Voorzitter Klein Nagelvoort: ‘Noodzaak om te veranderen als club is urgent’
Hij hockeyde in de jeugd en senioren van Kerkrade, was bondsscheidsrechter en coachte bij De Reigers uit Hoofddorp waar hij uiteindelijk jarenlang voorzitter was. Met Erik Klein Nagelvoort (57) heeft de KNHB sinds november een voorzitter met zijn wortels, naast tophockey, diep in het breedtehockey. Dat is in zijn eerste interview als bondspreses te merken aan zijn ambities en plannen.
De grap dat je ‘Erik’ moet heten om carrière te maken in de hockeywereld is natuurlijk al veelvuldig gemaakt. Naast Erik Gerritsen als algemeen directeur en Erik Cornelissen als zijn voorganger, staat er met Erik Klein Nagelvoort opnieuw een Erik aan het hoofd van de hockeybond.
‘Toen ik werd voorgesteld aan de Oranje Dames hebben we daar ook hartelijk om gelachen. Ik heb wel meteen gezegd: ‘Maar deze Erik kun je bellen als je voor een trainingspotje een scheidsrechter nodig hebt’, lacht Klein Nagelvoort. Om verwarring met Erik Gerritsen te voorkomen, pleit hij voor het bedenken van bijnamen. ‘Dat Erik 1 en Erik 2 werkt niet. Misschien is ‘De polderjongen’ wel iets voor mij. Omdat ik in de Haarlemmermeer woon, is dat ook mijn bijnaam in het scheidsrechters-appgroepje dat we hebben.’
Behalve in hun voornaam ziet de nieuwe voorzitter van de KNHB ook in zijn karaktereigenschappen duidelijke overeenkomsten met zijn voorganger. ‘Wij denken vaak op dezelfde manier’, merkte Klein Nagelvoort in de gesprekken met Cornelissen. ‘We zijn beiden rustig en goed in het maken van combinaties. Dat doen we met een vriendelijke en aardige insteek. We geven iedereen de ruimte, maar als het te lang duurt komt bij mij de scheidsrechter meer naar boven. Word ik dwingend. We moeten uiteindelijk een kant op.’
Klein Nagelvoort kan bogen op een ruime staat van dienst in het scheidsrechtersvak. Binnen de lijnen floot hij zich naar de Hoofdklasse en was hij internationaal actief op diverse toernooien. Buiten de lijnen was hij onder meer bondsgedelegeerde, voorzitter van de landelijke commissie bondsarbitrage en internationaal technical official.
Inclusiviteit
Toen Gerritsen en Cornelissen hem vorig jaar uitnodigden voor een gesprek, dacht Klein Nagelvoort dat hij werd benaderd voor de vacante positie van scheidsrechtersbestuurslid Peter Elders. Het gesprek bleek te gaan over het hoogste ambt (‘ik tikte alle checkboxen aan’), waarmee die in ieder geval de komende vier jaar opnieuw wordt bezet door een witte man van middelbare leeftijd.
Is dat anno 2023 niet gek voor een sport die meer dan vrouwen dan door mannen wordt geoefend?
‘Een vriendin van mij geeft inclusiviteitstrainingen op raad van bestuursniveau. Zij zei al tegen mij: bereid je voor op die vraag. Ik vind het ook terecht dat je die vraag stelt. Dat heb ik ook gedaan. Ik ben geen vrouw. Dus wat ik daarom doe, is ervoor zorgen dat het bestuur en de commissies zo inclusief mogelijk zijn. Ik weet uit ervaring dat dat nog niet zo gemakkelijk is. We willen het wel, maar de vraag is: zijn we dat ook? Ik werd daarmee geconfronteerd door Thijs de Greeff (een van de eerste tophockeyers die ervoor uitkwam dat hij op mannen valt, red.), die nu bij de KNHB werkt. Ik had hem uitgenodigd bij de scheidsrechters. Aan de ene kant wees hij ons erop dat het scheidsrechterskorps het meest divers is qua afkomst. Maar aan de andere kant attendeerde hij ons ook op afkomst, opleiding en taalgebruik. Toen dacht ik: ik ben helemaal niet zo open en inclusief als ik zelf denk. Daar moeten we dus hard aan werken.’
