In onze rubriek ‘De verdwenen club’ gaan we in deze aflevering langs bij Aeolus. De Rotterdamse club bestond tussen 1934 en 2011 en ging uiteindelijk op in stadgenoot Leonidas. ‘Op het einde was van het oude Aeolus niets meer over.’
‘Het is eigenlijk wel grappig dat ik het verhaal over Aeolus mag vertellen. Want uiteindelijk heb ik de club de nek omgedraaid.’
De lach van Dick van Yperen schalt door het voormalige clubhuis van Aeolus, de vereniging waarvan hij twintig jaar voorzitter was. De club zit al dertig jaar niet meer op de plek waar deze reportage plaatsvindt, in het westen van Rotterdam. Maar het onderkomen is wel weer in hockeyhanden. Sinds een paar jaar is Delfshaven de trotste eigenaar van het gebouwtje, dat jarenlang de kantine was van voetbalclub RVV Blijdorp.
Die verandering kan Van Yperen wel waarderen. Hij loopt langs de zitkuil, die Delfshaven binnenkort in gebruik neemt. ‘Ik vind het prachtig dat die kuil hier terugkomt. Dat is een hele mooie knipoog naar het verleden. Iedereen die hier kwam, wist: daar hebben ze die kuil.’ Met gefronst gezicht: ‘Maar die voetballers hadden daar helemaal geen gevoel voor. Zij gooiden de boel dicht, omdat ze een aparte bestuurskamer wilden. Doodzonde.’

De zitkuil van Delfshaven, precies op de plek waar de befaamde kuil van Aeolus zat. Foto: Willem Vernes
Douchen met muntjes
Van Yperen heeft in ‘zijn’ oude clubhuis, waar flink wordt verbouwd, gezelschap gekregen van Tim Steens. Uiteraard bekend als oud-international en hockeycommentator. Maar ook oud-speler van Aeolus én zoon van een van de oprichters van de clubs. Hij kent de verhalen van zijn vader, Ben Steens. ‘Met vijftien man zijn ze Aeolus gestart. Een schoolclubje dat hoorde bij het Franciscus College, onder leiding van hun wiskundeleraar. Ze hadden al een voetbal- en tennisvereniging. Hockey kwam er dus in de jaren dertig ook bij. Het sprak voor zich dat ik ook bij Aeolus moest gaan hockeyen, als ‘het zoontje van’. Dat mocht pas op mijn twaalfde. In die tijd – eind jaren zestig – werd er voor jongere kinderen geen hockey aangeboden. Ik heb eerst jaren gevoetbald.’
Steens, de enige mannelijke international die Aeolus heeft voortgebracht, kijkt even naar buiten, door de grote ramen van het clubhuis. ‘In die periode stond het clubhuis verderop op dit sportpark. Tegen honkbalclub Neptunus aan. Zij wilden en kregen een stadion, waardoor wij moesten opschuiven. Vonden we niet zo erg, hè Dick?’ Van Yperen: ‘Totaal niet. Als het buiten regende, werd het binnen net zo nat. In het oude clubhuis was er bovendien niet eens warm water.’ Steens: ‘Als wij gespeeld hadden moesten we met muntjes de douches aan de praat krijgen. Een dubbeltje erin en je kon een paar minuten vooruit. Alsof we op de camping stonden.’
Aeolus hoorde bij een rooms-katholieke school. En dat was goed te merken. ‘We begonnen het seizoen met een mis’, herinnert Steens zich. ‘Dan werden de teams ingezegend.’ Van Yperen lacht: ‘Of dat nou echt hielp…? We bakten er niet zoveel van. Ik herinner me nog dat Heren 1 in de Derde Klasse een wedstrijd verloor. Ze vonden dat oneerlijk omdat de tegenstander doordeweeks trainde. Dat werd als hoogst onsportief gezien, haha.’

Tim Steens en Dick van Yperen pakken het plakboek erbij. Foto: Willem Vernes
Hoe de pater verdween
‘We hebben hier nog jaren een geestelijke adviseur gehad. Zo heette de beste man. Dat was een pater, die hier rondliep en keek of de boel niet uit de hand liep. We hadden er geen last van, maar merkten wel dat het katholieke karakter stilaan uit de club verdween. We liepen hier niet meer biddend op het veld. Begin jaren zeventig zat ik hier al als jong mannetje in het bestuur, en moest ik bellen met het hulpje van de bisschop. Tot dat moment waren we RKHC Aeolus. De rooms-katholieke hockeyvereniging. Maar dat ‘RK’ had geen toevoegde waarde meer. Die paters hebben we daarna ook niet meer gezien.’
‘En toch vond mijn vader het vervelend dat ik na een paar jaar naar Victoria ging’, zegt Steens. ‘Niet omdat hij een van de oprichters van Aeolus was. Maar omdat Victoria geen katholieke club was. Dat deed hem wel wat.’
Het was begin jaren zeventig, een tijd waarin een ander fenomeen nog de gewoonste zaak van de wereld was ‘De ballotagecommissie. Dat was een serieuze aangelegenheid hoor’, zegt Van Yperen met een plechtig gezicht. ‘Als bestuur gingen we dan bij een gezin langs als er een nieuwkomer wilde hockeyen. Het ging er vooral om dat ze in staat waren om de contributie te betalen. Vaak konden we al aan het huis zien, of dat lukte. Jammer voor het verhaal misschien, maar ik heb nooit meegemaakt dat iemand niet werd toegelaten. Hockey was toen simpelweg een sport voor de rijken.’

