Brinkman en De Geus over verschil tussen jeugd-WK 2016 en WK India

Twee jaar geleden werd Jong Oranje met aanvoerder Thierry Brinkman (23) en Jonas de Geus (20) zevende bij het WK in het Indiase Lucknow. Het was de lichting, waarvan veel spelers doorstroomden naar Oranje. Nu spelen ze samen het ‘grote’ WK in Bhubaneswar. Ze vergelijken de twee toernooien en hun ontwikkeling.

Lucknow 2016 met Jong Oranje, waar denken jullie dan aan?

Thierry Brinkman: ‘We hadden eigenlijk een heel goed team met heel veel potentie. Dat kwam er niet uit. We hadden hoger moeten eindigen. Dat is een gemiste kans met die generatie. We hebben het nog weleens over die wedstrijd tegen Australië (1-2 nederlaag, red.). De bal tegen paal. Dat het net de verkeerde kant opviel.’

Jonas de Geus: ‘Er had veel meer ingezeten. Als we van Australië hadden gewonnen sta je bij de laatste vier. Dat was een heel ander verhaal dan zevende. Het is een dun lijntje. Het scheelde weinig, of het was wel een goed toernooi geweest.’

Waar ontbrak het aan?

Brinkman: ‘Achteraf heeft het grote invloed gehad dat Lars Balk in de tweede wedstrijd uitviel met een blessure. Dat was een groot gemis. Ik was samen met hem aanvoerder.’

De Geus: ‘Het was een beetje een rare situatie. We wisten al dat Eric Verboom na het toernooi wegging. Hij was professioneel genoeg om alles verder te doen zoals het hoorde. Maar het was meer dat we als jonkies niet voorbereid waren op drie weken India. We zaten drie weken in een hotel, de verveling sloeg toe. We waren veel aan het kloten, beetje spelletjes aan het doen. Ik was er totaal niet op voorbereid, hoe dat echt is op zo’n toernooi, drie weken in zo’n hotel. Dan zat je maar een beetje op je kamer FIFA te doen of op Netflix.’

Brinkman: ‘In India is ervaring wel belangrijk. Dat je weet wat je te wachten staat. Dat was bij een groot gedeelte van het team niet het geval en dat heeft misschien invloed gehad. Maar we moeten er ook niet té negatief over doen, het is ook zo’n verhaal geworden dat het er heel onprofessioneel aan toe ging. Maar dat viel mee. Het komt altijd in een ander daglicht te staan als de prestatie tegenvalt.’

LUCKNOW (India) – Teamfoto JONG ORANJE ; voor: vlnr Maurits Visser, Morris de Vilder, Joep de Mol, Thierry Brinkman, Daniel Aarts, Jorrit Croon, Joren Romijn.,
midden: Noud Schoenaker, Jip Janssen , Floris Wortelboer, Jonas de Geus, Terrance Pieters, Niek Merkus, Bram van Groesen, Steijn van Heijningen, Sebastian van der Graaf, Thijs van Dam. achter: fysio Doris van der Loo, fysio Bas van de Pol , ass. coach Hans Streeder, bondscoach Eric Verboom, manager Klaas Vermeulen, teamarts Marijke Thunnissen. Junior World Cup hockey U21 for men. Foto: Koen Suyk

Wat zijn de lessen van toen?

Brinkman: ‘Voor mij was het leerzaam om aanvoerder te zijn. Leren hoe je dat invult, ook als het minder gaat. Want na die nederlaag tegen Australië moesten we nog twee wedstrijden. Het was voor die generatie een tijd van vier jaar met elkaar die je met elkaar afsluit. Dat was bijzonder. Wat ik daarvan meeneem is dat het goed is om na een teleurstelling nog ergens met een goed gevoel iets af te sluiten. En het besef dat het doodzonde is als je met grote kwaliteiten niet alles eruit haalt. Dat besef, dat moet je voelen.’

De Geus: ‘India hoeft niet af te leiden van je hockey, dat heb ik nu wel geleerd. Zevende was toen echt niet nodig, we weten nu hoe zuur dat voelt en hoe zonde dat is.’

Hoeveel groter is zo’n WK, zoals nu in Bhubaneswar?

Brinkman: ‘Groot. Vorig jaar bij de HWL Final in Bhubaneswar waren de twee tribunes achter de doelen nog grote spandoeken. Nu hebben ze het allemaal fantastisch aangepakt, dat is wel heel leuk. Vorig jaar stonden er plastic stoeltjes in de kleedkamers. Nu hebben ze lockers en schitterende teamfoto’s, onder andere uit 1998. Dat is heel mooi gedaan. De openingsceremonie was ook een goed voorbeeld. Wij hebben het een uur meegemaakt, maar dat ging nog drie uur door volgens mij.’

De Geus: ‘Je merkt het aan de hoeveelheid mensen. Je voelt wel dat het een WK is. Ik had niet verwacht dat de tribunes zo vol zouden zitten, ook bij onze wedstrijden. Het is echt goed druk. Hoewel het ook weer niet zo is dat ik het veld opstap en denk: dit is maar een keer in de vier jaar. Dan speel je gewoon een wedstrijd. Een verschil met Lucknow is ook dat ik toen misschien twee gasten van de tegenstanders kende. Nu zie je zoveel bekende hockeyers. Landen met zulke goede selecties. Dat je weet dat het hard tegen hard zal gaan.’