Binnen de KNHB is inclusiviteit een belangrijk thema. Hoe inclusief is de hockeysport en zijn onze verenigingen?
‘Hockeyverenigingen willen wel open zijn, is mijn stellige overtuiging. Maar of we dat al kunnen, is de vraag. Veel anderen zien ons als gesloten bolwerk. Ik heb daar wel een voorbeeld van uit mijn tijd als voorzitter van De Reigers. Daar hadden we naast ons complex een opvanghuis staan. Die mensen kwamen nooit bij ons. Ik dacht: dan ga ik daar heen. Ik nam sticks en shirts mee en nodigen ze uit om bij ons te hockeyen. Na drie maanden waren de tien man die zouden komen alweer weg. Het was ons, ondanks alle goede bedoelingen, niet gelukt om ze onderdeel te laten zijn van onze familie. We staan met z’n allen voor een opgave om dat te veranderen.’
Welke rol kun je daar zelf in spelen?
‘Ik zal er zelf op blijven hameren dat iedereen erbij hoort. Welke handicap, etnische achtergrond of seksuele geaardheid iemand ook heeft. De Hockey Foundation heeft een goede methode ontwikkeld. Daar wordt bij de nieuwe verenigingen veel aandacht en energie in gestoken. Bij bestaande clubs is dat anders. Die willen wel een afspiegeling zijn van de samenleving, maar zijn dat nu niet. Ze moeten meebewegen met hun tijd, net als een merk. Als we vasthouden aan het verleden, weten we zeker dat we er straks niet meer zijn. We moeten ons aanpassen. Dat moment is nu echt aangebroken, er zit urgentie in.’
Verliezen hockeyverenigingen daarmee niet hun unieke identiteit?
‘Het is belangrijk dat kernwaarden als veiligheid, ondernemerschap en familiewaarden behouden blijven. Dat is best een kunst. Er is de laatste jaren al het nodige veranderd, er zijn gelukkig ‘andere’ mensen lid geworden van een hockeyvereniging. Het is belangrijk dat we iedereen wijzen op die kernwaarden. Bijvoorbeeld dat je naast het hockeyen wat doet voor je club. Je moet iedereen bij de les houden.
Dat begint bij de intake. Bij veel verenigingen wordt dit opgezet. Maar ik weet uit mijn eigen ervaring dat dit na een paar keer vaak versloft. Dat komen er weer hele bataljons leden binnen, die geen idee hebben wat er binnen een vereniging van ze wordt verwacht.’
Daar ligt een rol voor de bond.
‘Klopt. Wij hebben de organisatiekracht om dat bij de clubs te versterken. De kennis is er. Ik zeg wel eens: op het bureau in Utrecht ligt een best bewaard geheim, een schatkamer met kennis en kunde om verenigingen te helpen. Maar we slagen er nog onvoldoende in om dit bij de verenigingen onder de aandacht te brengen. Daar ligt een uitdaging. En vervolgens moeten we kijken hoe we de clubs niet alleen kunnen adviseren, maar ze ook bij de hand kunnen nemen.’
Vrijwilligerstekort
In deze aanpak zit ook het verbinden dat jij als thema voor je voorzittersperiode hebt gekozen. Hoe ben je daarop gekomen?
‘Ik denk dat we als sport en als clubs in deze tijd van crises en individualisering iets heel moois in handen hebben. We praten over ‘onze club’. Als ik met mijn gezin naar de vrijdaghap ga op De Reigers, is het fijn om daar met je vrienden van het veld bij elkaar te zijn. Dat zal herkenbaar zijn voor bijna elke vereniging. Die verbinding met elkaar heeft ons sterk gemaakt, maar staat wel onder druk. Zeker na corona.
