John van Lottum: ‘Ouder-kind-relatie moet altijd boven prestatie staan’

De vader van oud-proftennisser John van Lottum pushte hem hard om aan zijn ideaalbeeld te voldoen. Het gevolg: een verstoorde vader-zoon-relatie. Van Lottum zag zijn vader jaren niet maar herstelde later het contact. Een jaar geleden overleed Chris van Lottum. ‘Het is nooit meer de vader-zoon-relatie geworden die ik wilde. Die hij ook wilde.’

Vanuit zijn eigen ervaringen gaat hij nu anders om mijn zijn hockeyende dochter en voetballende zoon, en wil hij andere ouders dat ook meegeven. ‘Een kind moet zich altijd veilig voelen bij zijn ouders. Al die druk zorgt ervoor dat ze uiteindelijk het vertrouwen in je verliezen. Dat is het ergste wat er is.’

‘Je wint een kampioen, maar je verliest een kind. Ik heb wel eens gedacht: wat is het nu waard geweest’, concludeert de vader van Van Lottum een aantal jaar geleden in de documentaire ‘Over vaders en zonen’ van Hugo Borst. Had de vader van Van Lottum te veel een ideaalbeeld in zijn hoofd, waaraan zijn zoon moest voldoen? ‘Een beeld hebben mag best’, vindt de oud-tennisser. ‘Je mag ambities hebben met je kind. Maar hoe ver ga je om hem of haar daarin mee te zuigen? Waar blijft de balans tussen ouder en kind?’

Met verwachtingen leg je druk om een kind, legt hij uit. ‘Kijk, als dat kind topsporter wil worden, moet je daar als ouder ook in mee gaan. Dan moet je ook zeggen dat daar consequenties aan zitten. Dat je dan beter niet naar dit feestje kan gaan of iets dergelijks. Maar een kind moet zich altijd veilig voelen bij je. Als een kind een knuffel nodig heeft, moet hij bij jou uitkomen.’

‘Er komt een moment dat ze het vertrouwen in je verliezen. En er is niets erger dan dat’

Dat had Van Lottum bij zijn vader niet. ‘Als er zoveel druk op je ligt en dat ontwikkelt zich, dan kan je op een gegeven moment niet meer bij diegene terecht. Ook niet met andere dingen. Ik ging mijn eigen weg en dat is niet altijd even goed. Wat ik tegen ouders wil zeggen die veel druk leggen op hun kinderen is: er komt een moment dat ze het vertrouwen in je verliezen. En er is niets erger dan dat.’

Van Lottum heeft veel reacties gehad op de documentaire waarin destijds zowel hij als zijn vader aan het woord kwamen. ‘Veel mensen vonden het herkenbaar. Die continue druk die op je gelegd wordt als kind.’ Dat hoeft niet altijd heel zichtbaar te zijn, weet hij. ‘Veel mensen zien het niet. Het kan zijn dat een ouder heel rustig langs het veld staat, maar dat de druk wel voelbaar is. Dat er van tevoren thuis al over die wedstrijd is gesproken bijvoorbeeld. Of als die ouder alleen maar nee schudt. Een meter voor zijn kind uit gaat lopen op weg naar de auto en niks zegt. Dat hij het niet goed heeft gedaan weet dat kind zelf ook wel. En het is niet alleen een hockeywedstrijd hoor. Het kan ook over school gaan. Alles waar prestatie mee gemoeid is.’

‘Mijn vader is een jaar geleden overleden. Na die documentaire was de angel eruit. Maar het is nooit meer de vader-zoon-relatie geworden die ik zou willen. Die hij ook zou willen. Ik ben me daar dagelijks bewust van bij mijn eigen zoon en dochter. Het bewaken van die goede relatie, dat vind ik het allerbelangrijkst.’

‘Fanatisme is goed, maar kritiek moet opbouwend zijn’

De oud-tennisser is zelf natuurlijk ook fanatiek. Maar daar zit het probleem niet, stelt hij. ‘Fanatisme is goed. Maar kritiek moet altijd opbouwend zijn. Een positieve insteek hebben. En natuurlijk, als je kind zich misdraagt kan je wel kwaad worden. Maar zoek naar verbetering. Het moet geen afrekening zijn.’

