Wedstrijdrituelen | Pirmin Blaak

In de rubriek ‘Wedstrijdrituelen’ geven spelers en speelsters van Oranje bloot hoe zij topsport bedrijven en beleven en wat de rituelen zijn voor, tijdens en na de wedstrijd waardoor ze een topprestatie kunnen leveren. Keeper Pirmin Blaak is de 2e in de rubriek. Ellen Hoog ging hem voor. ‘Eerst was ik alleen op mezelf gericht. Nu kijk ik echt om me heen. Ik geniet van de omgeving en weet dan waarvoor ik het doe. Dat werkt beter.’

‘Vroeger was ik al dagen van tevoren met de wedstrijd bezig. Dan keek ik eindeloos videobeelden en maakte ik mezelf helemaal gek. Maar uit neurofeedbacktherapie – waar ze mijn hersenactiviteit hebben uitgelezen – is gebleken dat ik te gespannen was tijdens de wedstrijd. Door voeding probeerde ik de stress te onderdrukken. Door teveel stress greep ik naar suikers, naar korte energie. Maar dat is een keten die elkaar verstevigt, dat is slecht voor je.’

‘Ik ga dus niet meer aan die suikers beginnen. Al die chocoladerepen maken me niet ontspannen. Sinds anderhalf jaar denk ik dus niet meer al dagen aan een wedstrijd. Als je me nu vraagt om over een kwartier tegen Duitsland te spelen, zou ik niet meer denken: wauw. Dat ik nu rustiger ben is een combinatie van de uitkomsten van die neurofeedbacktherapie en dat ik meer wedstrijden speel in Oranje. Ik wissel nu ook meer met Jaap, de eerste keeper.’

Toepen

‘De avond voor de wedstrijd kaarten we altijd wat met elkaar. Lekker toepen, dat gaat hard tegen hard. Dat is ontspannen. ’s Ochtends bel ik met het thuisfront. Dat is belangrijk, omdat zij het hele proces van voor naar achter kennen. Dat zij weten hoe het gaat. Als ik me niet zo goed voel doe ik gewoon m’n ogen dicht en ga ik even rusten. Alle negatieve emoties die ik zou kunnen hebben, zijn dan zo weg.’

‘Ik ontbijt altijd licht voor de wedstrijd. Yoghurt, een paar eitjes, en altijd cappuccino. Hier op Papendal is de cappuccino super. Het maakt me niet uit naast wie ik zit met het ontbijt. Het is ook de bedoeling dat je met allemaal verschillende jongens bent. Ook als ik een belangrijke wedstrijd heb, maakt het me niet uit. Je hebt als Nederlands Elftal zoveel meetings met elkaar. De maaltijden die we nuttigen zijn vaak puur functioneel en kort. Een favoriete teamgenoot heb ik niet. Ja, ik kan het goed vinden met Hidde Turkstra, een oude teamgenoot bij Rotterdam. Maar ik ben met iedereen wel goed. De groep is ook vrij breed qua persoonlijkheden.’

Wedstrijdmodus

‘Tijdens de eerste bespreking komt de meeste informatie op ons af. Als ik niet speel, luister ik misschien nog wel beter dan wanneer ik wél speel. Als ik zelf moet keepen zit ik al helemaal in de wedstrijd en dan hoor ik minder. In besprekingen gaat het vaak over aanvallen en opbouwen en dat is voor een keeper meestal niet interessant. Ik moet gewoon die bal tegenhouden.’

‘Na de eerste bespreking hebben we weer rust. Dan draaien we op de kamer wat muziek. Ik slaap altijd met Jeroen Hertzberger op de kamer. Op dat moment denk je even nergens aan. Dan lig je op je bed te ontspannen. Dat moet ook. Dat is nodig. Want daarna is er nog een meeting en nog een lunch. En tijdens de lunch merk je dat mensen in hun wedstrijdmodus komen. Sommige jongens zijn dan al in hun tenue.’

‘De tweede wedstrijdbespreking is altijd kort. Dan worden er slagen gemaakt en zit iedereen op het puntje van z’n stoel. Gaan we weer terug naar de kamer om te douchen en te relaxen. Dan draaien we keihard muziek. Dan is het ook scheren, dat soort dingen. Je zou het ‘opmaken’ kunnen noemen. Dan check ik mijn legguards nog even. Ik maak mijn legguards niet schoon. Wat dat betreft zijn Jaap en ik vrij smerig. Ik controleer wel al mijn shirts, of ik de goede kleuren bij me heb. We kunnen kiezen uit zwart, blauw en rood. Het liefst keep ik met een blauw shirt en een zwarte broek. Jaap doet het liefst ‘zwart zwart’ of ‘blauw blauw’. Met rood heb ik niet veel. Ja, wetenschappelijk zou het volgens een keeperstrainer zo zijn dat je met een rood shirt meer ballen stopt, maar ik geloof er niet zo in.’

