Vijf uitdagingen voor de Oranjemannen richting de Spelen

Het kostte bloed, zweet, tranen en engelengeduld. Maar de Oranjemannen hebben ‘m in de pocket sinds zondag. Het olympisch ticket, dat hoorde bij de EK-titel. Over elf maanden beginnen de Spelen in Parijs. Tot die tijd zijn er nog zeker vijf uitdagingen te tackelen voor bondscoach Jeroen Delmée en zijn mannen. 

1️⃣ De keepers-luxe

Je hoeft niet veel verstand van hockey te hebben om te concluderen dat Maurits Visser een heldenrol opeiste in de EK-finale. De doelman van Bloemendaal stopte in de slotfase tegen Engeland niet één maar twee strafballen en hield er daarna nog een rits corners uit. Ook in de halve eindstrijd deed ‘Baas’ zijn bijnaam eer aan in de eerste helft tegen de Belgen. Hij voorkwam een grotere marge na een vroege achterstand. Dat gebeurde in zijn debuuttoernooi als eerste keus. Het verhaal is bekend: Delmée koos voor Visser toen bleek dat Pirmin Blaak rond het EK voor het eerst vader zou worden.

Sinds Blaak na de Spelen van 2016 in het Oranje-doel de opvolger werd van Jaap Stockmann, was-ie eerste keus op alle grote toernooien. Visser was een logische tweede keeper. De hiërarchie was duidelijk, al was de strijd voorafgaand aan de laatste toernooien steeds open. Blaak keepte goed op het afgelopen WK en was – zonder babynieuws – waarschijnlijk ‘gewoon’ eerste keus geweest in Mönchengladbach. Daar pakte Visser zijn buitenkansje met beide handen aan door te shinen in de beslissende wedstrijden. Hierdoor verdrong hij zijn zwakkere optreden tegen Duitsland – waar hij bijvoorbeeld de bal niet goed verwerkte bij de openingsgoal – naar de achtergrond. Lang verhaal kort: de keepersstrijd is spannender dan ooit. 

Blaak en Visser op het WK in India. Foto: Willem Vernes

2️⃣ De corner

Een onverwacht pijnpuntje op het gewonnen EK. We haalden het bizarre feit eerder al aan. Geen enkele Oranje-corner op het Europees kampioenschap leverde een doelpunt op. Ze mochten er in totaal dertien nemen. Uiteraard was het leeuwendeel bestemd voor specialist Jip Janssen, die elf keer mocht aanleggen. Twee keer viel de eer te beurt aan stand-in Tijmen Reyenga, derde keus van Oranje-Rood afgelopen seizoen. 

Het resultaat was telkens hetzelfde: geen doelpunt. Kritiek was er vooral op het aantal gehaalde corners en het aangeven – dat niet secuur genoeg gebeurde. Janssen was fit, hoewel hij in aanloop naar het toernooi wel kampte met een handblessure. Hij was in Gladbach de enige specialist. Een bewuste keuze van Delmée, die Teun Beins en Jasper Brinkman liet afvallen. Maar ook eentje die niet los te zien is van de cornerdroogte. 

Jip Janssen benutte op het EK geen enkele corner. Foto: Willem Vernes

3️⃣ De valse starts

Natuurlijk is het EK-verhaal er een geworden in de categorie ‘eind goed, al goed’. Maar dit toernooi kan niet los worden gezien van de vele zwakke starts van Oranje. In drie van de vijf wedstrijden was de beginfase ondermaats. In het openingsdagduel met Frankrijk kon de slow start nog worden betiteld als ‘even inkomen’. Maar tegen Duitsland en België waren de zwakke eerste minuten onverklaarbaar. 

Vooral de eerste vijf minuten tegen de Duitsers deden pijn aan de ogen. Oranje stapelde defensief fout op fout. Een domino-effect, zo noemde verdedigings-chef Lars Balk het. Het leidde tegen Duitsland tot een pijlsnelle 2-0 achterstand, die niet meer werd ingelopen. Gevoelig was het moment dat Balk na de openingsgoal in die wedstrijd de manschappen bijeen riep om de afspraken te herhalen. Nog geen minuut later dartelden de Duitsers weer de cirkel in.

Met de hele groep keken ze de fatale vijf minuten terug. Megascherp starten. Dat was de mildste conclusie die hieruit voortvloeide. Het was daardoor ook pijnlijk dat het tegen België weer faliekant misging bij de allereerste aanval. Te weinig druk op de bal, dekkingsfoutje en daar was-ie, ondanks alle waarschuwingen toch. De 0-1. Een valse start was op het EK geen incident en dat is zorgelijk.