In de documentaire haalt Van Lottum herinneringen over de autoritjes met zijn vader na verloren tenniswedstrijden terug. Daarin werd hij door zijn vader gekleineerd. Afgerekend op zijn prestaties op de baan. Het heeft ervoor gezorgd dat Van Lottum enorm bewust is van hoe hij zelf met zijn kinderen omgaat. En ook zijn omgeving.

‘Als iemand schreeuwt naast het veld, spreek ik hem of haar erop aan. Ik heb heel erg het gevoel dat ik dat moet doen. Dan vraag ik: waar is dit goed voor?’ Hij krijgt er uiteenlopende reacties op, vertelt hij. ‘Van ‘flikker op, waar bemoei je je mee’, tot ‘ja, eigenlijk heb je wel een punt’. Ik wil die mensen wakker schudden. Mensen gaan vaak wel het gesprek aan. Soms ook niet. Dan ga ik aan een andere kant van het veld staan, want daar wil ik niet mee geassocieerd worden. In de gesprekken die hij heeft merkt hij dat het helpt dat hij zelf topsporter is geweest. ‘Daarin heb ik misschien een streepje voor. Ik wéét dat het niet het middel is om de top te bereiken. Het werkt averechts.’

‘Mijn maatstaf hoeft niet die van een ander te zijn’

Van Lottum is er door zijn eigen jeugdervaringen bewust mee bezig, maar ook hij komt zichzelf soms tegen. ‘Ik heb er zelf moeite mee als kinderen niet hun best doen. Je mag best met 6-0 verliezen, als je maar met zweet op je voorhoofd het veld afstapt. Plezier hebben en je best doen, proberen te winnen, dat is de basis van sport. Maar er zijn ook kindjes die als ze aan het verliezen zijn in een hoekje van het veld staan en het laten gebeuren. ‘Kom óp!’, roep ik dan. Die wil je wakker schudden. Maar ook daarin is ieder kind en iedere ouder weer anders. Mijn maatstaf hoeft niet die van een ander te zijn.’

‘Bij het hockeyteam van mijn dochter ben ik assistent. Dus ik regel het wisselen enzo. Er is een fanatieke coach, dus het is vaak even de balans vinden. Maar dat gaat goed. Bij het voetbalteam van mijn zoon fluit ik ook geregeld. Wat je dan allemaal hoort langs de kant, van ouders en coaches, dat is niet te geloven. Bij sommige coaches denk ik: je bent Louis van Gaal niet. Als je jezelf eens zou zien, joh. Als je niet op een voetbalveld zou staan zou je denken: die man is gek.’

‘Als ik de wedstrijd van mijn zoon fluit ga ik er neutraal in. Het gaat natuurlijk ook niet echt ergens over. Hij gaat denk ik niet de nieuwe Messi worden. En al zou hij het worden: als ik zijn team voordeel geef, dan wordt hij daar echt niet beter van. Ik ging zelf, omdat ik zoveel druk voelde vanuit mijn vader om te winnen, punten jatten. Dus ballen uit geven die eigenlijk in waren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.’

‘Hoe hoger het niveau, hoe erger het is’

Van Lottum ziet het in alle sporten, de ouders die er te veel druk op leggen. ‘Bij hockey is het netter dan bij voetbal. Er wordt niet gescholden. Maar de impact is hetzelfde. Hoe hoger het niveau, hoe erger het is. Dan heb je ook ouders die bijvoorbeeld ooit in het eerste hebben gespeeld, zichzelf belangrijk vinden. En die dat een vrijbrief vinden om alles te mogen en te roepen. Relativeren: dat zie je niet zoveel.’

Voor de KNHB-campagne ‘Hockey voor iedereen‘ deed Van Lottum zijn verhaal voor de camera.

 


Wat vind jij? Praat mee...