Om de wedstrijd in goede banen te leiden gebruiken de scheidsrechters een veelvoud aan gebaren. Dat is niet alleen handig voor de spelers, maar ook voor de scheidsrechter op de andere speelhelft. We bespreken hieronder de belangrijkste gebaren.
Tijd starten:
De scheidsrechter keert zich naar de andere scheidsrechter, steekt één arm recht omhoog en, indien dat signaal wordt bevestigd, fluiten.
Tijd stilzetten:
De scheidsrechter keert zich naar de andere scheidsrechter, steekt twee armen, bij de polsen gekruist, recht omhoog en fluit.
Inslaan:
De scheidsrechter geeft met een horizontaal gestrekte arm de richting aan.
Uitslaan:
De scheidsrechter staat met de rug naar de achterlijn gekeerd en strekt beide armen zijwaarts.
Lange corner:
De scheidsrechter wijst met één arm in de richting van de hoekvlag die het dichtst bij het punt staat waar de bal over de achterlijn ging.
Strafcorner:
De scheidsrechter wijst met twee horizontaal voorwaarts gestrekte armen naar het doel.
Doelpunt:
De scheidsrechter wijst met twee horizontaal voorwaarts gestrekte armen naar het midden van het veld.
Vrije slag:
De scheidsrechter geeft met horizontaal op schouderhoogte gestrekte arm de richting.
Strafbal:
De scheidsrechter wijst met één arm naar de strafbalstip en met de andere arm recht omhoog. Dit signaal betekent ook dat de tijd wordt stilgezet.
Bully:
De scheidsrechter beweegt de hand afwisselend op en meer voor het lichaam, met de handpalmen naar elkaar toe.
Voortbewegen van bal met been/voet (shoot):
De scheidsrechter tilt zijn of haar been even op en raakt die met de hand aan.
Bolle kant:
De scheidsrechter beweegt de handpalm van de ene hand over de bovenkant van de andere hand.