Waarom steeds meer Belgen de Hoofdklasse de rug toekeren
Thomas Briels, Tom Boon en Simon Gougnard zijn drie Belgische internationals die enkele jaren geleden nog schitterden in de Hoofdklasse en nu tijdens de Euro Hockey League in Eindhoven niet meer het tenue van een Nederlandse, maar een Belgische club dragen. De Nederlandse competitie is tegenwoordig een stuk minder interessant voor Belgen. Manu Stockbroekx (Bloemendaal) is vooralsnog de enige Belg die volgend seizoen bij een Nederlandse club onder contract staat.
In het seizoen na het WK 2014 in Den Haag, waar de Belgische mannen de vijfde plaats bemachtigden, speelden er maar liefst zeven Belgen in de Hoofdklasse: Tom Boon, Simon Gougnard (Bloemendaal), Sébastien Dockier (Den Bosch), Loick Luypaert (Kampong), Vincent Vanasch, Thomas Briels en Elliot van Strydonck (Oranje Zwart). Misschien hebben de Red Lions toen wel het fundament gelegd voor de succesvolle Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Al deze zeven spelers behoorden in Brazilië tot de Belgische selectie die in de halve finale een gigantische dreun uitdeelde aan de Oranje Heren en uiteindelijk met de zilveren medaille naar huis ging.
‘De ommekeer is voorafgaand aan de Spelen al ingezet’
Tegenwoordig zijn de verhoudingen anders. Nu bekend is dat Sébastien Dockier (Den Bosch) komende zomer na drie seizoenen terugkeert naar zijn oude club Beerschot, blijft van zijn landgenoten alleen Manu Stockbroekx nog over. ‘De ommekeer is al ingezet in het jaar voorafgaand aan de Olympische Spelen in Rio de Janeiro’, vertelt Floris Geerts, Belgisch hockeycommentator, die in Eindhoven de verrichtingen van Dragons en Royal Racing Club de Bruxelles volgt. ‘In dat seizoen gingen de Belgische internationals voor het eerst met de nationale ploeg vier keer per week trainen. Als ze in Nederland waren gebleven, hadden ze telkens op en neer moeten reizen. Vanuit Eindhoven is dat misschien nog te doen, maar als je in Amsterdam of Bloemendaal woont, is de afstand naar België toch echt te groot.’
‘Zelfs Sander Baart speelt niet meer in Nederland’
Thomas Briels, Tom Boon, Elliot van Struydonk, Simon Gougnard en Loïck Luypaert keerden dat jaar met z’n vijven terug naar hun vaderland. Geen van hen kwam na de Olympische Spelen terug naar Nederland. ‘Deze oudere generatie moet inmiddels ook aan hun maatschappelijk carrière gaan denken’, legt Geerts uit.
‘Ze hebben een baan en dat valt nu eenmaal moeilijk te combineren met hockeyen in Nederland. Daarnaast heeft de jonge generatie niet meer het gevoel dat ze per se in de Hoofdklasse moeten spelen om een betere speler te worden, omdat het niveau van de Belgische competitie de laatste jaren enorm gestegen is. De Nederlandse competitie vind ik in de breedte nog altijd sterker dan de Belgische, maar ik weet zeker dat de Belgische topclubs niet onderdoen voor de Nederlandse topclubs. Bovendien leren de jonge talenten nu ook van al die toppers die nu in België spelen. Vandaar dat er steeds minder Belgen in de Hoofdklasse actief zijn. Zelfs Sander Baart, de meest Nederlandse Belg die er bestaat, speelt niet meer in Nederland.’
Van Doren legde een aanbieding uit Nederland naast zich neer
Tot de jongere generatie behoort de 22-jarige Arthur van Doren, door de FIH uitgeroepen tot Wereldtalent van het Jaar 2016. Misschien is hij wel bij uitstek het voorbeeld van een speler die wellicht een paar jaar geleden de overstap naar Nederland wel zou hebben gemaakt, maar nu niet. Nog altijd speelt hij voor Dragons, terwijl hij naar eigen zeggen serieuze gesprekken heeft gevoerd met Bloemendaal. ‘Ik heb bij Dragons net een nieuw contract van vier jaar getekend, maar daarvoor was ik dichtbij een overstap naar Bloemendaal’, vertelt Van Doren.
‘Ik heb al enkele jaren goed contact met Michel van den Heuvel. Hij volgt mij al een tijdje, ook toen hij nog coach van OZ was. Ik heb erover nagedacht, maar uiteindelijk toch voor Dragons gekozen. Hier ben ik opgegroeid. Samen met enkele belangrijke spelers, zoals Felix Denayer en Florent van Aubel, heb ik besloten te blijven en de club iets terug te geven. Maar een overgang naar Nederland sluit ik niet uit. Ik zeg nooit nooit. De Nederlandse competitie blijft een mooie competitie met veel goede clubs.’
De 29-jarige Thomas Briels behoort tot de oudere generatie, die zich in Nederland ontwikkelde en nu in België onder contract staat. Na twee jaar in Heren 1 van Dragons te hebben gespeeld, kwam Briels op twintigjarige leeftijd naar Oranje Zwart. ‘Het niveau van de Belgische competitie van toen en nu kun je niet met elkaar vergelijken. Dat verschil is zo ontzettend groot. In m’n eerste jaar bij OZ keek ik m’n ogen uit. Het spel in Nederland was veel fysieker, technischer en sneller. De laatste jaren heeft België flink aan de weg getimmerd. Nu hebben we een mooie competitie, die nog niet zo sterk is als de Nederlandse, maar wel één van de beste competities van Europa is. Als je als Belg nu in eigen land bij een topclub speelt, zoals Dragons, is het inderdaad misschien niet meer nodig om de overstap naar Nederland te maken.’
‘Nederlandse clubs zijn nog altijd professioneler dan Belgische’
Toch raadt Briels jonge spelers zeker niet af om voor een avontuur in Nederland te kiezen. ‘Het is altijd goed om even uit je comfortzone te gaan. Een nieuwe omgeving, daar leer je van. Bovendien zijn de clubs in Nederland nog altijd professioneler dan in België. Neem Oranje-Rood. Moet je zien wat hier staat, een geweldig clubhuis en een mooi complex met veel velden. Daarnaast hebben ze hier een commissie Tophockey, ook erg professioneel. Een paar grote clubs in België gaan gelukkig ook die kant op, maar ze hebben het niet makkelijk. Ze kunnen niet dezelfde bedragen investeren als in het voetbal. Velden zijn duur en het kost tijd en lobbywerk om dat bij elkaar te sprokkelen. Het gaat traag, maar het gaat wel de goede kant op.’
De overwinning van de Belgen op de Oranje Heren tijdens de Olympische Spelen is volgens hockeycommentator Geerts een logisch gevolg van deze ontwikkeling. ‘Belgen hebben jarenlang het gevoel gehad dat Oranje de betere ploeg was, dat Nederland een wereldteam had en België niet. Dat is de laatste jaren natuurlijk wel veranderd. Ik vind het niet zo gek dat de spelers van België er in Rio in geloofden dat ze Nederland konden verslaan. Het was niet alleen een kwestie van kwaliteit, maar ook van mentaliteit. Als je als Belg bij een hoofdklasseploeg speelt en tijdens elke training je Nederlandse teamgenoot voorbij rent, weet je dat je dat tijdens een interland tegen Nederland ook kunt. De spelers van Oranje waren na al die jaren niet meer de vedettes die de Belgen niet aankonden.’
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.