Jonker en Buissant blikken in 12 vragen vooruit op dé finale

Zondag zaten Constantijn Jonker (30) en Jan Willem Buissant (29) geblesseerd langs de kant tijdens de eerste finalewedstrijd tussen landskampioen Kampong en Amsterdam. Ze denken en hopen allebei dit weekend wel de finale te spelen, zaterdag en eventueel zondag in Utrecht. Hockey.nl legde het duo twaalf vragen voor. Een paar serieus. Een paar met een knipoog.

Goaltjesdief Constantijn Jonker liep tien weken geleden een hersenschudding op tijdens de training. Na een herstel dat in eerste instantie traag verliep en waar hij weken alleen maar in bed kon liggen, gaat het de laatste vijf weken steeds beter. Daardoor kon Jonker weer minuten kon maken in de halve finale tegen Oranje-Rood, wat leidde tot emotionele taferelen bij het publiek en Jonker zelf. Dit is zijn allerlaatste seizoen bij Kampong, de club waar hij opgroeide. De oud-international neemt na de EHL finales volgende week op Bloemendaal afscheid van het tophockey.

Constantijn Jonker met rechts Bob de Voogd. Foto: Willem Vernes

De handige middenvelder Jan-Willem Buissant was net hersteld van een heupblessure, nadat hij ook al een enkeloperatie had ondergaan. Toen hij weer fit was, speelde hij een grote rol bij Amsterdam. Hij maakte de actie waaruit de strafcorner en gelijkmaker kwam in de tweede wedstrijd tegen Bloemendaal, in de halve finale. In de derde wedstrijd scoorde hij de 0-2, maar verrekte hij zijn hamstring.

Jan Willem Buissant maakt de 0-2 tegen Bloemendaal, in de beslissende wedstrijd in de halve finale. Foto: Koen Suyk

Zondag sloeg Kampong de eerste slag om de landstitel in het Wagener Stadion. Na een 1-1 gelijkspel, won het voor de vijfde achtereenvolgende playoff-wedstrijd de shoot-outs. Zaterdag en eventueel zondag staan de ploegen om 16.00 uur in Utrecht weer tegenover elkaar.

Wat deed je zondag in het Wagener Stadion? Aanmoedigen of zenuwachtig nagels bijten?

Jan-Willem Buissant: ‘Het was echt niet leuk om langs de kant te zitten op de tribune. Ik vond ons niveau niet altijd goed. Waar ik zat, gaven mensen ook continu commentaar op ons spel. Ze gingen mij dan aantikken hoe het beter moest. Daar zit je niet op te wachten als je naar je team zit te kijken.’

Constantijn Jonker: ‘Ik heb voor de wedstrijd aan de officials gevraagd of ik in de dug-out mocht zitten. Dat mocht. Ik had daardoor een schitterend uitzicht. Als spelers kwamen zitten, had ik soms een kort gesprekje met ze. Ik kon het op mijn eigen manier beleven. Ook qua lawaai, waar ik soms last van heb na mijn hersenschudding, zat ik best beschut. Het was voor mij de beste plek om de wedstrijd mee te maken.’

Wie leidt de warming-up bij jullie?

Buissant: ‘Teun Rohof en ik. Als we in twee rijtjes staan, roept Teun wat. We hebben wel een vreemd bijgeloof. Dat is er langzaam ingekomen. Als we beginnen met inlopen, klappen we twee keer. Dan vraagt Billy Bakker (aanvoerder, red.): “Speelt-ie mee?”. Dat gaat dan over Mirco Pruyser, omdat-ie een paar jaar geleden een keer was gepasseerd voor de basis. Dan klapt het hele team. Dan doet Mirco rare pasjes en gaat de rest weer klappen. Je moet erbij zijn om het te begrijpen denk ik.’

Jonker: ‘Bij ons is het altijd de aanvoerder die het doet. Dus nu Sander de Wijn. Voorheen Quirijn Caspers. Lars Balk leidt altijd de twee rijtjes naast elkaar. Doordeweeks op de trainingen roept iemand zomaar een naam. Als jij het bent, heb je dat te accepteren en moet je de warming-up doen.’

Wat is een Klapperboom?

Buissant: ‘Geen idee, wat is dat?’ Lange stilte. ‘Oh, ik weet het! Dat is zo’n ding dat ze op de tribunes uitdelen, waar de selecties opstaan en waarmee je kunt klapperen, om aan te moedigen.’