Lars Balk en Jorrit Croon na de 3-0 nederlaag tegen Duitsland op het EK in Mönchengladbach. Foto: Willem Vernes

4️⃣ De vorm

Op het WK in India werd Nederland derde. Stabiel, degelijk en uiteindelijk in de halve finale een piepklein maatje te klein voor een heel goed België. In Duitsland was het grilliger. Waren er zeker pieken, maar ook diepere dalen. De eerste vijf minuten tegen de Duitsers waren de zwakste toernooimomenten onder het bewind van Delmée. ‘De vorm van het WK hebben heel veel spelers niet aangetipt’, stelde de bondscoach vlak na de gewonnen finale. Balk erkende dat hijzelf tegen Duitsland ook een van die dominosteentjes was. Spelbepalers Jorrit Croon en Jonas de Geus, die door blessures beiden een onrustige voorbereiding hadden, waren minder dominant dan we van hen gewend zijn. Captain Thierry Brinkman ging beter spelen naar mate het toernooi vorderde, maar was ook niet zo dwingend aanwezig als in de Pro League. 

Redenen voor die mindere vorm kon Delmée zondag nog niet geven. De extreem lange hockeyzomer, waarin Nederland maar liefst 21 interlands speelde, kan een factor zijn. Blessures die opspeelden en een nieuwe belasting vergden. Croon speelde door zijn kwetsuur aan zijn hand bijvoorbeeld maar drie wedstrijden bij Oranje voordat het EK begon.

Gelukkig voor Oranje bleek de concurrentie ook niet onfeilbaar. Duitsland blokkeerde tegen Engeland, de Belgen maakten zeldzaam grote fouten tegen Nederland. Er komt een hockeyjaar aan dat weer propvol zit. Competitie, EHL, Pro League, de hele kermis trekt weer voorbij. De grote kunst wordt om over een jaar in Parijs wel helemaal fris te zijn. Want daar doen ook landen als Australië en India mee, die niets te maken hebben met een lang clubseizoen maar juist maanden naar een hoogtepunt toeleven met een team.

Bondscoach Jeroen Delmée. Foto: Willem Vernes

5️⃣ De harde keuzes richting Parijs

Last but not least. Het immer ingewikkelde selectieproces. Er mochten achttien spelers naar het EK.  ‘Er zijn er echter veel meer die het verdienen’, zei bondscoach Delmée toen een maand geleden zijn groep naar buiten bracht. Het was een selectie met pittige keuzes. WK-gangers Seve van Ass en Teun Beins vielen nu buiten boord. Tjep Hoedemakers zat erbij, maar viel een paar dagen voor de EK geblesseerd weg en werd vervangen door Floris Middendorp. WK-reserve Jasper Brinkman heeft Delmée ook nog achter de hand.

En wat te denken van die grote groep die werd uitgeprobeerd in de Pro League? Van Pepijn Reyenga tot Boris Burkhardt en van Max de Bie tot Luke Dommershuijzen. Er staat een heel arsenaal aan jonge, gretige bijna-internationals die staan te trappelen om echt aan te haken. Bovendien is er in Rotterdam-Noord nog een Hoofdklasse-topscorer die van geen ophouden weet en er alles aan doet om een nieuwe comeback te maken in Oranje.

Dat is allemaal mooi en prachtig. Maar voor de Spelen mogen maar zestien spelers plus twee reserves worden geselecteerd. De keuzes naar Parijs worden dus nog scherper. En daardoor nóg interessanter.

Floris Middendorp in actie voor de Oranje Heren tegen Frankrijk tijdens het EK in Mönchengladbach. Foto: Willem Vernes


2 Reacties

  1. rob-tettero

    willen wij in de toekomst als Nederland meer toernooien winnen dan is het belangrijk dat wij onze jeugd beter opleiden en begeleiden. De clubs en bond moeten beter samenwerken om ons vele talent te laten door stromen. Het zou hierbij verstandig zijn het aantal buitenlandse spelers te verminderen, waardoor onze jeugd eerder op het hoogste niveau gaat acteren. Jeroen heeft duidelijk gouden handen dus dan moet het zeker gaan lukken.

  2. lenny-baker

    @rob-tettero, Clubs willen aanhaken bij de top. Dat lukt niet als hun (Nederlandse) topspelers worden weggekocht door de grote clubs zoals (Bloemendaal). Daarom halen ze buitenlanders. Als de grote clubs de topspelers bij de opkomende clubs laat, dan zal er ook minder vraag naar buitenlandse spelers zijn.


Wat vind jij? Praat mee...