Siegfried Aikman wil meer lobjes bij de shoot-outs zien

Waaraan voldoet een moderne shoot-out? En hoeveel valt er eigenlijk nog aan te sleutelen? In deze tweede aflevering van de serie over de moderne shoot-out: Siegfried Aikman, de Nederlandse bondscoach van Pakistan. Hij ziet vooral aanvallend ruimte voor verbetering.

‘Ik denk dat het besef over het belang van shoot-outs nu pas echt begint door te dringen. Er wordt nog steeds onvoldoende op shoot-outs getraind. Er zijn ook te weinig specialisten. Dus ik denk dat er nog een hoop terrein te winnen valt’, constateert Aikman, die als toeschouwer aanwezig was op het WK in India. Hij verwacht dat shoot-outnemers in de toekomst veel meer zullen variëren. ‘Maar dat betekent wel dat spelers hun techniek daarop moeten aanpassen. Dat heeft tijd nodig. Er zal dus veel meer op getraind moeten worden.’

De Belgische keeper Vincent Vanasch is sterk in het opleggen van zijn wil aan de shoot-outnemer, zegt Siegfried Aikman. Foto: Willem Vernes

Wat WK-helden Vincent Vanasch en Jean-Paul Danneberg goed doen

Na het zien van de zeven shoot-outseries op het WK is Aikman tot dezelfde conclusie gekomen als Jeroen Delmée, de bondscoach van het Nederlands elftal. Keepers zijn tegenwoordig de baas. Zij hebben hun stijl dusdanig ontwikkeld dat het voor een aanvaller moeilijker is geworden om een shoot-out te scoren.

Als voorbeeld van een keeper die sterk is in het opleggen van zijn wil aan de shoot-outnemer, noemt Aikman de Belgische doelman Vincent Vanasch. De drievoudig Wereldkeeper van het Jaar was degene over wie het Nederlands elftal struikelde in de halve finale van het WK. Drie van de vijf Nederlandse shoot-outs werden door hem gestopt. ‘Vanasch beweegt aan het begin van de acht seconden vaak meteen naar links. Daarmee dwingt hij de speler om naar zijn stickkant te gaan, waarmee hij veel reddingen maakt’, luidt de analyse van Aikman.

Wat hem ook is opgevallen, is dat keepers steeds langer durven te wachten met het inzetten van hun actie. Als voorbeeld noemt hij Jean-Paul Danneberg, de 20-jarige keeper die Duitsland wereldkampioen maakte, ondanks dat hij reserve was achter Alexander Stadler. Danneberg werd zowel in de kwartfinale tegen Engeland als in de finale tegen België ingebracht voor de shoot-outs en maakte daarin het verschil. ‘Keepers die lang durven te wachten met naar beneden te gaan, hebben de grootste kans om een shoot-out te stoppen. Danneberg is daar heel goed in’, legt Aikman uit. Toch vindt hij dat zelfs Danneberg soms te snel naar beneden gaat. ‘Zodra de achtste seconde in zicht komt, begint hij zijn geduld te verliezen en maakt hij soms toch een actie. Op dat moment zal een speler die naar de keeper kijkt meteen een contra-beweging maken.’

Danneberg-WV

De Duitse keeper Jean-Paul Danneberg is sterk in het zo laat mogelijk een actie naar beneden maken, vindt Siegfried Aikman. Foto: Willem Vernes

Omdat de keepers in zijn ogen dus de baas zijn geworden, ziet Aikman vooral aanvallend ruimte voor verbetering. Hij komt met de volgende drie suggesties, die shoot-outnemers terreinwinst kunnen opleveren in hun strijd tegen de keeper.

1. Doe vaker een lobje
Eén van de mooiste shoot-outs die Aikman in zijn leven heeft gezien, is de weergaloze lob in 2019 op de Sultan Azlan Shah Cup, een invitatietoernooi dat jaarlijks wordt georganiseerd in Maleisië. De Zuid-Koreaanse aanvoerder Lee Nam Young liftte de bal in zijn shoot-out in de finale tegen India heerlijk over de keeper heen.

‘Ik had verwacht dat we dit soort lobjes vaker in shoot-outs terug zouden gaan zien. Als je hem goed uitvoert, heeft de keeper geen schijn van kans. Maar op het WK heb ik er niet één gezien. Kennelijk hebben keepers een mentaal overwicht op aanvallers. Die durven de bal nu niet over de keeper heen te liften, omdat ze bang zijn om een technische fout te maken. Maar waarom zouden ze daar bang voor zijn? Technisch kunnen ze het heus wel. Kijk maar hoe ver ze met 3D-hockey zijn. Het heeft gewoon te maken met onzekerheid. Maar onzekerheid los je op door er veel op te trainen. Doe dat dan ook. Als je van jezelf weet dat je de techniek van de lob beheerst, dan durf je ‘m ook sneller in te zetten.’

2. Maak meer gebruik van lichaamsschijnbewegingen
Net als Delmée constateert Aikman dat keepers een antwoord hebben gevonden op de klassieke turn. Als de nemer vroeger met zijn rug naar de keeper toedraaide en de bal vervolgens over de grond langs de keeper turnde, was dat haast een garantie op succes, maar die tijd is geweest.

‘Je moet meestal één of twee extra turns maken, wil je de keeper nog verrassen. Veel effectiever over het algemeen is om naar de keeper te blijven kijken – in plaats van naar hem toe te draaien – en af te blijven wachten welke bewegingen hij maakt. Spelers die de keeper in de gaten blijven houden en met lichaamsschijnbewegingen op het verkeerde been zetten, scoren over het algemeen vrij makkelijk. Wacht dus tot de keeper een verkeerde stap zet en speel de bal vervolgens langs zijn standbeen, want die kan hij niet meer bewegen. Daarmee is de kans op een doelpunt het grootst.’

3. Zorg dat je een versnelling in huis hebt
Ook een turn kan zeker nog succesvol zijn, vindt Aikman, maar dan moet je wel een versnelling in huis hebben. ‘Als je een turn inzet, moet je blijven versnellen zodat de keeper de eerste stap nog wel meekan, maar de tweede stap niet meer. Pas dan kun je scoren. Nu zie ik nog te vaak dat de nemer de bal te snel loslaat, waardoor de keeper ‘m nog kan redden. Ik verwacht dus dat teams in de toekomst steeds meer spelers een shoot-out laten nemen die een versnelling in huis hebben.’

Lees ook


Wat vind jij? Praat mee...