Een ode aan de hockeycompetitie, in tijden van corona

In deze coronacrisis is het tijd voor een ode aan de hockeycompetitie, ook al is hockey nu dikke bijzaak. Zo’n 250.000 hockeyers mogen veel te lang niet doen wat ze het liefste doen. Daarom een beetje hoop voor iedereen die niet kan wachten totdat die anderhalve meter afstand wordt opgeheven.

Hockeyers die ooit een serieuze blessure hebben opgelopen, kennen het gevoel. Alles wat je daarvoor deed met bal en stick, leek zo normaal. Je lichaam functioneerde perfect en dat nam je voor lief. Totdat je lichaam op het kunstgras opeens stop zei. Dan blijkt pas hoe diep je liefde is voor het hockey.

Blessures zijn strontvervelend. Weken, of maanden revalideer je in je eentje. De zenuwen gieren door je keel, als je bij je team gaat kijken. Iedereen vraagt hoe het gaat met je pijn. Toch komen sporters na een blessure vaker sterker terug. Ze hebben iets geleerd. Er is zelfreflectie – ook al is het van de geforceerde soort. Vaak zie je dat teruggekeerde spelers nog meer van het spel houden, dan voorheen.

Bente van der Veldt van Laren juicht na haar goal tegen Bloemendaal. Foto: Willem Vernes

Wat maakt hockey nou zo leuk?

De coronacrisis, hoeveel ernstiger ook, doet aan een langdurige blessure denken, met elke dag een vervelende MRI om te informeren hoe het ervoor staat. Zo’n 250.000 hockeyers doen elke week niets liever dan hockeyen met hun vrienden, zodat ze op zaterdag of zondag voor de gezelligheid of prestatief een wedstrijdje kunnen spelen. De mensen die normaal niet van het kunstgras zijn weg te slaan zitten nu hele dagen thuis. Vaak hangt er nu een geel bord bij het hockeyveld. ‘Dit sportpark is preventief gesloten i.v.m. Corona’ is een bordje dat we ons hele leven nog nooit hadden gezien en ook nooit meer willen zien.

Het hockeyveld betreden is nu illegaal. Je bent opeens in overtreding. Datzelfde complex waar je normaal samen met je vrienden de grootste lol hebt is verboden terrein. Clubhuizen zijn normaal herbergen vol gezelligheid. Vol harde lachsalvo’s en grote kannen ranja en grote kannen bier. Ze zijn nu hermetisch afgesloten, omdat ze een gevaar betekenen voor de volksgezondheid.

Het bord dat we na 2020 nooit meer willen zien. Hier bij AHC IJburg in Amsterdam.

Een land waar niet meer gesport kan worden, heeft wat van haar ziel verloren

Natuurlijk kun je binnen of buiten op straat hockeyen en is iedereen creatief. Sommige hockeyers doen met veel plezier mee aan de ‘keepplaying’ challenge. De meeste hockeyers zullen zichzelf fit houden met verplichte hardlooprondjes die elke keer wat van de intrinsieke motivatie vergen. Maar we hebben ooit hockey als sport gekozen. Hardlopen is de voorwaarde om te kunnen hockeyen. Niet andersom.

Een land waar niet meer gesport kan worden, heeft wat van haar ziel verloren. Een land waar tijdelijk een verbod op teamsport geldt, huilt van binnen. Voor de meeste mensen is er niets mooier dan in het weekend een beetje te hangen op de hockeyclub. Om er samen heen te fietsen. Met z’n allen opgevouwen te zitten in een auto, waar wonderbaarlijk altijd halve teams in blijken te passen. Een te grote keeperstas achterin moet ook nog wel lukken, als de boel net even anders gerangschikt wordt en iemand op het laatst nog even aanduwt.

Wat maakt hockey nou zo leuk? Het gelul bij het verzamelen. Het gelul in de auto, op weg naar de uitwedstrijd. Samen muziekjes draaien in de auto. Het praatje van de coach en de reactie van het team. De scheenbeschermers omdoen, de sokken nog een laatste keer goed omhoog trekken. Een klap op het dijbeen van je teamgenoot in de dug-out, om de ander nog even succes te wensen. Het bijgeloof. Inspelen met die ene teamgenoot, want anders raak je misschien straks geen bal. Jezelf voornemen om vandaag toch eens bij die tweede paal te blijven staan en te scoren, want het is al wat wedstrijden geleden.

