De Heeren van Brabant: een bijzondere samenwerking in het zuiden

Elk jaar zagen ze de jongensteams slinken. HOCO, Udenhout en Berkel-Enschot keken om zich heen en vonden elkaar. Het resultaat? Een nieuwe, gezamenlijke clubnaam voor hun jongenselftallen. Vanaf vandaag zijn ze te zien op de velden in het zuiden: De Heeren van Brabant. 

‘Schrijf het wel goed op hè, het is met twee keer een e’, benadrukt Sandra Krebber van Berkel-Enschot. ‘Een beetje dispuutachtig. We wilden iets stoers uitstralen. Een groep waar je bij wil horen.’ 

Krebber zit op het terras van HOCO. Sinds kort is de club in Oisterwijk bekend terrein voor het lid van de werkgroep van de samenwerking. Samen met Jasja van der Veen van Udenhout en Michiel Janssen van HOCO vertelt ze over het ontstaan van deze bijzondere samenwerking. Allemaal zitten ze in de technische commissie van hun eigen club én hebben ze zonen in de kersverse teams van De Heeren van Brabant.

‘Vier jaar geleden hebben we de eerste stappen gezet’, vertelt Krebber. ‘Destijds hebben we de jongenslijnen van Berkel en Udenhout in elkaar geschoven. Een traditionele samenwerking, zoals de laatste jaren vaak gebeurt in verschillende regio’s. De afname in de jongenslijn is een probleem dat in heel Nederland zichtbaar is.’

Van links naar rechts: Jasja van der Veen, Michiel Janssen en Sandra Krebber. Foto: Willem Vernes

We zagen een D1 aankomen met 21 jongens Michiel Janssen, Tc-lid HOCO

Van der Veen: ‘Als Udenhout zijn we stukken kleiner dan Berkel – en HOCO. In de jongste jeugd kunnen we nog wel teams formeren. Maar in de elftallen kregen we structurele problemen. Er waren simpelweg niet genoeg jongens. Daarom was Berkel een ideale oplossing. Het is maar een kwartier fietsen tussen beide clubs. We hebben in 2018 besloten om onze jongens vanuit de D’tjes door te laten stromen naar Berkel. Natuurlijk was dat in het begin raar en deed zo’n beslissing pijn. Maar het is nog pijnlijker als je jongens verliest die wel willen hockeyen.’ 

Op exact twaalf minuten fietsen van Berkel ligt HOCO. In Oisterwijk liepen de aantallen in de jongenslijn heel langzaam terug, ‘Er ontstonden geen heel grote gaten, maar de teamindeling werd ieder jaar wel lastiger’, zegt Janssen. ‘Corona heeft dat proces versneld, de afname nam toe. We zagen een D1 aankomen met 21 jongens. Dat is voor niemand wenselijk. Te veel jongens, te veel verschillende niveaus. Dus moest er wat gebeuren.’

Krebber: ‘Toen wij naar onze cijfers keken voor dit seizoen, schrokken we. We konden nog maar vier jongenselftallen teams maken. Een jongens B, twee C-teams en ook een veel te groot D-team. Toen HOCO aanklopte, stonden we dus zeker open voor een nieuwe samenwerking.’

De nieuwe tenues zijn er nog niet, een logo al wel. Foto: Sandra Krebber

Anders dan alle andere samenwerkingen

‘Toen het weer mocht’ in februari, na afloop van alle corona-restricties, staken de clubs de koppen voor het eerst fysiek bij elkaar. Het doel: een samenwerking voor de A- tot en met de D-jeugd. Van der Veen: ‘Iedereen had daarvoor al gekeken naar de andere samenwerkingen in het land. Wat ons opviel, was het kortstondige karakter. Elkaar helpen met als doel om later weer uit elkaar te gaan. Dat is – of in ons geval was – ook de insteek van de bond. Uiteindelijk is het beleid om ooit weer op eigen benen te staan als club, als dat kan.’

Janssen: ‘Maar eigenlijk zagen we dat helemaal niet zitten. Met die afnemende cijfers in de hand was het compleet niet logisch en wenselijk om over een paar jaar weer onze eigen weg te gaan. We wilden het graag anders doen. Iets duurzaams neerzetten. Alleen dan kon het in onze ogen een succes worden. En dus de jongens structureel te behouden.’

Van der Veen: ‘We hebben snel stappen gemaakt, omdat de situatie op korte termijn – dit seizoen – al nijpend werd. De ego’s aan de kant, alles voor de jongens. We moesten samen iets optuigen. En toen kwam Michiel met een mooie vondst.’ Janssen: ‘We wilden de samenwerking vooral vanuit de jongens bekijken. Wanneer zou het voor hen gaan leven? Leuk zijn in plaats van een verplichte ingreep? Nou, als we er iets cools van zouden maken. We wilden het idee aan de man brengen. Enthousiasmeren.’

