjes en zelfs al bij de F’jes, terwijl alle wetenschappelijke onderzoeken uitwijzen dat je pas na de groeispurt kunt selecteren en geen roofbouw op ze moet plegen. Ik selecteerde zelf niet voor de C-jeugd. Pas na de D’tjes zie je dat kinderen zelfstandig keuzes kunnen maken en zie je of ze daadwerkelijk intrinsiek gemotiveerd zijn en niet alleen aan het ideaalbeeld van hun vader of moeder willen voldoen.’

Waarom wordt er zoveel getraind?

Maar waarom zijn de scheidslijnen tussen de selectie en breedteteams zo groot en wordt er soms al zoveel getraind bij relatieve jonge jeugd, zoals oud-international Rob Reckers en KNHB-talentcoordinator Gerold Hoeben opmerkten? Brenninkmeijer: ‘Ik zie soms pure angst bij clubs om de boot te missen. Besturen kijken vaak erg naar hun eigen wensen. Dan vinden ze dat ze Hoofdklasse moeten spelen, omdat anders talenten zouden weglopen. Ze vinden dat ze een bepaalde klasse moeten spelen, omdat ze anders geen uitstraling hebben. Ze denken dat ze een bepaald niveau moeten spelen, omdat ze anders geen sponsors kunnen halen. Heren 1 en Dames 1 zijn belangrijk. Dat is de sfeer. Dus moeten kinderen zo vroeg mogelijk aan de bak. Maar kinderen zijn geen middel. Draai het om: faciliteer de ambities van de leden.’

De mening van de leden en niet alleen van het bestuur zijn daarin belangrijk, vindt Brenninkmeijer. ‘Je ziet dat besturen zich blindstaren op tophockey. Ze vinden dat de jeugdopleiding moet afleveren aan de eerste team. Dat wordt dan het eerste doel, van bovenaf opgelegd. Zij bepalen vaak wat er gebeurt, terwijl de leden soms iets heel anders willen. Het doel moet zijn: wij hebben een hockeyvereniging waar mensen samenkomen. En wij willen een platform zijn voor iedereen. Wat zijn de waarden die je wilt uitstralen bij een vereniging? Een vereniging is een plek waar alle mensen samenkomen. Wat mij voor de jeugd aanspreekt is om kinderen uit te dagen en te leren zelfstandige keuzes te maken. Zodat ze zelfstandige volwassen hockeyers worden, waarbij de een op een hoog niveau speelt en de ander niet. We willen mooie mensen maken, waarbij hockey een speelse manier is om dit te bereiken.’

Teveel blessures

Brenninkmeijer eindigt met een waarschuwing, omdat hij in zijn werk steeds vaker blessures ziet bij jeugdspelers. ‘Het blessureleed neemt tegenwoordig exponentieel toe. Dat horen we van coaches en ouders. Dat zijn overbelastingsblessures, maar ook blessures omdat kinderen te veel onder druk staan. Als je een onveilige leeromgeving creëert met bloedfanatieke trainers die er vooral voor hun eigen carrière zijn en kampioen worden als heilige graal zien, krijg je ook kinderen die niet zelfstandig denken maar vooral uitvoerder zijn. Zij luisteren dan niet meer naar zichzelf en gaan over grenzen om maar mee te kunnen met  de sneltrein, met alle gevolgen van dien. Ouders projecteren vaak hun eigen verleden op het kind. Dat leggen ze, vaak onbewust, op aan hun kinderen. Rijden elke week vijftig kilometer naar een hockeyschool en kijken de hele training, waarmee ze een druk op het kind leggen. En dan krijg je kinderen die op een gegeven moment zeggen: ik vind dit niet meer leuk.’

Lees meer over talentontwikkeling:


9 Reacties

  1. EdwinvandenHeijkant

    Heel goed stuk. Echter zie het bij weinig clubs. Heb het bij 2 clubs waar ik trainer was voorgesteld met daarbij een onderliggend beleidsplan. Ben nog net niet weggehoond. Wat ik nog mis is dat ook vanuit de club een bepaalde visie en doel moet zijn om de goede spelers te begeleiden. Dus in plaats van als klein clubje je talenten krampachtig te behouden, je open te stellen en als satellietclub de talenten te laten doorgroeien .