Kleedkamer Oranje. Foto: Philippe de Putter/Orange Pictures

Wat doen jullie zelf anders als hockeyer, in vergelijking met Lucknow?

Brinkman: ‘Vroeger twijfelde ik: moet ik terugzakken of diep gaan? Hoe meer toernooien je speelt en hoe ouder je wordt, hoe sneller je herkent wat je krachten zijn, waar je op door kan bouwen. Als je jong bent, zoek je meer wat je moet doen. Nu weet ik dat ik op mijn basisskills kan vertrouwen. Op mijn combinerende vermogen en balvastheid. Daar zoek ik naar.’

De Geus: ‘Eigenlijk doe ik niets anders dan toen. Het gaat alleen een paar versnellingen hoger. Er zitten een paar jongens in ons team, zoals Billy, Kemp en Vali (Billy Bakker, Robbert Kemperman en Valentin Verga, red.), waarbij het er allemaal rustig uitziet, terwijl ik dan gehaast ben. Dan speel je een vier tegen vier met ze en dan combineren ze rustig door je heen. Hoe kan dat, denk je dan. Dat is die handelingssnelheid, daar moet je aan wennen en groei je naartoe.’

Waarin zijn jullie gegroeid als persoon?

Brinkman: ‘Ik denk dat ik iets benaderbaar ben en wat makkelijker. Ik was meer op mezelf gefocust toen ik jonger was. Nu ben ik meer met mijn omgeving bezig. Ik stel me meer open voor het team, mijn visie is wat breder. Dat helpt me ook als mens. Ik voel me nu lekker in het team. Ik ben daar gelukkig en op mijn plek, en dat zie je terug in het veld. Ik heb veel vertrouwen.’

De Geus: ‘Ik denk dat ik heb geleerd om meer mezelf te zijn. Ik had in het verleden de neiging om de kat uit de boom te kijken en af te wachten wat er van me gevraagd wordt en hoe ik moet gedragen. Maar er wordt ook in het team op gehamerd dat je altijd jezelf moet zijn. Dat voelt heel goed. Ik hou ook van een geintje maken. Sommige spelers zien me als iemand die ervan houdt voor de lol een beetje te stoken tussen mensen. Daar kan ik van genieten. Wat dat betreft mis ik Wortel (Floris Wortelboer, red.) ook heel erg.’

Hoe professioneel is hockey de laatste jaren geworden? Hoe erg moet je ernaar leven?

Brinkman: ‘Als je kijkt hoeveel dagen in de week je ermee bezig bent, dan is het al best wel een tijdje heel professioneel. De dingen die je er buiten kunt doen zijn op een hand te tellen. Dat vraagt veel discipline van jezelf. Iedereen die hier speelt, wil het heel graag en heeft een bewuste keuze gemaakt. Dan moet je er alles voor doen. Ik zie het zo: tussen 18 en 34 jaar kan je lichaam pieken en moet je dat optimaal benutten. Als je 50 bent kan dat niet, maar kun je wel werken. Zo zit ik erin. Het is zo professioneel geworden, de voorbereiding is heel intensief, soms ben je echt zo moe. Maar nu we hier zijn vergeet je die vier maanden dat je zoveel traint.’

Geus: ‘Het traject naar dit WK is het meest intensieve wat ik ooit heb meegemaakt. Dat is echt rammen. Dan moet je veel tijd in hockey steken. In het begin van de voorbereiding ging ik nog weleens studeren. Maar dat ging op een gegeven moment niet meer. Dat is waar hockey naartoe gaat. Er waren genoeg trainingen dat ik dacht: ik kom niet meer vooruit. En dan moet je de volgende dag weer. Dan denk je maar bij jezelf, terwijl je helemaal stuk gaat: hier heeft de begeleiding goed over nagedacht. Er zit een plan achter en het gaat wat opleveren. Want er waren genoeg momenten dat je het gevoel hebt dat je niet meer vooruit komt.’

Wat verwachten jullie van dit WK?

Brinkman: ‘Ik hoop vooral dat iedereen in het team de beste persoon is die ze kunnen zijn. Want dit is een piekmoment. Ik hoop dat iedereen zijn beste spel laat zien. Dan kunnen we heel goed zijn. Meerdere teams maken aanspraak, maar wij kunnen ook het toernooi winnen. We kunnen het ver schoppen, als we pieken op de belangrijke momenten. Daarvoor moet je wedstrijd voor wedstrijd spelen.’

De Geus: ‘Het gaat om onszelf. Wij moeten als team en als individu het beste laten zien, dat we ooit hebben laten zien. Ik heb het vertrouwen dat we heel ver kunnen komen. Als dat niet gebeurt, is het gewoon klote.’

Jonas de Geus en Thierry Brinkman in Oranje, hier met Billy Bakker. Foto: Frank Uijlenbroek/Worldsportpics

-Van Jong Oranje dat in Lucknow zevende werd, behoren de spelers Thierry Brinkman, Jorrit Croon (speelde ook al OS Rio), Floris Wortelboer, Lars Balk, Thijs van Dam, Joep de Mol, Jonas de Geus en Terrance Pieters tot de WK-selectie van Oranje in India of  zijn reserve.


Wat vind jij? Praat mee...