Drie tips van Caia: zo word je een strafcornerspecialist

Strafcorner-expert Caia van Maasakker kan vrijdagavond in de thuiswedstrijd tegen Pinoké haar tweehonderdste Hoofdklasse-doelpunt maken voor SCHC. In de aanloop naar deze persoonlijke mijlpaal bespreken we met de 193-voudig Oranje-international drie aandachtspunten voor het nemen van een perfecte sleepcorner.

Van Maasakker (31) maakte afgelopen zondag uit tegen Kampong (1-5 zege) haar eerste twee strafcornerdoelpunten van dit seizoen. Met die treffers staat ze nu op 199 doelpunten in de Hoofdklasse Dames. In vijftien seizoenen op het hoogste niveau schoot ze 171 keer raak uit een strafcorner. De overige 28 goals kwamen tot stand uit strafballen (twintig) en veldspel (acht).

Van Maasakker geldt in de Hoofdklasse en bij Oranje nog altijd als dé specialist op het gebied van de strafcorner. Daarom vroegen we haar na te denken over drie cruciale elementen waarop iedere kandidaat-strafcornernemer kan letten tijdens het slepen.

1. De aanloop

Van Maasakker: ‘Een strafcorner valt of staat natuurlijk bij ritme. Het is zaak om te zorgen dat de tijd tussen het stoppen en het oppikken van de bal zo kort mogelijk is. Dat begint als sleper bij een goede aanloop naar de bal toe. Drie passen – links, rechts, links – en je moet bij de bal zijn op het moment dat de stopper hem vrijgeeft. Je probeert het tijdsverlies tussen stoppen en oppikken zo kort mogelijk te houden. Als het goed gaat zit er nog geen seconde tussen die twee momenten. Het samenspel met aangever en stopper is dus cruciaal. De aanloop gebruik je ook om te kunnen corrigeren als een aangegeven bal afwijkt van de gewenste lijn.’

Caia Van Maasakker en stopper Xan de Waard staan klaar voor een strafcorner met Oranje. Van Maasakker schoot in 193 interlands 61 keer raak voor Oranje, waarvan 58 keer met een sleeppush vanaf kop cirkel. Foto: Willem Vernes.

2. De polsbeweging

‘Toen ik vanaf de B-jeugd gericht begon te trainen op de strafcorner deed ik dat eerst zonder aanloop, puur om eerst de polsbeweging goed te beheersen. Ik legde de bal bij mijn rechtervoet, bracht hem naar links terwijl ik uittstapte met links en zwiepte hem daarna weg. Je linkerpols staat daarbij naar voren en daarna geef je je stick met je rechterhand een snelle duw zodat de bal van je blad afrolt. Als de bal bij je linkervoet is laat je hem los.’

‘De sleeppush was in die tijd een nieuwe, lastige beweging. Ik was er benieuwd naar en wilde de techniek onder de knie krijgen. Ik had er plezier in om de beweging te blíjven oefenen. Je moet het leuk vinden om er veel tijd in te steken en je moet geduld hebben. Het is een complexe beweging die je niet zomaar beheerst.’

Caia van Maasakker, in vijftien seizoenen goed voor 199 doelpunten in de Hoofdklasse Dames. Foto: Willem Vernes.

3. De versnelling

‘Na de polsbeweging volgt de versnelling. Die ontstaat door de strekking van je rechterbeen en het doordraaien met je schouder. Ook door de heup- en romprotatie wint de bal aan snelheid, die zorgen voor veel kracht. Door die explosiviteit is het trainen van de strafcorner vrij belastend. Na mijn liesblessure van vorig seizoen kan ik bij trainingen nog niet zoveel ballen op goal afvuren als daarvoor.’

Hoe goed je de bal ook van je stick laat schieten; bij een strafcorner heb je nooit garantie op een succesvolle afloop. Van Maasakker: ‘De corner is van zoveel verschillende factoren afhankelijk, dat maakt het meteen zo boeiend. Behalve je eigen inbreng is het ook echt een spel met de tegenstander. Dat verveelt nooit. Er zijn periodes dat de ballen er achter elkaar invliegen en periodes waarin het veel minder gaat. Dat moet je accepteren.’

‘Als ik kijk naar mijn doelpuntenaantal uit strafcorners, dan denk ik dat ik daar best tevreden mee kan zijn. Al blijf ik altijd kritisch op de uitvoering en blijf ik zoeken naar verbeteringen. Vroeger had ik een beeld van een perfecte strafcorner in mijn hoofd: dan zag ik de bal schitterend via de onderkant van de lat in het doel belanden. Inmiddels ben ik veel zakelijker en efficiënter geworden, haha.’