Pruyser zwaait af: ‘Je krijgt in het leven niets cadeau’
Na vijftien seizoenen en ruim tweehonderd doelpunten zet Mirco Pruyser er na dit seizoen toch echt een punt achter. De topscorer aller tijden van Amsterdam stopte in 2021 al bij Oranje en is nu bezig aan zijn laatste duels bij zijn club. ‘Misschien ben ik gewoon een doorzetter.’
Denk even aan de eerste speeldag van het nieuwe Hoofdklasse-seizoen. Eind september, zondagmiddag 14.45 uur. Wat doe jij op dat moment?
‘Tsja, dan ben ik normaal gesproken op het hockeyveld. Komend jaar wordt dat natuurlijk anders. Ik hoop dat ik dan met mijn gezin op vakantie ben. Of met vrienden aan het golfen in het buitenland. Het is tijd voor dat soort dingen. Lekker weggaan wanneer ik het zelf wil. Niet alleen maar vanuit een excelsheet bepalen wanneer je weg kan. Ik zal dan wel via de app blijven volgen hoeveel het staat bij Amsterdam. En ik blijf ook ‘gewoon’ in het tweede hockeyen. Maar dan kan ik wel een keer afzeggen. Gewoon aangeven dat je er een dag niet bent. Jongens, later! Ik ben er niet. Lijkt me heerlijk.’
Is die vrijheid de reden dat je stopt?
‘Ja, ik wil niet meer geleefd worden door het hockey. Zeker niet omdat ik tien maanden geleden vader ben geworden van een prachtige dochter, Faye. Ik wil er voor haar zijn, het kan niet alleen maar op mijn vriendin aankomen. Zij heeft nooit geklaagd over mijn beperktere inzet. Momenteel is het te veel met hockey en de twee bedrijven die ik met Billy Bakker heb. Ik werk veertig uur en daar komt nog meer tien uur hockey per week bij. Ik vind het nog steeds geweldig om een balletje te slaan. Maar het gaat juist om alles erom heen. Het rekening houden met. Dat is nu wel mooi geweest. En eh..ik ben ook 33 hè. Ik ben fit, heb gelukkig amper blessures. Je kan ook niet eeuwig door blijven gaan.’
Je sluit af met een teleurstellend laatste jaar bij Amsterdam.
‘We hadden er meer van verwacht. Veel meer. Vorig seizoen haalden we de play-offs nog. Ik dacht dat we die lijn konden doortrekken, maar dat viel vooral voor de winterstop tegen. Het plezier is nu wel weer terug, maar de eerste maanden hakten er wel in.’
Je aanvoerdersband werd al na tweeënhalve week afgenomen.
‘Daar wil ik niet te veel woorden meer aan vuil maken. Ik doe nog steeds het woordje voor de wedstrijd. Ik was natuurlijk boos over de situatie, maar ik heb mezelf aangeleerd dat ik zoiets niet persoonlijk of rancuneus moet opvatten. Ik werd ooit in de A2 gezet door Patrick Bakker, met wie ik nu nog wekelijks samenwerk. Je hebt er niets aan om ruzie te maken, al begrijp ik de keuze nog steeds niet. Het enige dat in die periode is gebeurd, is dat ik één keer heb afgezegd voor een training. Voor de eerste keer in vijftien jaar. Ik kreeg een kans om met een klant van mij naar Liverpool-Ajax te gaan. Daar kreeg ik ook toestemming voor. Een zakelijke kans, die de staf mij gunde. Een paar dagen later was ik geen captain meer. Dat is pijnlijk voor mij en ergens ook irritant. Ik moest in de pers uit gaan leggen hoe het zat, terwijl ik het zelf ook niet begreep.’
Na de Spelen van Tokio stopte je als international. Hoe is je leven daarna veranderd?
‘Het gaf rust. Natuurlijk wil je nog wel met je club presteren, maar zit niet meer in die selectiemodus. Dat heb je wel als international. Het heeft iets moois, je haalt het uiterste uit jezelf. Maar het is ook stressvol. Die selectiemomenten zijn heftig, ook als je er al acht jaar bij zit. Je wil altijd je plekje beschermen. Dat kost energie. Ik had vaak na elk groot toernooi een koortslip. Dat gaf aan dat het slopend was voor mij. Sinds ik gestopt ben bij Oranje, heb ik nooit meer een koortslip gehad. Dat gevoel van constante druk is weg, ik vind hockey meestal gewoon leuk. En ik kan op een dinsdagochtend gewoon een keer een kop koffie doen. Terwijl wij dit interview doen, staat het Nederlands elftal op het veld. Dan zit ik nu liever hier aan de cappuccino.’
142 interlands, drie gewonnen EK’s en twee Olympische Spelen. En dat terwijl je pas op je 26ste debuteerde in Oranje.
