Iedere coach of trainer in de D- en (vooral) C-jeugd heeft ermee te maken: hockeyers die als gevolg van de groeispurt wekenlang last hebben van blessures. Hoewel dit fysieke ongemak voor tieners niet is te voorkomen, zijn er wel manieren om er zo weinig mogelijk last van te hebben.
Blessures zijn onlosmakelijk verbonden met de hockeysport en hebben verschillende soorten, maten en oorzaken. Van een bal op een knie of een stick tegen je duim tot een ongelukkig verdraaide enkel of een verrekte spier. Vervelender wordt het als blessures ontstaan als gevolg van overbelasting. Een typisch probleem waarmee kinderen tussen elf en dertien jaar te maken kunnen krijgen in de periode van hun groeispurt.
‘Bij kinderen in de groeispurt groeien de botten harder dan de spieren’, verklaart Doris van der Laan, inspanningsfysioloog van de KNHB en tevens werkzaam als fysiotherapeut en manueel therapeut. ‘De spieren en pezen groeien niet snel genoeg en zo komt er teveel trekkracht op de aanhechtingspunten. Daardoor ontstaan er pijnklachten. De spieren kunnen dus eigenlijk de groei van de botten niet bijbenen.’
Mindere motoriek
Los van pijn bij de aanhechtingspunten van de spieren op het bot heeft de groeispurt nóg een vervelende bijkomstigheid voor de tieners. Ze kunnen wat slungeliger worden, hebben vaker moeite met hun coördinatie en moeten enorm wennen aan het feit dat ze ineens anders bewegen. Die verminderde motoriek maakt de kans op blessures alleen maar groter. Van der Laan: ‘Je lichaam groeit het hardst bij de ledematen. De romp groeit later pas mee. Dat verstoort de coördinatie en motorische controle, waardoor je lichaam uit balans raakt. Er komt een disbalans in de aansturing tussen kracht en stabiliteit.’
Een kind in de groeispurt is dus kwetsbaarder. Sowieso loopt het meer kans op acute blessures, de zogenaamde blessures als gevolg van een botsing of een val op het veld. Dat heeft niet alleen te maken met de mindere aansturing en motoriek, maar ook met de veranderende botdichtheid: de botten zijn relatief zwakker waardoor de kans op breuken toeneemt. Daarnaast is er het gevaar van blessures door overbelasting, die veel geleidelijker ontstaan vanwege de verminderde belastbaarheid.
Bewustwording
Volgens Van der Laan kan de kans op overbelastingsblessures verkleind worden door bewustwording bij ouders, trainers en coaches. ‘Als zij op tijd beseffen dat het kind in deze kwetsbare fase zit, dan kun je veel blessureleed voorkomen. Kinderen kunnen zelf bijvoorbeeld extra aandacht schenken aan de lenigheid. Vooral statistisch rekken is belangrijk. Dan hou je dezelfde houding aan en blijft er spanning op de spier zonder dat het pijn doet. Je benadrukt daarmee de lengte van de spier, zodat er minder spanning is op de aanhechtingspunten. Dit zou een trainer ook na afloop van een training gezamenlijk kunnen doen met alle spelers.’
Trainers kunnen verder een steentje bijdragen door coördinatiespelletjes toe te voegen aan de warming-up voor een training. Van der Laan: ‘Oefeningen die de motoriek, stabiliteit en coördinatie verbeteren kunnen helpen om zo sneller weer de controle over je gegroeide lichaam terug te krijgen. Je kunt bijvoorbeeld op één been staan en dan een bal op de stick hooghouden. Of hinkelend een parcours afleggen. Door meer nadruk te leggen op het verbeteren van de algehele coördinatie en lichaamsstabiliteit kun je al een verschil maken.’
Bewegingsarmoede
Behalve de aandacht voor coördinatie-oefeningen juicht Van der Laan het ook toe om tijdens de hockeytraining andere bewegingsvormen aan te bieden dan enkel hockey. Een potje trefbal, voetbal of een ander balspel in de warming-up zorgt niet alleen voor afwisseling, maar geeft kinderen ook de mogelijkheid zich motorisch op een bredere manier te ontwikkelen. De motorische vaardigheden zullen groeien en ze belasten hun lichaam op een andere manier dan tijdens hockey.
‘Als je als hockeyer drie keer in de week traint en in het weekend ook nog een wedstrijd speelt, dan is dat een eenzijdige, specifieke belasting’, licht Van der Laan toe. ‘Het is juist van belang de motorische ontwikkeling zo breed mogelijk te blijven stimuleren. Bijvoorbeeld door ook op een andere manier aan sport te doen of te bewegen. Het is wetenschappelijk bewezen dat de motoriek van kinderen achteruit loopt. Er heerst bewegingsarmoede in onze maatschappij. Door het bewegen te stimuleren en te zorgen voor variatie, voorkom je dat de belasting niet steeds hetzelfde is. Dat verkleint automatisch het risico om blessures op te lopen.’
Meer weten over dit onderwerp? Lees dan dit achtergrondverhaal over de groeispurt op de website van de KNHB
2 Reacties
albert-monpelliergmail-com
Heel kort antwoord op dit artikel is dat kinderen vaak te vroeg en te jong zware inspanningen moeten leveren voor en door vrijwillige trainers die geen enkele fysiologische achtergrond hebben. Overbelasting heeft altijd een oorzaak. Groei en sporten kan enkel alleen als het geleidelijk gaat. Rust en arbeid moet men rekening mee houden en niet de sporters het gevoel geven als ze niet trainen spelen ze niet. Is ook stressvol waardoor er ook blessures kunnen ontstaan.
andystelt
Helemaal mee eens, ook veel ladderoefeningen doen en goede coordinatie oefeningen in de warmingup. Op tijd ook contact met fysio is heel belangrijk, met terugkoppeling naar de trainer