Op het plein voor het Olympisch Stadion in Amsterdam staat een bronzen standbeeld, opgericht als eerbetoon aan baron Frits van Tuyll van Serooskerken (1851-1924). Hij wordt wel de ‘sportvader van Nederland’ genoemd en was de eerste voorzitter van het NOC, maar ook de oprichter van HC Velsen, één van de allereerste hockeyclubs van Nederland.
Bij de eerste aanblik van het drie meter hoge standbeeld lopen de rillingen over je lijf, omdat een onbedoelde link met het fascisme kan worden gelegd. Veel voorbijgangers denken dan ook dat de afgebeelde atleet de Hitlergroet brengt.
Maar het kunstwerk van de Nederlandse beeldhouwster Gra Rueb dateert al uit 1928 en de sporter toont de olympische groet, die werd ge(her)ïntroduceerd tijdens de Olympische Spelen van Parijs in 1924. Anders dan bij de Hitlergroet, waarbij de arm bijna horizontaal naar voren gaat, werd bij de olympische groet de arm bijna helemaal omhoog geheven.
Toch schafte het IOC logischerwijze de olympische groet na de Tweede Wereldoorlog af in verband met de grote gelijkenis met de Hitlergroet. Het beeld zal mede daarom verplaatst worden naar een plek binnen het stadion. Maar een rijksmonument verplaatsen gaat niet zomaar, dus is het wachten op de vergunning om het beeld te mogen vervoeren. Tot dan staat het standbeeld nog altijd op zijn huidige stek op het plein.
Wie was hij, baron Frits?
Tot zover de achtergrond van de bronzen sculptuur opgericht om Frits van Tuyll van Serooskerken te eren. Maar wie was hij precies, behalve de eerste voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité? En wat had hij met hockey? Daarvoor duikt hockeyverzamelaar Nico Leeftink, bekend van de serie Hockeymuseum, voor ons in de archieven. En hij komt met een interessant antwoord. Baron Frits wilde van hockey een volkssport maken.
In 1898 wordt in oktober de Nederlandsche Hockey-en Bandy Bond opgericht. Maar al in januari van dat jaar richtte Frits van Tuyll in Velsen, toen nog een buitenplaats met diverse landgoederen en zomerhuizen van Amsterdamse welgestelden, de hockeyclub Velsen op.
De spelers van Velsen waren, behalve de twee zonen van Van Tuyll, tuinders, veldarbeiders, koetsiers en staljongens
De eerste wedstrijd van het team werd op een mooie wintermiddag gespeeld tegen een Haarlems elftal, op een voor die tijd fantastisch mooi egaal grasveld van van Tuyll’s landgoed ‘Velserbeek’.
De spelers van Velsen waren, behalve de twee zonen van Van Tuyll, tuinders, veldarbeiders, koetsiers en staljongens – en hadden dus een totaal andere achtergrond dan de hockeyers van Haarlem ‘die hun home hadden in de bocht van de Keizers -en Herengracht’. De teams bestonden voor die wedstrijd met wederzijds goedvinden uit twaalf spelers. Hoewel Velsen met 3-1 verloor, ging het redelijk gelijk op en werden in het wedstrijdverslag zelfs drie spelers van Velsen geroemd om hun goede spel, waaronder de hokkebaas (keeper). De namen van de Velsener spelers kon de verslaggever zich echter niet herinneren…
Wel dat de dorpelingen met verbazing naar de wedstrijd hadden gekeken. En dat de aanwezige schippers in het publiek, het aangrenzende Ymuiden was sinds de opening van het Noordzeekanaal twintig jaar ervoor een bloeiende vissers-en havenstad, luidruchtig commentaar gaven op de uiterlijkheden van de Haarlemmers, zoals langbenen, schoenen en brillen.
Hij begon met de democratisering van de hockeysport ver voor er van voetbal als volkssport sprake was Het Gedenkboek van AH&BC Amsterdam (1892-1932) over Frits van Tuyll van Serooskerken
Het Velsener team had een sterke wil om te winnen, maar tot onsportief gedrag leidde dit niet. Het wedstrijdverslag omschrijft het zo: ‘Zelden een hockeymatch gezien die zo weinig bloed kostte, geen enkele verwonding kwam voor’. Dat was bij andere duels uit die tijd wel anders, ook door de hobbelige velden en de enorme haken aan de sticks.