    1. LutgerB

      Biz around! Gelukkig horen steeds meer besturen dit. Maar het is vooralsnog zendingswerk!

  2. FrankvanderMeer

    Mooi stuk en zeer herkenbaar. In aanvulling hierop, selectie bij D, E en Fjes op basis van techniek is volgens mij ook niet de beste stap die je kunt nemen. Echter, wat ik zelf al jaren zie is dat je vanaf de F tot ongeveer de D een groep 'dromers' en ' wakers' hebt. En beide helpen elkaar niet om elkaars plezier in hockey te laten toenemen. In de F-jes zie je dat het de kids in het begin niet zoveel uit maakt nog maar hoe dichter ze bij de D leeftijd aankomen zie je de frustratie en dus ook het hockeyplezier veranderen. Want meestal leidt dit tot het gedrag waarbij: - tijdens trainingen de dromers meer aandacht krijgen en de wakers dus niet de noodzakelijke uitdaging - tijdens wedstrijden het wedstrijd plezier wegvalt omdat bij een overtal aan dromers in een team de enkele wakers niet meer voor winst kunnen zorgen - wakers ervoor gaan kiezen om de dromers over te slaan - wakers met een andere mentaliteit en dus ook verwachting het veld op stappen als de dromers. Het is misschien een taboe om het zo op te schrijven maar ik pleit er wel voor om niet een prestatie selectie te houden maar wel een inzet/ motivatie selectie te houden binnen de F-E-D lijn. Dit helpt de clubs om betere en meer toegepaste trainingen te geven waarbij ieder kind op zijn motivatie niveau getraind wordt.

    1. LutgerB

      Ik ga mee in jouw gedachtegoed. Dit noem ik geen selecteren maar samenstellen. Nu deel nje niet in op rangorde van de kids maar op onderlinge verhoudingen binnen groepen. Dat is prima om te doen!

  3. vostammer

    Het verhaal van die Berlijnse muur heb ik hier ook al eens in de verf gezet. Zij die het geluk hebben op het juiste moment op de juiste club door een prestatiehoepel te springen, worden uitverkoren. Zij spelen in de hoogste teams, met de beste trainers, terwijl hun leeftijdsgenootjes al dolblij zijn als ze op hun 15e een bal van a naar b kunnen flatsen. De eerste groep had wsl ouders die het inzicht hadden en de bereidheid hun kind naar de extra trainingen van een hockeyschool te rijden ( ook al wilde dat kind dat niet even graag) , en de tweede groep had wsl ouders die hun kind lieten beslissen: "Playstation en chips". Tsja. Je moet een kind vooral heel weinig laten beslissen. Werken moeten ze! Die handen moeten wapperen, en een kind moet vooral niet voortdurend op zijn billetjes zitten. Over de hele linie wordt er in NL juist veel te weinig getraind. Zo laten we het gros van onze hockeyjeugd in de kou staan. Of denkt hier iemand serieus dat de kinderen buiten de topgroepjes ook nog maar enige kans maken aan te haken bij spelers van hoog niveau? Maar ja "het zijn mooie mensen". Ik moet altijd denken aan mijn neefje die hoofdklasse speelt. Middelmatig getalenteerd, en ook al niet echt snel, maar in het begin opgejaagd door bezeten en "pushy" ouders (kwamen uit het voetbal trouwens) : extra trainingen op zondag. 3 weken hockeykamp in de zomer, 1 week in de winter en soms nog een privétrainer, want "backhand, dat kun je leren". Zo stroomde deze jongeman met pijn en moeite (een groot talent was het niet) de jeugd van een grote club in. En toen ging veel vanzelf. Het gespreide bedje was daar, en de extra trainingen bestonden nu uit 4 maal per week naar de sportschool , want "gespierd worden, kun je oefenen". Of de jongeman Oranje ooit gaat halen betwijfel ik, hij groeit hooguit toe naar een dragende speler in een club in de onderkant Hoofdklasse maar hij is blij, dolblij, dat zijn omgeving hem nooit de gelegheid heeft gegeven te lapzwansen als kind.

