Jeroen Delmée had zondagmiddag de tranen in de ogen staan in Mönchengladbach. Daar was-ie dan. Het eerste gewonnen eindtoernooi onder zijn bewind als bondscoach bij Oranje, op een EK waarin het lang niet altijd over rozen ging. ‘Veel spelers hebben hun WK-vorm niet aangetikt.’
Het was een bijzonder gezicht na afloop van de gewonnen EK-finale. Terwijl zijn jongens op het veld feestvierden en hun familieleden in de armen vlogen, zat Delmée even alleen. Hij had zijn pet afgezet. Het hoofd gebogen. Een hand voor zijn ogen om natte ogen te deppen. Even een momentje voor hemzelf om de bizar verlopen EK-finale te verwerken.
Na afloop verklaarde de Brabander zijn tranen van geluk. ‘Dit maakt voor mij sport zo mooi’, pufte Delmée nog na. ‘Je begint twee jaar geleden met niets en je wil er wat van maken. Dan hoop je dat het allemaal goed uitpakt. Samen met de rest van de staf, werken we hier al maanden naar toe. We draaiden als team niet top op dit toernooi, maar het is wel gelukt.’
Een korte adempauze. ‘Dit is waarom ik coach geworden ben. Ik geniet hiervan. Ik was emotioneel omdat ik het de jongens zo gun. Zij vreten hockey en hebben de juiste lifestyle. Gaan er voor 120 procent voor. Nu krijgen ze de beloning voor hun inzet.’
De regen aan video-calls
Omcirkeld door de vaderlandse pers kreeg Delmée uiteraard vragen over die ongelooflijke slotfase tegen Engeland. De regen aan video-calls en de dubbele strafbal. ‘Een Engelsman pushte de bal op de heup van Justen Blok. Dat was hier duidelijk te zien, op de grote schermen in het stadion’, aldus Delmée. ‘Toen die beelden voorbijkwamen, dacht ik dat wij een vrije slag zouden krijgen. Het hele epistel tussen de scheidsrechter en de video-referee zagen we op het scherm. Maar we kregen niet mee waarover ze het hadden. Dat geluid was voor ons niet te horen. Na een minuut of tien wordt er dan ook nog een hak geconstateerd, voordat die bal op Justen kwam. Dat het zo lang moet duren lijkt me niet goed voor de videoscheids.’
‘Vervolgens kwam er ook nog dat gezeur over de strafballen erachteraan. Volgens mij stond Maurits [Visser] bij de eerste strafbal al met zijn hak van zijn voet op de lijn. Ik snap niet dat-ie werd overgenomen. Maar goed. Daar moeten niet meer over kletsen.’
Het deed uiteindelijk niets af aan de blijdschap. ‘Ik ben gewoon onwijs trots. Ik denk dat we onze beste drie kwarten van het toernooi in de finale hebben gespeeld. We hadden in de eerste helft meer goals moeten maken. Dat verzuimden we. We speelden echt goed en zij kwamen tot heel weinig kansen. Na een foutje van ons was het 2-1. Dan weet je dat het billenknijpen kan worden. Nou, dat werd het. Maar hoe het ook allemaal gebeurd is, we zitten in Parijs. Dat was het allerbelangrijkste.’
Het gebrek aan de WK-vorm
Delmée stelde voor de halve finale tegen België al dat het algehele niveau van Oranje lager lag dan op het WK. Veelzeggend is dat hij de relatief onervaren Derck de Vilder de beste middenvelder noemde bij Oranje. Jorrit Croon en Jonas de Geus, met veel meer interlands en toernooien op hun cv, konden minder hun stempel drukken. ‘Die vorm van het WK hebben heel veel spelers niet aangetipt. Waar het aan ligt, dat weet ik nog niet. Er waren wat blessures, misschien speelde dat ook een rol. Het zou ook aan het lange seizoen kunnen liggen, met veel wedstrijden in de Pro League, de competitie en de EHL.’
Aan de andere kant zag Delmée dat zijn ploeg na de grillige poulefase toch in staat bleek om de ‘toernooimodus’ te vinden. Resultaatgericht hockeyen, met niet de franje maar de uitslag als uitgangspunt. ’We hebben laten zien dat we ook lelijk kunnen winnen. Aan onszelf bewezen dat we het ook kunnen in topwedstrijden.’
Het is een gevolg van de andere mindset die Delmée in de ploeg bracht. ‘Als je de bal verovert, dan vieren we dat. Als Nederland willen wij tiki-taka hockey zien. Alleen maar mooie combinaties. Maar als je de bal niet wint, of dat gebeurt pas in je eigen 23-metergebied, dan kom je internationaal niet tot aanvallen. Wij hechten veel waarde aan goed verdedigen. Gemiddeld komen tegenstanders tien, elf keer per wedstrijd bij ons in de cirkel. Dat is heel weinig.’
De balans bij ons tussen aanval en verdedigen is anders dan dat-ie in het verleden was, stelt Delmée. ‘Daar hebben we ook de spelers voor. Koen Bijen is een spits die veel ballen verovert. Lars Balk staat achterin te schaven. Er zijn veel jongens die achterin staan, die heel goed kunnen hockeyen maar minder goed kunnen verdedigen.’ Delmée herstelt zichzelf, met nadruk: ‘Kónden verdedigen.’
Een minder drukke winter
Omdat Nederland het EK heeft gewonnen, is plaatsing voor de Olympische Spelen in Parijs automatisch een feit. Oranje hoeft dus in januari geen olympisch kwalificatietoernooi in Pakistan of Spanje te spelen. Een gegeven dat voor opluchting zorgt bij Delmée. ‘Het zijn toernooien met een hoop stress, waar veel Europese toplanden strijden om hun ticket. Dat zijn geen lekkere potjes, daar zit je niet op te wachten. In december en februari spelen we alweer Pro League. De winter was anders wel heel vol geworden. Dit geeft meer voorbereidingstijd. Mogelijkheden om nog scherper te zijn in Parijs.’
Dit bericht op Instagram bekijken
2 Reacties
Mark Bouwman
Mooi Jeroen, je verdient het met al je inzet voor je sport. Ik denk dat "iemand daarboven" supertrots op je is !
PhilipTulleken
Spot on, Mark! Harrie moet supertrots zijn!