‘Ach ja, het is de rode draad in mijn leven. Ik bereik vaak mijn doel via een omweg. Via het Nederlands zaalteam naar het echte Oranje, via de jongens A2 naar de A1 bij Amsterdam. Zelfs op de middelbare school ging het zo. Ik moest beginnen op de Mavo, maar een jaar later zat ik op de Havo. Story of my life. Zelfs toen ik Sportman van het Jaar werd van Amsterdam, in 2017, had ik zo’n momentje. Alle genomineerden zaten op de voorste rij, behalve ik. Haha. Maar wie won ‘m…?’
Wat zegt dat over jou? Dat toeslaan vanuit de underdogpositie?
‘Tsja, misschien ben ik gewoon een doorzetter. Op school, op het veld. Een gedrevenheid om het tegendeel te bewijzen.’
Heb je in de afgelopen vijftien jaar veel zien veranderen binnen het hockey?
‘De kalender is veel voller geworden. Vooral voor internationals. De komst van de Pro League leverde de grootste verandering op. Vooral in het eerste seizoen moesten we zo veel reizen. Ik ben toen in twee maanden in vier, vijf verschillende tijdzones geweest. Constant koortslippen, haha. Maar dat was echt too much. Er is meer aandacht voor voeding, mentale ondersteuning en krachttraining. In de Hoofdklasse lopen jongens met GPS-trackers op de rug en er zitten tien mensen in onze staf. De helft meer dan in de tijd toen ik begon.’
Toen heren 1 van Amsterdam nog de bierkratjes stapelde?
‘Ha, dat viel mee hoor. Maar de internationals konden nog wel naar de TD’s. Nu moeten ze allemaal op maandag weer trainen. Het hoort bij deze tijd dat er vaker en gevarieerder wordt getraind, meer wordt gemeten. Maar we moeten er ook niet in doorslaan. Ik heb bij Oranje weleens extra moeten sprinten omdat ik tijdens het afronden niet genoeg had gelopen. Maar ik was het eindstation tijdens die oefening. Dan is het niet zo gek dat je minder loopt dan een middenvelder. Toch? Toen ik in 2007 bij het eerste kwam, zat er nog niemand in het krachthonk. Ook internationals als Floris Evers en Geert-Jan Derikx niet. Ik vond het briljant als jong mannetje om met die gasten op het veld te staan. Ze hebben mij echt geholpen.’
Hoe dan?
‘Nou, rond 2014 maakte ik de meeste veldgoals in de Hoofdklasse. Dat jaar was het WK, maar daarvoor werd ik niet opgeroepen. Ik mocht zelfs niet meetrainen, wat best teleurstellend was. Evers heeft mij toen echt gestimuleerd om ervoor te blijven gaan. Ik woonde in die periode in de Jordaan en er werd aangebeld door een postbezorger. Ik hing uit het raam en vroeg voor wie het was. Ik had namelijk niets besteld. Toch was er een pakketje. Voor Rio Pruyser.’
Sorry?
‘Ja, dat zei ik ook. Mijn naam wordt vaker verkeerd geschreven, maar dit was wel heel bijzonder. Maar goed, het was blijkbaar voor mij. Een dvd van de animatiefilm Rio. Afkomstig van Evers. Een aanmoediging aan mij om er in Rio de Janeiro, tijdens de volgende Olympische Spelen wel bij te zijn. Da’s toch fokking mooi? Dat een teamgenoot zoiets voor je doet? Dat soort momenten koester ik nog steeds. Het hielp mij om die droom voor ogen te houden.’
Kan jij dat gevoel ook weer overdragen aan een volgende generatie?
‘Natuurlijk, op de manier die bij mij past. Ik probeer vooral over te brengen dat ze soms geduld moeten hebben. Dat het soms gebeurt dat het een seizoen niet loopt. Dan hoef je niet gelijk weg. Je hebt op de lange termijn niets aan die een paar duizend euro extra, ergens anders. Wees loyaal en netjes, dan bereik je veel meer. Alle zakelijke contacten die ik nu heb, heb ik aan het hockey te danken. In the end levert een band opbouwen je veel meer op dan stoer doen en op je strepen gaan staan.’
Hoe moet de hockeywereld over tien jaar aan jou terugdenken?
‘Als iemand die je in de cirkel niet de bal moest geven. Want dan was het meestal wel raak. En vooral een sportieve kerel, die hard heeft gewerkt om iets moois te bereiken. Dat wil ik ook meegeven aan mijn dochter. Doe je best en dan komt de beloning vanzelf. Maar wacht niet te veel af of verwacht niet dat anderen het wel voor je fixen. Je krijgt in het leven niets cadeau.’
1 Reactie
joepbrenninkmeijer
Gouden vent, mooi interview, dank voor die 15 jaar!