    1. LutgerB

      Stimuleren is super belangrijk! En kinderen dingen meegeven waar ze zelf niet snel op komen ook. Daar heb je als ouder inderdaad een belangrijke rol. Als mijn vader mijn broertje niet letterlijk onder de arm had meegenomen en lid had gemaakt van voetbal dan was hij op de grond blijven liggen achter de tv. Maar dat is wel iets anders dan kinderen continu (op en over het randje) blijven pushen. Dan is het niet meer in het belang van de gezondheid van het kind. Een goede balans is belangrijk. Daar pleit ik voor: kies voor een opvoedende en inspirerende rol in plaats van een droombeeld najagen.

  4. daniel-van-son

    Helemaal mee eens Lutger en mooie reacties hier ook. Een kind moet uiteindelijk zichzelf ontwikkelen en inzien wat haalbaar is. Zelf ben ik na 25 jaar weer de sportschool ingedoken en doe ik dat één keer intensief per week en dan mag mijn lichaam weer de rest van de week die overheerlijke stoffen aanmaken/oproepen. Ja, luisteren naar je eigen lichaam, dat begint al in de jeugd. Soms zie ik wel erg jonge jeugd in die sportschool en denk ik meisje of jongen ben je daar nou al wel aan toe ? Daar ga je niet al die overheerlijke stoffen mee oproepen. De eerste club waar ik trainde noemde ze ook wel de Af Haal en Breng Club. Er stonden de hele middag al met al zo'n 200 kinderen op het veld die zo ongeveer om en om opgehaald en gebracht werden als ware het een kinderdagverblijf maar het tegenovergestelde is natuurlijk ook niet goed. Bij de meisjes waren de B2 en de B3 wel erg achtergesteld aan het raken t.o.v. de MB1 maar nadat ik weg ging ging het tij zich keren geloof ik wat te zien was in waar ze ingedeeld waren de twee jaren daaropvolgend. Ik ben dus wel benieuwd hoe de situatie nu is daar want ik zou altijd nog wel willen terugkeren in een wat bevredigender situatie.

    1. LutgerB

      Helemaal mee eens! Amsterdam heet ook wel de Amsterdamse Haal & Breng Club. Op zich hoeft dat niet verkeerd te zijn. Wat heb je liever: ouders die zich er niet zo om bekommeren of van die manager ouders die alles voor het kind bepalen. Ik wilde niet dat mijn ouders ongevraagd langs de lijn stonden. Gewoon omdat het mijn uurtje waas, ff zonder een ouderlijke blijk. En als ik het leuk vond, dan stonden ze voor me klaar. Dat noem ik betrokkenheid. Er zijn veel ouders die er voor zichzelf staan. Ik heb ook wel eens verzoeken van ouders gehad om het team te handhaven het nieuwe jaar omdat zij (de ouders) het onderling zo leuk met elkaar hadden... Het gaat niet om moeten voor de kinderen maar om willen!

  5. daniel-van-son

    Klopt. Ik heb menig tennis potje verloren omdat mijn vader met zijn neus tegen het hek stond maar tijdens de eerste drie districtstoernooien had ik wel erg veel pech zeker toen ik 10 c.q. 11 was en gelijk tegen de 1e geplaatste moest. Later begreep hij dat. Toen kwam ook de ware betrokkenheid naar boven. Tja, die verzoeken van die ouders herken ik wel en de veren gaan wel erg overeind staan als je de intentie hebt om iets voor ze te doen. Het is beter om je dan maar op de vlakte te houden. Ik geloof dat we wel heel erg op één lijn zitten. Dat heb ik tijdens mijn korte trainers carriere node gemist op een aantal uitzonderingen na. Mocht je wat voor me kunnen betekenen c.q. als we wat voor elkaar kunnen betekenen dan hoor ik het graag. Mijn mailadres is dcvanson@hotmail.com.


Wat vind jij? Praat mee...