Wat op 23 maart 1969 een normale uitwedstrijd bij EMHC had moeten zijn, werd de grootste nachtmerrie voor het eerste mannenteam van Venlo. Met vier van hen gaan we terug naar de zwartste dag uit hun hockeybestaan. De dag dat hun teamgenoot John Nefkens zo hard door een bal werd geraakt, dat hij overleed.
Een mooi stel. Dat zijn Henk Brandsma, Pierre Houben, Paul Brauckmann en gastheer Hein Leurs. Samen goed voor liefst 54 seizoenen in het eerste van hun VHC. Plakboeken op de keukentafel. Vlaai voor de neus. Veel verhalen. Namen. Anekdotes. Soms de weemoed in de ogen. Zij waren erbij op 23 maart 1969. Ongewild ooggetuigen van een tragedie.
Het is niet zomaar een ploegje, dit Venlo. Twee jaar eerder werden ze landskampioen, een strijd die toen nog ging tussen de vier beste teams van de gewesten. Tijdens het gesprek ligt de dvd die later van die titelstrijd is gemaakt nog op tafel. Als trots bewijs van de glorie van toen.
Alle vier stonden ze in dat succesjaar in het veld. Leurs in de goal, altijd zijn dienstbril uit het leger dragend. Middenvelder Brauckmann, later nog reserve bij Oranje op de Spelen van München. Brandsma, met als bijnaam ‘brains’, de aanvoerder van het team. En routinier Houben, die al sinds 1955 in het eerste speelde.
Houben stopte na het behalen van de landstitel en ging naar het tweede. ‘Maar toen Henk in 1969 zijn arm brak, hebben ze mij weer van stal gehaald.’ Op de fatale dag in maart speelde Brandsma dan ook niet mee. De captain vertelt: ‘Onze coach Piet Nefkens, inderdaad de vader van John, had gevraagd of ik bij Tilburg-HTCC wilde kijken. HTCC was onze voornaamste rivaal in het kampioenschap van het zuiden. Daar moesten we nog tegen spelen. Dus kon het geen kwaad om wat meer van ze te weten.’
Op het veld was niemand meer. Behalve John, die door twee dames werd gereanimeerd. Henk Brandsma, aanvoerder van Venlo in 1969
‘Daarna ben ik naar EMHC gegaan. Toen ik daar aankwam, merkte ik meteen de paniek. Een oud-teamgenoot liep me al tegemoet. “Het is helemaal mis”, zei hij. “Er is een ongeluk gebeurd. John gaat dood.” Op het veld was niemand meer. Behalve John, die door twee dames werd gereanimeerd.’
We spoelen de film een paar minuten terug.
Het is het begin van de tweede helft in de wedstrijd. De dag is grauw, het natuurgras nat. ‘Ik kreeg de bal van onze linksachter’, herinnert Brauckmann zich vrij precies. ‘Van Piet moest elke aanval over rechts gaan. Dus ik verlegde de bal, naar Jac van Eijck, een andere middenvelder. Hij sloeg ‘m diep. John sprintte op die bal. Maar een verdediger van EMHC was er eerder bij. Hij sloeg de bal direct weer naar voren. John liep nog richting de bal en kreeg ‘m vol op zijn borstkas. In de hartstreek, zo bleek later. John zette nog een paar passen en viel neer in de cirkel. Spartelend met z’n benen. Daar lag hij op de grond. Een hartstilstand.’
‘Ik stond als keeper natuurlijk aan de andere kant van het veld’, vertelt Leurs. ‘Zag eerst niet goed wat er gebeurde. Het spel lag stil en ik kreeg het koud. Geef me maar een paar ballen, zei ik tegen de verdedigers. Ik had helemaal niet door dat het zo erg was. Totdat iemand zei: ‘Ik denk dat hij niet meer opstaat.’ Die woorden vergeet ik nooit meer.’ Brauckmann: ‘Ik was toen al weggelopen, denk ik. Ik kon dat niet goed handelen.’
Houben: ‘Die dames die het veld inkwamen, waren supporters van ons. Allebei toevallig verpleegster. Eentje was een zus van een teamgenoot. Zij gingen er snel op af. Wij stonden eerst op het veld af te wachten, maar hoe langer John daar lag, hoe meer het besef kwam. Dit is echt mis. Iedereen droop langzaam af. Ik zie het nog zo voor me: dat lege veld met alleen John erop die in alle stilte gereanimeerd werd. Een vreselijke aanblik. In mijn herinnering duurde het heel lang voordat de ambulance er was.’
Leurs: ‘We waren daar nog toen John werd afgevoerd. Hoopten natuurlijk nog dat het goed zou komen. Al zag het er toen al slecht uit. Het was muisstil in de auto toen we terugreden.’