EDM

‘Als ik moet keepen luister ik in de bus naar de wedstrijd muziek. Anders niet. Ik luister veel EDM (Electronic Dance Music). David Guetta, Afrojack, Martin Garrix. Dat vind ik lekker. Dan kom je in de flow. Dan krijg je adrenaline. In de bus begin ik met visualiseren. Stel, we staan met 1-0 voor en er is nog maar even te spelen. Dan zie ik mezelf die bal pakken. Visualiseren is lekker. Ik geloof in dat momentum in een wedstrijd, dat je de bal wel of niet pakt.’

‘De legguards doe ik een half uur voor de wedstrijd om. Mijn helm komt pas als de strafcorners worden geoefend. Jaap en ik spelen elkaar altijd in. Daarna schieten jongens als Billy Bakker en Mirco Pruyser op de goal. Dan volgt het ritueel met de strafcorners en het team dat afrondt op de goal. Wat ik dan wel altijd moet voor de wedstrijd is een fles water over m’n gezicht. Ik kan niet zonder.’

Stress

‘Vroeger was ik voor de wedstrijd alleen op mezelf gericht. Dat leverde stress op. Voor de wedstrijd kijk ik nu in het stadion wel echt om me heen. Ik geniet juist van de omgeving. Dit is dus waar ik het voor doe. Wat gebeurt er om me heen?’

‘Tijdens de wedstrijd rek ik uitgebreid mijn benen als we een strafcorner tegen krijgen. Zodat alles warm is. Ik probeer dan ook mee te luisteren bij de tegenstander. Bij een strafbal neem ik extreem lang de tijd. Ik denk wel 6 keer na: wat zou hij doen als ik dit doe? Ik probeer dingen te zien bij die speler, maar uiteindelijk doe ik het op intuïtie. Meestal nemen spelers de bal op de stickkant als het belangrijk wordt.’

Genieten

‘Tijdens de wedstrijd ben ik in volle concentratie. Als het spel aan de overkant is probeer ik echt goed naar de verdedigers te kijken en te zien waar ze staan. Ik probeer te genieten van ons eigen spel. Het coachen is onderdeel van mijn taak, maar als het spannend wordt wil ik juist zelf rustig blijven. Ik heb ook jongens als Sander de Wijn en Sander Baart voor me die al heel veel wegcoachen voor me. Als zij het goed regelen hoef ik alleen maar de bal te stoppen. In partijtjes op de training gaat dat soms fout. Dan ben je alleen maar aan het coachen en dan vergeet je gewoon de bal te stoppen.’

‘Als ik een blunder maak, zeg ik tegen mezelf dat ik weer op nul begin. Ik weet dat het niet meer gaat voorkomen. Maar 1 keer in de 3 jaar gaat het gewoon niet. Dat gebeurt elke sporter. Bij een strafcorner kan ik dan bang zijn ja, als er al een bal door m’n benen is gegaan. Ik probeer mezelf dan op te pompen. Ik weet dat ik de kwaliteit heb om de bal te stoppen. 2 keer door m’n benen, dan word ik wel gek. Maar andersom gebeurt ook. Dat je het gevoel hebt dat de bal er niet in kan voor de tegenstander. Dat ik 4,5 keer achter elkaar een wereldredding maak. Dat is een machtig gevoel. Dat is het gevoel waarom je keept. Dat ze bij een strafcorner een kansloze variant gaan spelen omdat ze weten dat de directe sleep toch niet zit. Dan geniet ik.’

Rio

‘Ze zeggen vaak dat 2e keeper een moeilijke rol is. Maar ik ga wel naar de Olympische Spelen. Ik hoor bij de beste 2 keepers van Nederland. De beste keepers van de wereld. Mijn rol is simpel: als Jaap geblesseerd raakt, moet ik keepen. Zo ga ik naar de Olympische Spelen. Ik zit er niet op te hopen. Ik zou niet willen dat hij z’n been breekt. Ik hoop alleen dat als hij niet kan keepen, ik op zijn goede voet verder kan gaan. Als dat belletje komt, gaan alle remmen los. Als hij niet meer verder kan wil ik niet de grote held zijn. Ik wil wel zijn medaille veilig stellen.’


Wat vind jij? Praat mee...