Vier generaties over succesvolle clubcultuur van Bloemendaal

Landskampioen Bloemendaal ligt ongunstig, kent geen natuurlijke aanwas van studenten, maar weet zich wel al decennia te handhaven als topclub. Wat is het geheim van de 125-jarige familieclub, die zondag het lustrumjaar aftrapte met een goed bezochte jubileumwedstrijd?

Maarten ten Doesschate met de aanvoerdersband. Erop genaaid door Agaath Bovelander.

Maarten ten Doesschate (69). Aanvoerder van Bloemendaal, dat in 1977 promoveerde naar de Hoofdklasse. Begon in 1958 als achtjarige bij Bloemendaal.

‘Op zaterdag deden we na de training van Heren 1 altijd een circuitje over het complex, waar iedereen de voorste na moest doen, met moeilijke trucjes door een parcours. Dat is typisch Bloemendaal. Lang hadden we slechte trainers, maar toen kwam Cees Bovelander, de vader van Floris Jan. Zijn vrouw Agaath maakte twee keer per week maaltijden voor ons. Zij was een soort moeder voor ons. Die twee hebben ervoor gezorgd dat de sfeer op de club altijd goed was.’

‘Bij Bloemendaal waren we lang niet erg professioneel. Cees Koppelaar (looptrainer, red.) heeft een groot verschil gemaakt. Dankzij hem zijn we fitter geworden. In 1977 kregen we toen de kans om de Hoofdklasse te halen. Wij speelden in het Wagener Stadion, op neutraal terrein, tegen SCHC. Toen waren er al zes autobussen vol supporters die ons kwamen aanmoedigen. De voorlopers van de Bloemigans. Wij kregen die wedstrijd daardoor vleugels en promoveerden. Daarna braken talenten als Ronald Jan Heijn en Cees Jan Diepeveen door.’

‘Bloemendaal is een club met heel veel  vrijwilligers. We hebben de overgang naar professionalisering gemaakt, maar we hebben niet altijd de hoofdprijs betaald. Zo wilde iedereen heel graag met Teun de Nooijer hockeyen. Onder de marktprijs. We hebben ook moeilijke tijden gekend, waarbij we meer kosten dan inkomsten hadden. Toen Russell Garcia coach was (2012-2015, red.) moest iedereen in de selectie een salary cut van tien procent accepteren. Volgens mij is dat nooit naar buiten gekomen. Maar ik zat toen in de kascommissie, daarom weet ik het. Dat is toen allemaal nét goed gegaan, anders had het net zoals bij Laren kunnen gaan.’

Lustrum 125, Bloemendaal Heren 1, All Stars, tegen Batavieren. Floris Jan Bovelander. Foto: Koen Suyk

Floris Jan Bovelander (53). Landskampioen 1986, 1987, 1988, 1989, 1991 en 1993. Europacup 1987. Begon op zevenjarige leeftijd bij Bloemendaal. Zijn vader was coach.

‘De club ben je zelf, vind ik. Ik hoop altijd dat Bloemendaal meer is dan alleen tophockey. De kracht van de club is dat er niet zoveel veranderd is. Er is een cultuur die al dertig jaar hetzelfde is. Er is continuïteit. Nu zijn het Wouter Jolie, Tim Jenniskens, Jaap Stockmann, Thomas Boerma en Lodewijk de Bruijn die dingen doen voor de club. Een nuchtere, positieve kijk wordt steeds doorgegeven.’

‘Wij zijn al dertig jaar hofleverancier van grote namen. De clubsfeer van Bloemendaal is wel uniek. Van de tophockeyclubs zijn wij de oudste club, met de meeste traditie. Van het clubhuis tot de ligging. Als je kijkt hoeveel vrijwilligers zich opgeven als we de EHL organiseren: dat is uniek. Voor het lustrum heb ik laatst oude dozen geopend met spullen. Dan zie je dat er eigenlijk niets is veranderd. Wij speelden in de jaren tachtig om de landstitel op Kampong, met zevenduizend man op de tribune. Er was een oranje vak met Bloemendaal-supporters, waar we naartoe liepen als speler. Het hockey is veranderd, maar de sfeer van 35 jaar geleden lijkt op die van nu. Wat ik terugvond in de krantenknipsels van toen? Dat Bloemendaal een aanwinst was voor het hockey. Dat was de krantenkop.’

‘Veel mensen waarderen het tophockey op Bloemendaal. Maar het vraagt veel tijd en energie en veel vrijwilligers. Er komt vaak een bepaald type speler bij ons hockeyen. Zoals een Wouter Jolie. Goed voorkomen. Altijd aardig. Altijd vriendelijk. Dat hopen we zo te houden. Toen Roel Bovendeert kwam, was hij een tiener en kon je niet voorspellen, hoe hij zich als hockeyer en mens zou ontwikkelen. Hij kwam van Boxtel naar de grote wereld. Misschien is hij hier gevormd.’