Van Yperen (op voorsprong, rokend) tijdens de opening van het clubhuis van Aeolus in 1977. Foto: Archief Dick van Yperen
Gedwongen vertrek door criminele omgeving
Aeolus was een vaste waarde geworden in de (Rotterdamse) hockeywereld. ‘Op ons hoogtepunt hadden we vierhonderd leden. Meer konden we ook niet bergen op onze grasvelden, waar je bij een buitje al tot je knieën in de blubber stond. We waren minder massaal dan HC Rotterdam, dan begin jaren zeventig ontstond uit drie gefuseerde clubs. Het was gemoedelijk, alles kon. Als je honger had, kon je zelf in de keuken een ei bakken. Heel toegankelijk, maar er ging totaal geen geld in om. Qua niveau was het waardeloos. Het had vrij weinig met topsport te maken. Voor de prestaties was je beter op je plek bij Victoria.’
In de jaren tachtig veranderde de positie van Aeolus. ‘De buurt verloederde’, zegt Van Yperen. ‘Er waren steeds meer sportclubs die verhuisden, waardoor er minder sociale controle was. De hoertjes liepen hier in de buurt rond. Er was veel criminaliteit. Terwijl je keek werd je autoruit ingeslagen. Dat was vanzelfsprekend allemaal geen reclame voor de club. In zo’n omgeving wil je je kind niet laten fietsen. We moesten weg, er was geen houden meer aan.’
Het bleek achteraf bezien het begin van het einde. Aeolus verhuisde naar de wijk Hillegersberg, vlakbij HC Rotterdam. ‘En die club draaide toen veel beter. Bovendien kregen we een kunstgrasveld waarop nog een forse schuld moest worden afgelost. En geld dat hadden we niet.’ Steens: ‘Thuis hadden we het hier natuurlijk weleens over. Het deed mijn vader pijn. Maar Aeolus was echt beter af op een andere plek. Dat was een feit. Het ledental liep achteruit, terwijl de sport in de rest van het land groeide.’ Van Yperen zucht: ‘We moesten op een gegeven moment spelers lenen van Rotterdam om nog een Jongens B-team te vormen.’

Het AD uit 2011 waarin het einde van Aeolus werd aangekondigd. Foto: Willem Vernes
Een opleidingsclub, net als Excelsior
Een fusie kon dan ook niet uitblijven. Aeolus ging in het begin van deze eeuw op in Rotterdam, op Heren 1 en Dames 1 na. ‘Dat was nieuw, dat was vreemd en iedereen vond daar wat van. Maar wij zagen het als een kans’, zegt Van Yperen. Die had op dat moment zelf al de overstap gemaakt naar Rotterdam, waar hij ook nog ‘even’ zeven jaar voorzitter was. ‘We wilden er twee opleidingsteams van maken. Een samenwerking zoals Feyenoord en Excelsior toen ook hadden. Ons idee was dat we via Aeolus betere spelers voor Dames en Heren 1 van Rotterdam konden krijgen.’
De teams van Aeolus promoveerden een paar keer en werkten zich op naar de Overgangsklasse, destijds het tweede niveau. Maar de doorstroom naar de beste teams van Rotterdam bleef uit. ‘Het werd een blok aan ons been’, zegt Van Yperen. ‘Spelers die normaal gesproken in Heren 2 van Rotterdam terechtkwamen, gingen nu afbouwen bij Aeolus. En voor die tweede teams hadden we geen aanwas. Het kostte 75.000 euro per jaar om Aeolus in de lucht te houden en dat loonde niet.’
Rotterdam wilde dus van Aeolus af. De veertig overgebleven leden van de satellietclub werden in 2011 overgeheveld naar Leonidas, dat daardoor ‘opeens’ twee Overgangsklasse-plekken cadeau kreeg. Van Yperen trok dus inderdaad de stekker uit de club waar hij leerde hockeyen en in het bestuur zat. ‘Dat klinkt ontzettend pijnlijk. Maar ik heb geen enkele spijt. Van het oude Aeolus was niets meer over.’ Steens knikt en bladert door zijn lustrumboekje. ‘Maar ik zal de club nooit vergeten.’

Volle bak bij Aeolus, in de jaren tachtig. Foto: Archief Dick van Yperen
1 Reactie
rob-tettero
Leuk verhaal Dick, Ben ook Lid geweest het was een geweldige tijd.