‘Nuldejaars’ zijn in Nederlands U16 was voor talent Knies een last

In de serie ‘Verdwenen hockeyers’ beantwoorden talenten uit het verleden de vraag waarom ze abrupt gestopt zijn. In deze aflevering Annemay Knies (25), voormalig speelster van Nederlands Meisjes B. Wat eigenlijk iets was om trots op te zijn – uitkomen voor een nationale jeugdselectie – voelde voor haar juist als een enorme last.

Op een vierlandentoernooi in Hannover barstte de pas veertienjarige Knies in huilen uit. Niet één keer, maar veel vaker. Ze was doodongelukkig. ‘Ik was tijdens dat toernooi eigenlijk alleen maar in tranen. Ik had het totáál niet naar mijn zin. Ik dacht alleen maar: ik weet niet of dit wel iets is voor mij, spelen in het Nederlands.’

Als kind was Knies – zo beschrijft ze zelf – extreem introvert. Haar persoonlijke ontwikkeling bleef achter bij die van haar leeftijdsgenoten. Maar op hockeyvlak liep zij op de meeste van hen juist weer voor. Het was vanwege dat talent dat er werd besloten om haar als zogenoemde ‘nuldejaars’ vervroegd door te schuiven naar het nationale Onder 16-team, toen nog Nederlands Meisjes B. Maar op sociaal vlak kwam deze stap voor haar veel te vroeg. Ze vond geen aansluiting bij haar teamgenoten, van wie de meesten dus ook nog eens minimaal een jaar ouder waren.

‘Ik vond het moeilijk om mijn draai te vinden. Ik paste niet lekker in het team’, blikt de student intensive care verpleegkundige terug. ‘Mensen gaven aan dat ze niet snel hoogte van mij kregen, omdat ze me niet goed genoeg kenden. Er was ook niet echt ruimte voor om wat meer interesse te tonen in mij als persoon buiten het hockey om. Zodoende zonderde ik mezelf alleen maar verder af. Van het feit dat ik voor het Nederlands uitkwam, genoot ik totaal niet.’

Het portret dat in Nederlands Meisjes B van Annemay Knies werd gemaakt, in 2013. Foto: Koen Suyk

Spelen voor Nederlands was buiten mijn comfort zone. Ik had begeleiding nodig. Maar een bondscoach kan zich natuurlijk niet alleen met mij bezighouden Annemay Knies

Vijf jaar nadat ze haar stick aan de wilgen hing, constateert Knies dat er een groot verschil was tussen haar als speelster van SCHC Meisjes B1 en als jeugdinternational. Bij Stichtsche voelde ze zich kiplekker. Er stond geen druk op haar en ze haalde haar topniveau. Bij Nederlands U16 was dat anders. Ze stond verkrampt op het veld.

‘Dat ik geen aansluiting voelde bij de rest van het team, vertaalde zich naar het veld. Ik kon niet hockeyen zoals bij mijn club. Ik hoorde de stafleden mijn teamgenoten aansporen om een actie te maken, maar bij mij deden dat ze voor mijn gevoel niet. Dat maakte me onzeker. Dat werd nog eens versterkt door de selectiestress. Een actie maken en een tegenstander voorbij dribbelen, wat ik bij SCHC vaak deed, durfde ik niet. Ik was bang om fouten te maken. Vooral bang voor de gevolgen daarvan: gewisseld worden, of niet geselecteerd worden voor een toernooi. Ik heb het gevoel dat ik nooit heb kunnen laten zien wat ik in mijn mars heb.’

Knies concludeert dat het vervroegd doorschuiven naar Nederlands U16 in haar geval averechts heeft gewerkt. ‘Ik was nog hartstikke jong, ik stond niet sterk in mijn schoenen. Spelen voor Nederlands was buiten mijn comfort zone. Ik had begeleiding nodig. Maar een bondscoach kan zich natuurlijk niet alleen met mij bezighouden. Er zijn nog twintig anderen. Dat begrijp ik heel goed. Ik had het wel fijn gevonden als er minder druk op het halen van de selectie had gelegen. Maar het blijft natuurlijk een selectieproces.’