Je ziet clubs, ook de grote, worstelen met het vrijwilligerstekort. Daar moeten ze mee aan de slag. Door leden bijvoorbeeld ook duidelijk te maken wat het voordeel van vrijwilligerswerk op je club kan bieden voor je persoonlijke ontwikkeling.
We moeten in actie komen, veranderen om als vereniging aantrekkelijk te blijven.’ Erik Klein Nagelvoort
Ik heb dat zelf ervaren. Ik ben gevormd op het hockeyveld. Ik was 21 jaar toen iemand mij erop wees dat ik alle eigenschappen heb om een goede scheidsrechter te worden. Ik ben van nature rustig en blijf communiceren ook als de druk hoger wordt. Als scheidsrechter heb ik die eigenschappen kunnen uitbouwen en daar ook in mijn maatschappelijke carrière veel profijt van gehad. Die mogelijkheid is er voor meer leden. Of je nu trainer of coach bent, speler van O16-4 of onder O16-5.’
Veel kleine clubs kunnen alleen maar dromen van een O16-4 of O16-5. Daar lopen de ledenaantallen terug.
‘Dat is niet alleen zo in het oosten en noorden, van oudsher plekken waar het lastiger is om teams vol te krijgen. Maar we zien ook bij kleine clubs in de periferie van de Randstad, dat er soms in een leeftijdscategorie nog maar één jongensteam is. De terugloop zien we overigens ook bij de meisjes.
Na corona is landelijk het aantal teams teruggelopen. Het aantal leden op zich niet, omdat veel mensen van mijn generatie zijn blijven hockeyen. Maar er is echt wat aan de hand. Ik merk dat we in het hockey lang hebben gedacht: het loopt wel los. Waar andere sporten al veel langer kampen met een teruglopend ledenaantal, is dat bij ons beperkt gebleven. Maar ik voel nu wel de urgentie. Zowel op het gebied van vrijwilligers als leden. We moeten in actie komen, veranderen om als vereniging aantrekkelijk te blijven.’
Oranje Dames
Het thema verbinden past ook haarfijn op de situatie bij de Oranje Dames, die de verbinding onderling (deels) kwijt waren waardoor een prestatiecultuur kon ontstaan waarbij een groot deel van de speelsters zich niet prettig voelde. Kan dat onder jouw voorzitterschap weer gebeuren?
‘Voorkomen is best moeilijk. Topsport blijft confronterend en hard. Coaches meten alles, hartslagen, afstanden, noem maar op. De mentale kant kan dan ondersneeuwen. Het is belangrijk te blijven vragen hoe iemand erin zit, elkaar tijdens een goed gesprek diep in de ogen te kijken.’
‘Veel aanbevelingen uit het rapport over de situatie bij de Oranje Dames zijn al overgenomen. Ik denk dat we daarin flinke stappen hebben gemaakt. Maar wat ons betreft stopt het daar niet. Wij willen de lessen die wij hebben geleerd uitrollen naar de clubs. Daar doen soortgelijke situaties zich ongetwijfeld ook voor. Hoe herkennen clubs die? Wat kunnen ze doen om die te voorkomen?
Ook buiten onze sport willen we onze kennis delen. Er is nog geen bond die dit allemaal goed heeft geregeld. Wij kunnen ze laten zien: zo doen wij het. En dan op onze beurt van hen leren. Ik wil een goed gesprek met ze voeren. Zoals ik dat met al onze partners wil: de Hoofdklasse-clubs, de EHF, de FIH, de overheid. Laten we 2023 uitroepen tot het jaar van het goede gesprek.’
4 Reacties
rob-tettero
Mooi interview Erik heel veel succes., met de grote uitdagingen die er liggen.
JeroenThiers
Heel veel succes en plezier Erik! Stevige uitdagingen, maar samen “in goed gesprek” gaan we mooie stappen maken!
karien-van-velsengmail-com
Gefeliciteerd Erik. Mooie job👍🏻
ericsamuels
Succes Erik