Hockey.nl: ‘Nee. De Klapperboom is de naam van het veld van Kampong, waar jullie de finale spelen.”

Buissant: ‘Echt? Ik denk dat ze iets beter en langer naar die naam hadden kunnen kijken.”

Jonker, lachend: “Mooie naam hè! Ik had de eer om in het comité te zitten, die de inzendingen mocht beoordelen voor de naam. Ik kan het helemaal uitleggen. Een Klapperboom is een soort palmboom, de boom op ons logo. Naast die boom staat op het logo een huisje en de huisjes samen vormen de Kampong, een Indonesisch dorp. De naam is gekomen omdat Kampong in 1902 door Indiëgangers is opgericht.’

‘We hadden honderden inzendingen en daar stond twee keer De Klapperboom bij. Toevallig was het ook de vader van Jan de Wijkerslooth (keeper van Amsterdam, red.), Lodewijk de Wijkerslooth, die dit had ingestuurd. De familie De Wijkerslooth is een echte Kampong-familie. Ik vind het zelf een mooie naam, omdat het symbool staat voor de oprichting ruim een eeuw geleden, iets typisch van de Kampong-cultuur en bovendien in het logo is opgenomen. We wisten dat het wat weerstand kon oproepen, omdat het niet per se een moderne, flashy naam was, maar naar ons idee heeft het de potentie om tot een cultnaam uit te groeien. Andere inzendingen waren bijvoorbeeld ‘Kampong Colosseum’, ‘Het Blauwe Hart’ en ook het ‘Arnaud Naeff Stadion’ of ‘Constantijn Jonker Stadion’. Maar we wilden het veld van een dermate grote club niet aan een persoon ophangen.’

Wie is de op een na beste speler van de tegenstander?

Buissant: ‘Constantijn Jonker. Dat vind ik wel. Als hij fit is. Hij is in de cirkel dodelijk. Hij kan uit het niets iets creëren. Dan is Jonker heel moeilijk te bestrijden. Je moet altijd heel erg rekening met hem houden.’

Jonker: ‘Ik moet nu kiezen tussen Billy Bakker en Valentin Verga. Dat is heel close. Maar dan kies ik nu voor Vali. Hij had ook een heel mooi interview, dat hij het leuk vond om de finale tegen mij te spelen, omdat het mijn laatste is. Verder geniet ik erg van Mirco Pruyser. Die staat bij mij op 1.’

Wie gaan de shoot-outs nemen zaterdag?

Buissant, lachend: ‘Daar mag ik niets over zeggen. Nee, ik denk dat als er shoot-outs komen, het gewoon dezelfde jongens zijn.’

Jonker: ‘Ik weet niet of er weer shoot-outs komen. Het mag duidelijk zijn dat we er veel vertrouwen in hebben. Ik zou niet weten waarom we onze shootout-nemers zouden aanpassen.’

Nog even over de uitspraak van Billy Bakker: shoot-outs nemen betekent eigenlijk muntje opgooien?

Buissant: ‘Je kunt er nog zoveel op oefenen. Het is altijd anders als je er staat. Dat is wat Billy bedoelde met muntje opgooien. Het moet ook een beetje meezitten. Je kunt er uren op trainen, maar dat is nog geen zekerheid dat-ie zit.’

Jonker: ‘Billy bedoelde dat het elke keer zo close is. Maar het is geen toeval dat wij vijf keer achter elkaar een playoff-wedstrijd winnen op shoot-outs. Het ligt wel dicht bij elkaar. Amsterdam is er ook goed in. Die shoot-out van Tijn Lissone (die niet telde, vanwege te lang, red.) scheelt een halve seconde. Wij hebben er vertrouwen in, maar we gaan er niet op spelen. Ik vind het wel een mooi onderdeel van het hockey.’

Hoeveel uren per week oefenen jullie op shoot-outs?

Buissant: ‘Na elke training. Dus ik zou zeggen zo’n drie kwartier tot een uur per week.’

Jonker: ‘De laatste weken wat meer natuurlijk. Maar bij ons is het op de training tijdens de partijtjes zo dat als je twee strafcorners haalt je een shoot-outs neemt. Daar heb ik jaren voor moeten lobbyen. Ik ben er trots op dat we dat nu al jaren doen op de training. Dus oefenen we het al veel. Ik geloof hier echt in.’

Wie is de meest onderschatte speler van je team?