Een dinsdagtraining van de Jongens Onder 12 op HOCO. Foto: Willem Vernes

Iedereen viel voor De Heeren van Brabant

‘We wisten dat de naam een enorme invloed zou hebben. Een ‘slash’ tussen de twee clubs, zoals elders geregeld gebeurt leek ons niets. Daarmee geven we niet het juiste gevoel af’, stelt Janssen. Krebber: ‘Vernoemingen naar de streek zoals De Meierij en Campina kwamen voorbij. Maar iedereen viel voor De Heeren van Brabant. Een andere naam, een ander logo, ontstaan uit drie moederclubs. Een nieuw, gaaf begin met een eigen identiteit.’ 

Vervolgens waren er nog drie belangrijke stappen te nemen. Janssen: ‘Allereerst moesten we in gesprek met de bond. Allemaal heel leuk wat we hadden bedacht, maar zo stond het officieel niet de regels. Dat wisten we ook wel. We hadden dus groen licht nodig voor deze opzet. Dat is er gelukkig gekomen. We mogen dit gaan proberen, het is een pilot van drie jaar. Daarna zien we verder.’

Krebber: ‘Vervolgens hebben alle leden ingelicht. Informatie-avonden, voor direct betrokkenen en overige belangstellenden. Niet óf we dit gingen doen, maar hoe. Natuurlijk waren er wel sentimenten bij leden van de clubs. Uitspraken als ‘mijn rood-blauwe hart bloedt’ kwamen voorbij. Niet omdat er haat en nijd is richting HOCO – of Udenhout – maar vooral het sentiment. Dat er op zaterdagmiddag geen jongens meer in het Berkel-tenue door het dorp fietsen. Dit gevoel veranderde toen bij iedereen de urgentie van het probleem duidelijk was.’ 

Janssen, Van der Veen en Krebber maken deel uit van de werkgroep van De Heeren van Brabant. Foto: Willem Vernes

Toestemming van omliggende clubs

Van der Veen: ‘Voor ons lag het sentiment al anders, door onze samenwerking met Berkel. Al heeft het wel impact. Voorheen trainden er nog jongenselftallen op onze club, dat is nu niet meer zo. We stellen ons bescheiden op. Het algehele hockeybelang is veel belangrijker dan één vereniging.’

Janssen: ‘Natuurlijk moesten we toelichten waarom dit ons plan was. Maar hadden goede argumenten en cijfers om iedereen te overtuigen. Het vervoer was nog het grootste struikelblok. Je moet kinderen van een jaar of tien laten hockeyen buiten je eigen dorp. Dat is wel een ding. We zochten naar een oplossing, maar de tijd heeft ons ingehaald.’ Krebber: ‘Er waren wilde plannen om een bus te kopen of een pendeldienst op te zetten. Uiteindelijk lost het zich praktisch wel weer op.’ Wijzend naar het veld: ‘Mijn zoontje traint daar in de D1, samen met drie anderen uit Berkel. Die neem ik over een uurtje weer mee.’ 

De laatste horde die nog moest worden genomen, was om een vinkje te halen bij de omliggende clubs. ‘Dat was een voorwaarde van de bond’, vertelt Krebber. ‘Omdat onze samenwerking afwijkt van de regels, moesten we toestemming krijgen van verenigingen in de regio: Tilburg en de clubs die daar het dichtstbij liggen.’ Janssen: ‘Doen, doen, doen. Dat zeiden ze tegen ons. We willen geen grote club maken om de concurrentie aan te gaan met een club als Tilburg. Nee, we willen dat jongenshockey in onze regio mogelijk blijft.’ Krebber: ‘Ineens liepen er op een zaterdag tachtig jongens rond op de club. Voor hen een verademing; ze zijn normaal altijd in de minderheid bij de meiden.’

Foto: Willem Vernes

Geen noodverband, maar de toekomst

Van der Veen: ‘Het gaat er juist om dat we níet in dezelfde vijver vissen. Ik hoop dat we met De Heeren van Brabant juist jongens aanspreken die nu niet hockeyen. Verliefd laten worden op het hockey en op ieder niveau kunnen instappen. We hebben met elkaar echt wat te bieden. En de jongste jeugd houden we apart. Zo blijven de moederclubs een rol spelen.’

Het was een bijzonder moment voor de clubs dat de Heeren van Brabant in de poule-indeling verschenen. Net zoals het zaterdag een feestdag is, wanneer de eerste teams onder de vlag van de ridderlijke naam in actie komen. Janssen: ’Ons eerste doel is die jaarlijkse daling tegen te gaan. Op lange termijn willen we graag een groei doormaken. Ervoor zorgen dat we meer hockeyers krijgen in onze plaatsen. We geloven erin dat dit kan werken. Juist omdat het perspectief biedt en niet de gedachte heeft dat we snel weer uit elkaar gaan. Dit is geen noodverband, dit is onze toekomst voor jongens in de regio.’

Plannen om de samenwerking ook buiten de jongenslijn voort te zetten zijn er nog niet. ‘Behalve de veterinnen dan, die hadden een gezamenlijk team’, lacht Janssen. ‘Dus in wezen zijn De Dames van Brabant ook al van de grond gekomen.’


Wat vind jij? Praat mee...