Een week later overleed Nefkens in het ziekenhuis, aan de complicaties van zijn hartstilstand. ‘Kijk’, zegt Leurs, terwijl hij een plakboek openslaat. ‘Ik heb de rouwkaart bewaard. En de brief van de club aan de leden, waarin staat geschreven dat John is overleden. Ik heb het nooit weg willen doen.’ Leurs slaat de bladzijde om. Een vertederende blik. ‘Dit vond ik ook nog. Een lijstje met doelpuntenmakers tussen 1965 en 1970. Wie stond er bovenaan? John. 29 doelpunten.’
Waarom ze toch het seizoen afmaakten
Even overwoog de selectie om na de tragedie het seizoen te beëindigen. Overmand door emoties zagen ze niet hoe ze verder moesten. ‘Maar juist Johns vader moedigde ons aan om door te gaan. Dat wilde hij graag. Piet had het team geboetseerd. Misschien zou John dat ook wel zo hebben gewild’, zegt Brandsma. ‘Dus dat deden we ook.’
Leurs bladert verder in zijn persoonlijke archief. Het boek nog op schoot. Hij stuit op een krantenknipsel en citeert: ‘Beheerst Venlo naar zege op HTCC. Dat staat erboven.’ Bewogen leest de doelman verder: ‘Het team heeft gehoorzaamd aan de instructies die de niet aanwezige coach Piet Nefkens had gegeven. Geen emoties, maar tweehonderd procent inzet. Tot het bittere einde vechten.’
Dat deden ze dus. Het duel met HTCC was de eerste na het ongeluk met Nefkens. Daarna volgde nog de wedstrijd tegen EMHC, die opnieuw moest worden gespeeld. ‘Bij Union, op neutraal terrein’, vult Brauckmann aan. ‘Zeer beladen. Vooraf werd er een minuut stilte gehouden.’ Omdat Venlo won, werden ze – bizar genoeg – kampioen van de Eerste Klasse Zuid. Hierdoor streden ze ondanks alle ellende weer mee om de landstitel, die uiteindelijk naar Laren zou gaan. Venlo verloor de finale en werd tweede. ‘Ik vind nog steeds dat een doelpunt van hen niet had moeten tellen’, moppert Houben, quasi boos. ‘Ze maakten sticks.’
Op wilskracht sleepte Venlo zich naar dat fraaie resultaat. ‘We kenden elkaar door-en-door’, vult Brauckmann aan. ‘Met vijf jongens uit dat team ben ik begonnen met hockeyen. We woonden bij elkaar in de straat. De Hogekampweg.’ Houben: ‘Ah ja, de HKW.’ Brauckmann vervolgt: ‘We speelden samen buiten als kinderen. Kwamen dagelijks over de vloer bij de familie Nefkens. Het touwtje hing daar uit de brievenbus. Dus ja, we waren een vriendenteam. We zien elkaar nog ieder jaar. Borrelen, eten, onze dames erbij. Henk regelt dat natuurlijk. Hij blijft de aanvoerder.’
We hebben het samen opgelost. Op onze manier. Bleven doen wat ons samenbracht. Hein Leurs, doelman van Venlo in 1969
Leurs: ‘Het woord slachtofferbegeleiding bestond in onze tijd nog niet. Er was geen hulp of zorg achteraf. We hebben het samen opgelost. Op onze manier. Bleven doen wat ons samenbracht. We brachten samen de kist de kerk naar binnen bij de begrafenis. En stonden samen weer te trainen.’
Houben: ‘We hebben Johns dood als een feit geaccepteerd. Als-dan-gedachten hebben geen zin. Dat wisten we. Ik ben niet anders tegen het hockey aan gaan kijken, maar het is uiteindelijk wel de reden geweest dat ik helemaal gestopt ben. Toen ik later in de veteranen speelde, probeerden ze daar de backhand uit, zoals we die nu kennen. De bal schoot alle kanten op. Uit angst voor een foute afloop heb ik toen bedankt.’
‘Rond 1 april, de sterfdag van John, denk ik er altijd wel even aan’, zegt Leurs. ‘Natuurlijk geef je het een plaats. Maar helemaal weg is het nooit.’
De zelfgemaakte bodyprotector
Het ongeluk met Nefkens zorgde ervoor dat Leurs een van de eerste Nederlandse keepers werd met een bodyprotector. ‘Dat was een idee van mijn vrouw Loes (oud-international Leurs-Seelen, red,). Zij naaide twee lappen flanelstof aan elkaar, met vette watten ertussen. Die droeg ik daarna onder mijn keepersshirt.’
‘Ik heb altijd gezegd: als dit bij iemand had moeten gebeuren, had het mij moeten overkomen. Ik kreeg zoveel ballen op mij afgevuurd. Bij mij liep het goed af, voor John niet. Hij was op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats. Onze goaltjesdief.’
‘Wist je dat hij heel goed kon zingen?’, zegt Brauckmann. ‘We hebben veel te kort met hem gehockeyd. Maar gaan ‘m nooit vergeten. Leuke, geestige man. Onze John.’
1 Reactie
Eelco Houwink
Indrukwekkend. Ik heb het tweemaal moeten wegklikken, omdat je dit soort dingen (als “laatste” man…) niet graag leest. Maar mooi opgetekend…