De oprichting van de hockeyclub Velsen en daarmee het enthousiasmeren van de plaatselijke werklieden om op zondagmiddag te hockeyen in plaats van ‘slenterend kroegen af te lopen’, paste in de visie van baron Frits om lichamelijke opvoeding en sport voor iedereen in Nederland toegankelijk te maken. ‘Hij begon met de democratisering van de hockeysport ver voor er van voetbal als volkssport sprake was’, vermeldt het Gedenkboek van AH&BC Amsterdam (1892-1932).
Veel overwinningen leverden het echter voor HC Velsen niet op. Ze verloren de opvolgende vriendschappelijke returnmatch tegen de ‘Haarlemsche Hockey -en Bandy Club’, één van de voorlopers van Bloemendaal, met 8-1 en de allereerste bondscompetitiewedstrijd, ook tegen Haarlem, werd zelfs met 12-1 verloren. In het seizoen 1898/1899 behaalde Velsen slechts twee punten: één overwinning in zes wedstrijden.
In het seizoen 1899/1900 begon Velsen met een 5-2 nederlaag in een oefenwedstrijd tegen Amsterdam en schreef het zich niet in voor de Eerste maar voor de Tweede Klasse. Begin 1900 verdween Velsen plotseling uit de overzichten en kwam er na twee jaar alweer een einde aan het bestaan van de Velsener HC.
Al na twee jaar kwam er een einde aan HC Velsen
De vraag blijft waarom de club er opeens mee stopte. Daarover is uit de diverse boeken en verslagen niets bekend. Misschien had baron Frits het te druk met zijn werkzaamheden en besturen, zoals het Internationaal Olympisch Comité? Misschien konden zijn zoons niet meer meespelen door een verhuizing of blessure? Misschien bleef er te veel weerstand uit de hockeywereld tegen het volkse karakter van Velsen?
Alleen BMHC (Bloemendaal-Musschen-Haarlem Combinatie) geeft in het Gedenkboek 1895-1955 hun reden voor het stoppen van HC Velsen: ‘misschien is het wel door de onredelijke krachtsverschillen ten opzichte van Haarlem dat Velsen helemaal te gronde ging’.
Mocht de reden voor het stoppen van de HC Velsen het drukke bestaan van baron Frits zijn geweest, dan heeft toch de Nederlandse sport in het algemeen en indirect dan ook weer de hockeysport hiervan enorm geprofiteerd.
Want naast zijn IOC-lidmaatschap en zijn rol als oprichter en eerste voorzitter van de NOC, werd hij bekend als degene die door zijn vriendschap met Pierre de Coubertin (secretaris-generaal van het IOC) en de organisatie van de Nationale Olympische Spelen (1916), heeft meegeholpen de Olympische Spelen van 1928 naar Nederland te halen. Uit dank hiervoor is het standbeeld voor het Olympisch Stadion geplaatst. En zijn ook het plein en de straat hiertegenover naar hem vernoemd.
(Met dank aan: Nico Leeftink)
3 Reacties
Eelco Houwink
Als de beeldtenissen van Jan Pieterszoon Coen, de Gapers boven de drogisterijen en de afbeeldingen van Pieterman Klaas (= de assistenten van de Sint) niet meer kunnen, dan valt toch toch te vrezen dat de Nationale Correctheidsfunctionarssen zich anders zullen gaan verhouden tot deze waarheid. (zegt ondergetekende die altijd trots de zwarthemden van de Delftse Studs heeft gedragen…)
PeterMontijn
Heel goed benzinewagen. Is wel zwart en rood, althans in mijn tijd
selectielieveheersbeestje
Ik ben tegen het verwijderen van zulke standbeelden maar voor het plaatsen van een mooie plaquette met tekst en uitleg. Met bovenstaande uitleg moet dat een koud kunstje zijn.