Als hockeyster staat ze altijd in de schaduw van haar vader, Stephan Veen. Haar moeder, Suzan van der Wielen. En haar broer, Lucas Veen. Maar dit jaar maakt Nederland ook kennis met Josephine Veen. Na twee jaar collegehockey in de Verenigde Staten speelt ze in de Promotieklasse bij Victoria, waar ze door een hersenschudding een beetje een valse start maakte. ‘Door Amerika word ik niet meer alleen op mijn achternaam aangesproken.’
‘Tijdens de tweede wedstrijd van het seizoen, tegen Nijmegen, kreeg ik een schouder tegen mijn slaap. Het was niet eens een harde beuk, het kwam gewoon net op de verkeerde plek. De eerste weken daarna had ik hoofdpijn en was het met studeren ook lastig. Het ging op en af, wat ik kon verschilde per dag. Ik moest echt stap voor stap kijken wat ik kon doen en weer voorzichtig naar het hockeyveld.’
Ze had zich haar terugkeer op de Nederlandse velden anders voorgesteld. Net als haar broer – die inmiddels bij Bloemendaal speelt – speelde ze in haar jeugd voor Schaerweijde. ‘Vanaf de funkeys al. Het laatste jaar in de A sloeg ik over, en speelde ik bij Dames 1. Het is een geweldige club, we waren er elke zaterdag en zondag en ik heb er vriendschappen voor het leven gesloten. Mijn neefjes lopen er nog steeds rond, de jongste in de B-jeugd en natuurlijk Juup en Peppe bij Heren 1.’
Veen speelt rechtsachter bij Victoria: ‘De enige verdediger in de familie’. Foto: Jan Kruijdenberg
‘Even niet het zusje van’
Zelf maakte ze na dat eerste jaar bij de senioren een andere keuze: spelen en studeren in de Verenigde Staten. ‘Ik was toe aan een nieuwe hockeyomgeving en een plek waar ik ook mezelf een beetje kon ontdekken. Even niet in de Nederlandse hockeywereld en het ‘zusje van’ zijn.’
Het werd Duke University, een vooraanstaande universiteit in North Carolina. ‘Toen ik daar rondliep, dacht ik: zo’n kans kan ik niet laten schieten. De opleiding zelf vond ik ook belangrijk. Ik was wel van plan om de volledige vier jaar te gaan en dan wil je wel terugkomen met een papiertje voor de toekomst.’
Het hockey was best heftig, zegt Veen. ‘Van september tot en met november speel je twee wedstrijden per week, met daarnaast nog vier dagen training en twee keer per week krachttraining. Je leeft het sportleven en wordt beschouwd als atleet. Alles wordt geregeld, de fysio, het herstel en het spel zelf.’
Anders dan veel andere Nederlandse hockeyers in de VS ervaarde ze het hockey minder fysiek. ‘Dat denken mensen inderdaad vaak, dat het meer beuken is. Ik ben verdediger dus ik vind dat soms best lekker, maar bij de eerste wedstrijd kreeg ik meteen te horen ‘nummer 15, dat gaan we niet meer doen’. Toen wist ik wel dat ik even op moest passen.’
Dit bericht op Instagram bekijken
Veen kijkt vooral terug op een mooie ervaring. ‘In mijn eerste jaar haalden we de halve finale van de NCAA – het universtiteitskampioenschap – en in mijn tweede jaar de kwartfinale. Dan zit echt alles erop en eraan: een stadion, mensen op de tribunes, commentatoren en mijn ouders die het op tv konden kijken.’Josephine Viiieen’ hoor je dan uit die speakers. Dat is wel heel bijzonder.’
Toch ging ze al na twee jaar terug naar Nederland. ‘Ik was er, omdat je zó intens leeft daar, weer aan toe om lekker dichtbij mijn familie en vrienden te zijn en in het Nederlandse leven te zijn. Hockey was niet de hoofdreden, maar als ik hier nog wat leuks wil gaan doen, dan was het wel ook een goed moment om weer terug te gaan.’
De enige verdediger van de familie
Het werd Victoria, de studie psychologie en samenwonen in Rotterdam met twee teamgenootjes. ‘Met Yip van Wonderen, die ook net terug is uit Amerika. We hebben zelfs nog een keer tegen elkaar gespeeld.’ Terug in Nederland is ze ook weer ‘de zus van’. Haar broer timmert immers aardig aan de weg en heeft er inmiddels negen interlands opzitten. ‘Ik ben zo trots op Lucas. Vroeger stonden we als kleintjes tegenover elkaar in de achtertuin gezellig te hockeyen. Als ik hem dan nu in het Wagener Stadion zie, daar krijg ik echt kippenvel van.’
Ze lijkt niet echt op haar broer, zegt ze. ‘Qua hockeystijl niet heel erg, nee. Hij is een superhandige middenvelder, dat spat er vanaf als je hem ziet. Ik ben – als enige van de familie – verdediger en iets meer een stille kracht, al uit ik me iets meer verbaal. Ik kan wel goed de leiding nemen, het team neerzetten en zorgen voor goede passing. Wat betreft overzicht en rust in het spel lijken we wel op elkaar. En het fanatisme.’
Veen met keepster Amber Klijsen. Foto: Jan Kruijdenberg
Op haar ouders lijkt ze ook: ‘Mijn moeder was volgens mij ook best een aanwezige speelster, en heel creatief. Mijn vader was een snelle denker en had een grote drive. Ik denk dat ik echt een mix van beiden ben.’ Daar kwam en komt vaak ook een verwachtingspatroon bij kijken, zegt ze. ‘In de Nederlandse jeugd, wordt er toch verwacht dat je er altijd staat. Ik heb dat niet als druk ervaren. Maar het werd wel heel erg verwacht, omdat die achternaam op je rug staat of omdat mijn broer er ook rondliep.’ Je leert ermee om te gaan, vindt Veen. ‘Maar door Amerika is het niet meer het enige waar ik op word aangesproken, nu laten mensen ook daarover weten dat ze het gaaf vinden.’
De gouden stick boven de wc
Veen weet niet beter, ze komt nou eenmaal uit die grote tophockeyfamilie. ‘Er hing thuis een gouden stick boven de wc. Tja, daar kijk ik niet meer gek van op. Maar het is niet zo dat het hele huis vol zat met prijzen en foto’s hoor. Eigenlijk vooral foto’s van de hond. En ergens in een hoekje dan die hockeybal, de winnende strafbal van papa.’
Van die strafbal waarmee Veen de olympische finale van 2000 besliste, is het in dit gesprek een kleine stap naar de middenmoot van de Promotieklasse. ‘We willen graag in de top drie eindigen’, zegt Veen. ‘De motivatie is er, ik ben ook teruggekomen uit Amerika om op niveau te spelen. Het lijkt me ook gaaf om in de Hoofdklasse te spelen. Het is logisch dat je er bij een club als deze over na moet denken, maar op dit moment zijn we daar nog niet mee bezig.’
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.