NHC De Zestigplussers bij het 30-jarige lustrum in Wageningen. Oudste lid, Jan Vis met Peter Lammers (r). Foto: Koen Suyk

Dat ene woord dat we niet meer kunnen horen

Na de wedstrijd zit je met z’n allen zij aan zij op een bankje in het clubhuis. Daarna kijk je misschien nog even Dames 1 of Heren 1, met een drankje erbij. Misschien blijf je te lang hangen. Want lang blijven plakken is standaard op de hockeyclub, waar de tijd altijd sneller lijkt te gaan.

Op een gemiddelde wedstrijddag op de hockeyclub raak je zo tientallen lichamen.

Dat was in de wereld zonder anderhalve meter afstand. Zonder Co-Ro-Na. Dat woord dat we niet meer kunnen horen. Zonder COVID 19, dat niet eens klinkt als een virus maar als een of ander obscuur hockeyteam waar je altijd van wint. Die heilige Anderhalve Meter is opeens van levensbelang. Elk contact wordt afgeraden. En hockey is nou eenmaal een contactsport. Voor, tijdens en na de wedstrijd. Daarom lukte die ‘stickclap’ niet zo goed in het weekend van 7 en 8 maart. De natuurlijke impuls is om elkaars handen te zoeken.

Zolang we anderhalve meter afstand moeten houden, en met meer dan drie mensen zijn een bekeuring oplevert, zullen we niet met elkaar hockeyen en competitie spelen. Een sprankje hoop gaat nog uit naar juni. Misschien wordt hockey dan voor één jaar die zomersport, die het nooit is.

Hockey stelt nu niets voor. Gezondheid gaat boven alles. De belangrijkste bijzaak in het leven is officieel een bijzaak geworden. Er zijn even geen hockeyhelden. De echte helden van nu werken in de zorg. De komende maanden staan in het teken van afstand nemen. Van onnatuurlijk gedrag aanleren en dat van elkaar accepteren. Van binnen blijven, netflixen en heel vaak handen wassen. Van met een boog om elkaar heen lopen. De komende tijd vergt veel discipline, in de wetenschap dat het straks beter wordt.

MOP-speelsters Tess Olde Loohuis feliciteert Lotte van Dongen met haar goal. Foto: Bart Scheulderman

De hekken van de hockeyclubs zullen weer open gaan

De wrede les van 2020 zal voor iedereen anders zijn. Laten we hopen dat de persoonlijke schade mee zal vallen, ondanks de vernieling dat dit virus achterlaat in zoveel levens, op zoveel verschillende manieren. Ook sportclubs zullen tijd nodig hebben om op te krabbelen. Niemand zal deze historische en gitzwarte lente vergeten, toen de straten opeens verlaten waren. Sport kan straks wellicht zorgen voor wat lichtheid in deze zware crisis.

Als dat virus eindelijk de kop is ingedrukt en die anderhalve meter eenzaamheid is overwonnen, kunnen we weer legaal contact zoeken met elkaars lichaam. Zowel tijdens het hockeyen als op Thé Dansant. Die allereerste keer weer hockeyen na een blessure is vaak het mooiste wat er bestaat. De eerste aanraking met de bal. Een beetje pielen, pushen, slaan, lekker flatsen. Hockeyen: je blijkt het wonderwel nog te kunnen. Als je de bal straks stopt, zie je de dimples van de bal glinsteren in het zonlicht.

De hekken van de sportclubs gaan weer open. De sproeiers zullen van de verlaten hockeyvelden weer gladde tapijtjes maken. Als de hockeycompetitie weer begint, zal het plezier groter zijn dan ooit. Het normale zal dan bijzonder zijn. Maar het gaat gebeuren. Het eerste fluitje van de scheidsrechter is dan opeens de mooiste toon, die je in lange tijd hebt gehoord. En het zal een bevrijding zijn.


3 Reacties

  1. stekel

    Leuk artikel. Gaat ineens over de mooie elementen van de sport. Zonder krachttermen, het de hemel in prijzen, neersabelen of oordelen. Prima en verdient navolging

  2. wil-dielis

    Mooi geschreven, Sander.

  3. slangenmensnl

    leuk artikel ! alleen oneens met “hockey is ook TIJDENS de wedstrijd een contactsport”


Wat vind jij? Praat mee...