Sabine Plönissen vecht voor haar laatste kans in Oranje

Met het stoppen van internationals Caia van Maasakker en Lauren Stam komen in de verdediging van het Nederlands elftal minimaal twee plekken vrij. Amsterdam-speelster Sabine Plönissen (26) is één van de kandidaten die in aanmerking komen om de leegte op te vullen.

Zelf had Plönissen de laatste jaren niet meer verwacht dat ze nog een kans in Oranje zou krijgen, vertelt ze zondagmiddag na de wedstrijd tegen HGC (3-1 winst), wanneer haar uitverkiezing voor de potentials ter sprake komt.

‘Toen ik nog in Jong Oranje speelde, een jaar of zes geleden, was het absoluut mijn ambitie om door te stromen naar het grote Oranje. Maar nadat ik in 2016 afviel voor het WK onder 21 in Chili, werd ik nergens meer voor geselecteerd. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik het gevoel kreeg dat een carrière in Oranje er voor mij niet meer in zat. Daar heb ik het best moeilijk mee gehad. Zeker omdat vroeger de verwachting van veel mensen was dat ik het wél zou halen’, zijn de woorden waarmee Plönissen voorzichtig een kijkje geeft in haar ziel.

Nu een nieuwe olympische cyclus is aangebroken, en Oranje op sommige plekken vers bloed nodig heeft, lonkt er voor de verdediger van Amsterdam toch weer een kans. Behalve het stoppen van Van Maasakker en Stam is het bijvoorbeeld nog onbekend of bondscoach Alyson Annan gebruik blijft maken van de diensten van Ireen van den Assem, die sinds dit seizoen niet meer in de Hoofdklasse hockeyt, maar met Tilburg in de Promotieklasse speelt. Later deze week wordt de selectie van de Pro League-wedstrijd tegen België (woensdag 13 oktober) bekendgemaakt.

Sabine Plönissen overlegt in de wedstrijd tegen HGC met coach Robert Tigges over welke strafcorner Amsterdam moet nemen. Foto: Koen Suyk

 

Eerst twijfelde ik of ik wel goed genoeg was voor Amsterdam. Inmiddels ben ik veel zekerder van mezelf.

Zo’n drie jaar geleden was de carrière van Plönissen aanbeland op een T-splitsing. Op dat moment hockeyde ze vijf seizoenen bij Hurley, nadat ze was overgekomen van Rotterdam Dames 1, dat in de Overgangsklasse speelde, toen het één-na-hoogste niveau van Nederland. Bleef Plönissen, die alle nationale jeugdselecties doorliep, oneerbiedig gezegd tot aan haar hockeypensioen voortkabbelen bij Hurley, in de grijze middenmoot van de Hoofdklasse? Of wilde ze nog één keer proberen het onderste uit de kan te halen?

Zittend op de tribune van het Wagener Stadion vertelt Plönissen dat ze nog steeds de ambitie voelde om te groeien, toen ze drie jaar geleden werd gevraagd om de overstap naar topclub Amsterdam te maken. Het was de boost die haar carrière nodig had. ‘Eerst twijfelde ik of ik wel goed genoeg was voor Amsterdam. Ik bedoel, het is wel Amsterdam, hè. Die draaien bovenin mee. Maar de club sprak vertrouwen in mij uit en ik ben nog altijd blij dat ik deze keuze heb gemaakt. Op het veld ben ik inmiddels veel zekerder van mezelf. Ik heb me opgetrokken aan het niveau van de speelsters om me heen en ben erin gaan geloven dat ik voor het team van waarde kan zijn. Dus óók voor een topclub als Amsterdam.’

Vergeleken met haar periode bij Hurley is Plönissen een betere speelster geworden. Verdedigend staat ze haar mannetje. Zonder bal stuurt ze de achterhoede veel meer aan dan in haar eerste seizoen bij Amsterdam. Aan de bal durft ze steeds meer risico in haar spel te leggen. Vorig seizoen vormde ze een tandem met tip-in-specialist Sosha Benninga, die ze regelmatig met haar sterke flats wist te bereiken. Nu Lauren Stam al het hele seizoen geblesseerd aan de kant staat, scoorde Plönissen dit seizoen bovendien al een keer of vier met een flats uit een strafcorner.

Sabine Plönissen in het shirt van Jong Oranje. Foto: Koen Suyk

Ook Van den Assem brak op latere leeftijd door in Oranje

Verdediger Ireen van den Assem, die na de Olympische Spelen in Rio de Janeiro 26 jaar was toen ze een vaste kracht van het Nederlands elftal werd, was de trainer van Plönissen in de jeugd van Rotterdam. ‘Daar heb ik het laatst met haar over gehad. Dat zij ook pas op latere leeftijd is doorgebroken in Oranje’, vertelt Plönissen. ‘Ik vind het mooi dat speelsters die niet meer voor een jeugdselectie in aanmerking komen, van de bond wel de kans krijgen zich in de kijker te spelen bij Oranje. En net als Ireen toen, ben ik nu 26. Dus wie weet..’, glimlacht ze.

Ten opzichte van een aantal concurrenten uit de groep potentials heeft Plönissen als voordeel dat ze heeft bewezen overeind te kunnen blijven bij een topclub. Wel beseft ze dat de concurrentie in de 27-koppige trainingsgroep groot is en dat bovendien na het WK onder 21 in Zuid-Afrika (5-16 december) wellicht enkele talenten uit Jong Oranje in aanmerking komen de stap naar het Nederlands elftal te maken.

Voor Plönissen voelt deze kans bij Oranje dan ook als haar laatste kans. ‘Dat ik nu nog aan dit niveau mag ruiken, vind ik al superfijn. Ik leg mezelf geen druk op. Maar ik steek er wel al mijn energie in en ik ga er vol voor. Meer kan ik niet doen.’


Wat vind jij? Praat mee...