Buissant: ‘Onze linksachter Nicki Leijs. Hij valt nooit zo op. Maar hij is een waanzinnige speler. Constant. Technisch. Hij beheerst alles. Kan heel goed aanvallen en verdedigen. Nicki krijgt oprecht te weinig waardering. Hij is altijd fit. Maar weet je wat het is: hij loopt niet op roze schoentjes. Hij scheldt niet tegen scheidsrechters. Heeft geen grote mond. Maar tegenstanders kunnen druk zetten op Nicki wat ze willen, maar dat heeft nooit zin.’

Jonker: ‘Een half jaar geleden had ik denk Lars Balk gezegd. Wat hij doet is waanzinnig, maar ik heb het idee dat het nu ook breder bekend is. Hij is ook international. Mag ik ook twee namen noemen? Dan graag verdediger Floris de Ridder en middenvelder Pepijn Luijkx. Floris heeft nooit interlands gespeeld. Maar hij is zo degelijk en aanvallend sterk. Ik denk dat hij nooit helemaal de waardering krijgt. Pepijn is ooit op jonge leeftijd gedebuteerd bij Oranje. Daarna heeft hij niet meer meegedaan. Maar hij is zo dynamisch en snel. Hij is eenvoudig en bescheiden in zijn acties. Zo nuttig voor het team.’

Nicki Leijs tussen Tim Jenniskens, Floris Wortelboer en Jamie Dwyer. Hij scoorde de 5-5 tegen Bloemendaal in de eerste play-off wedstrijd en de 1-2 in de beslissende wedstrijd in de halve finale. Foto: Koen Suyk

Wie is de grappigste in de kleedkamer?

Buissant: ‘Dan ga ik toch voor Boris Burkhardt. Hij heeft die Haagse droge humor. Hij is een mooi ventje. Hij weet óf de plank echt altijd goed te raken óf juist enorm te missen. Ik vind het meestal heel grappig.’

Jonker: ‘Ik vind zelf de humor van Philip Meulenbroek erg leuk. Lekker sarcastisch. Je hebt jongens in het team die heel serieus voor de wedstrijd hun voorbereiding hebben. Ik vind dat verschrikkelijk, ik wil altijd een beetje klieren. Ik heb dat nodig. Dan ben ik bij Philip aan het goede adres, die doet ook of hij het niet allemaal te serieus neemt.’

Philip Meulenbroek tijdens de EHL. Foto: Frank Uijlenbroek

Welke linie van Amsterdam/Kampong is het sterkst?

Buissant: ‘Achterin. Met Martijn Havenga, Sander de Wijn. Verdedigend zijn ze heel sterk en geven ze niets weg.’

Jonker: ‘Het middenveld. Met Billy en Valentin. Met Jan-Willem. Met Klaas Vermeulen. In creatieve zin is het de beste linie. Misschien dat ons middenveld wat gebalanceerder is?’

Hoe groot is de kans dat jullie landskampioen worden?

Buissant: ‘Groot. Shoot-outs betekent dat het dichtbij elkaar ligt. Aankomende zaterdag hoop ik weer mee te doen en is de selectie weer wat breder. Maar het gaat niet om mij. Als team zijn we strijdvaardig. We zijn wel goed vanuit de positie van underdog. Uit spelen we vaak ook beter dan thuis.’

Jonker: ‘Ik ga er geen percentage op loslaten. Ik heb gewoon heel veel vertrouwen dat we het dit weekend af kunnen maken. We hebben de laatste jaren aangetoond dat we er staan op de belangrijke momenten.’

De ‘spuit’ gaat er bij wijze van spreken in, voor de finale? Om te spelen?

Buissant: ‘Ik heb er alles voor over om te spelen. Alles. Hoe dan ook. We gaan het zaterdagochtend zien.’

Jonker: ‘Nee, ik neem geen risico’s. Ik had twee weken geleden een reactie na mijn speelminuten. Mijn hersenen zijn te belangrijk, om ook maar iets te forceren. Vandaar dat ik afgelopen zondag niet speelde. Maar ik train wel mee. Ik heb er vertrouwen in dat ik kan spelen. Maar als ik zaterdagochtend wakker word en me niet goed voel, doe ik het niet. Ik ga niet ten koste van alles risico nemen. Quirijn en ik hebben sowieso 11 augustus nog een afscheidswedstrijd op Kampong.’


Wat vind jij? Praat mee...