Lustrum 125, Bloemendaal Heren 1, All Stars, tegen Batavieren. mede organisator Tim Jenniskens houdt vooraf een praatje. Foto: Koen Suyk

Tim Jenniskens (33). Landskampioen 2008, 2009 en 2010. EHL 2009, 2013, 2018. Kwam in 2007 over van Tilburg.

‘Het familiegevoel dat de club uitstraalt, dat had ik bij mijn oude club Tilburg ook. Voor iemand uit het Zuiden is dat lekker. Alles waar ik op hoopte, is volledig uitgekomen. Ik ben supergoed opgevangen. Ik kwam meteen in een Bloemendaal-huis met Eby Kessing, Wouter Jolie en Lodewijk de Bruijn. Je wordt meteen door mensen op de club aangesproken. Wil je komen eten? Kom je hierlangs? Het is een warm nest. Een echt mussennest. Ik heb nooit getwijfeld om weg te gaan. Bloemendaal was voor mij dé club.’

‘Er heerst bij Bloemendaal een cultuur, waar ik me op mijn gemak voelde. Een veilige cultuur, waar je als persoon meteen onderdeel van bent. Dat vind ik belangrijk. Nu organiseren we met vier man deze reünie. Je wilt ook iets bijdragen aan de club. Bloemendalers staan voor je klaar. Het is niet alleen maar consumeren. Dat leer je op de club. Op de club zijn ze ook altijd op zoek naar spelers die bij deze cultuur passen, met de normen en waarden van Bloemendaal. Want je wordt gevormd, om er voor de ander te zijn.’

‘Ik geloof heilig in teams waarbij spelers zich veilig voelen. We waren kritisch op elkaar, omdat iedereen open was en alles durfde aan te geven. Natuurlijk hebben we mindere jaren gehad. Er wordt op Bloemendaal gevraagd om landstitels en mooi aanvallend hockey. Maar mensen vragen je dan ook meteen hoe ze je kunnen helpen. Uiteindelijk is Bloemendaal meer dan een hockeyclub. Het is een familie, waar je jezelf kan zijn.’

Lustrum 125, Bloemendaal Heren 1, All Stars, tegen Batavieren. Maurits Visser met links Marinus Moolenburgh, en rechts Tim Jenniskens, Remco van Wijk. Foto: Koen Suyk

Maurits Visser (24), landskampioen 2019. De keeper speelt sinds zijn tiende op Bloemendaal. Hij maakte veel minuten bij Den Bosch, voordat hij zijn grote voorbeeld Jaap Stockmann opvolgde in het doel.

‘Bloemendaal is echt een familieclub. Mijn zus keept in Dames 1. Mijn twee andere zussen spelen in Dames 2. Die hebben dat team weer nieuw leven ingeblazen. Ook mijn ouders hebben allebei bij Bloemendaal gespeeld De club leeft enorm. Bij een toernooi wil iedereen meehelpen. Iedereen vindt dat mooi. Met zo’n reünie merk je hoe erg het gewaardeerd wordt als je er bent.’

‘Er is wel een cultuur van presteren. Het gaat erom hoe het op het veld gaat. Als het niet goed is, komt er altijd wel iemand van vijftig of zestig die zegt: ‘Het was ‘m niet hè, vandaag?’ Er zijn ook veel spelers met een eigen bedrijf, omdat er bij Bloemendaal veel ondernemers zitten, die je helpen. Bloemendaal is een familieclub waar iedereen elkaar graag helpt, om het beste in elkaar naar boven te halen, zowel op als buiten het veld.’

‘Of er iets niet leuk is aan Bloemendaal? Poeh. Dat is lastig. Het is een club met een groot gat aan leden. We hebben maar zo’n drie herenteams en vier damesteams. Bloemendaal is geen studentenstad. Dat mis je, maar daar krijg je de veteranen voor terug. Als student zou ik meer studenten natuurlijk mooi vinden, zoals op Amsterdam, Hurley en Pinoké. Maar dat maakt Bloemendaal ook weer meer een hockeyclub dan een studentenclub. Het clubhuis staat er al sinds begin 1900. Het is verbouwd, maar ik zou het zo houden. Bloemendaal is voor de rest heerlijk.’

Reünisten, Lustrum 125, Bloemendaal Heren 1, All Stars, tegen Batavieren. Foto: Koen Suyk


3 Reacties

  1. luchtisblauwgrasisgroen

    🧡

  2. floppieenteun

    🧡

  3. stekel

    🧡


Wat vind jij? Praat mee...