De teamfoto van Nederlands U16 in 2013. Voor: Roos Knijff, Marieke Hoff, Maud Renders, Kyra Fortuin, Ginella Zerbo, Charlotte de Wit. Midden: fysio Jolanda Plijter, Steijn Spreij, Elke Boers, Renee van Laarhoven, Michelle Fillet, Pien Sanders, Julia Verschoor, Kai de Jager, manager Saskia Reuhman. Boven: Miloe Jaeger, Annemay Knies, Yentl Leemans, Britta van der Klaauw, Joosje Burg, Famke Richardson, Yibbi Jansen. Foto: Koen Suyk

Het ene jaar speelde ze nog voor Nederlands U16, het andere jaar was ze niet goed genoeg voor Kampong MA1

Na twee moeilijke jaren eindigde haar avontuur in Nederlands U16. Ze werd niet meer geselecteerd. Omdat SCHC Meisjes A1 geen Landelijk speelde, maar ze nog wel ambitieus was, stapte Knies over naar Kampong Meisjes A1. Bovendien verwachtte ze bij Kampong – op dat moment een middenmoter in de Hoofdklasse – sneller in Dames 1 te komen dan bij topclub SCHC. ‘Maar achteraf gezien is dat een verkeerde beslissing geweest. Ik had lekker bij Stichtsche moeten blijven.’

In haar eerste seizoen bij Kampong viel er nog een last van haar schouders af, omdat ze niet meer was geselecteerd voor Nederlands. Maar er waren ook zaken waar ze mee worstelde. Ze noemt het ‘een onderlinge strijd in het team’ en ‘bemoeienissen van ouders’. Het jaar daarop kreeg haar zelfvertrouwen bovendien een knak toen ze buiten de selectie van Meisjes A1 viel. ‘Mijn wereld stortte in. Ik zag het totaal niet aankomen. Het ene jaar speelde ik nog voor Nederlands Meisjes B, het andere jaar was ik blijkbaar niet goed genoeg voor Kampong Meisjes A1. Toen dacht ik: ik ben er eigenlijk wel klaar mee, met het hockey.’

Annemay Knies in het shirt van Naarden.

De situatie die ik zelf had meegemaakt, zag ik nu bij mijn teamgenoten gebeuren Annemay Knies

Knies zegde het tophockey vaarwel. Ze speelde nog wel twee seizoenen voor eersteklasser Houten. Vervolgens hockeyde ze ook nog twee jaar voor Naarden, waarmee ze naar de Overgangsklasse promoveerde. Daarna was het vuur gedoofd en stopte ze met hockeyen.

‘Zelfs op het lagere niveau liep ik weer tegen situaties aan die ik erg moeilijk vond. Voornamelijk de omgang met elkaar en het gebrek aan respect vond ik in sommige situatie erg moeilijk te begrijpen. Sommige meiden speelden elke wedstrijd slechts twee of drie minuten. Anderen werden buitengesloten. Ik zag dat zij niet lekker in hun vel zaten. De situatie die ik zelf had meegemaakt, zag ik nu bij hén gebeuren. Hockeyen doe je omdat je dat leuk vindt, maar ik zag dat zij er nauwelijks plezier aan beleefden. Ik was inmiddels wat ouder en probeerde voor hen op te komen. Maar blijkbaar horen dit soort zaken bij het hockey. Niet alleen in de top, maar dus ook op een lager niveau.’

Terugblikkend concludeert ze dat de hockeywereld simpelweg niet de hare is. ‘Aan het spelletje zelf heeft het nooit gelegen. Dat heb ik altijd ontzettend leuk gevonden. Maar inmiddels heb ik al jaren geen stick meer aangeraakt. De hockeywereld past gewoon niet bij me.’


Wat vind jij? Praat mee...