Niels Thijssen stapte abrupt uit het hockey: ‘Ik was mezelf beu’

Niels Thijssen – van 2017 tot 2020 bondscoach van het Belgische nationale vrouwenteam – verdween drie jaar geleden plotseling uit het hockey. In de serie ‘Verdwenen coaches’ vertelt hij waarom. ‘Nu ik erop terugkijk, was ik soms een vervelend mannetje.’

In 2018 stond Thijssen met de Red Panthers op zijn eerste wereldkampioenschap, in Londen. Voor de poulewedstrijd tegen Japan keek de Nederlander vanuit de dug-out van de Britse hockeytempel, het reusachtige Lee Valley Hockey Centre, om zich heen. Het kippenvel zou op zijn armen moeten staan. ‘Maar ik dacht: wat doe ik hier eigenlijk?’

Thijssen is een heel ander type dan zijn latere assistent Raoul Ehren, de huidige bondscoach van België. Ehren is een tactisch meesterbrein. Iemand wiens ogen zestig lang minuten over het veld scannen, op zoek naar die ene tactische vondst die de wedstrijd doet kantelen. Thijssen zit heel anders in elkaar. ‘Diep van binnen zat ik tijdens toernooien het liefst niet in de dug-out, maar op de tribune. Om vanaf daar te kijken naar het proces waaraan we samen hadden gewerkt. Dat klinkt misschien gek voor iemand die bondscoach was. Maar de adrenaline die het coachen van een wedstrijd met zich meebrengt, daar had ik op dat WK steeds minder mee.’

Niels Thijssen samen met zijn assistenten Raoul Ehren en Simon Letchford. Foto: Willem Vernes

Ik hechtte veel waarde aan de status die het werk met zich meebracht. Daar heb ik lang op geteerd. Te lang. Niels Thijssen

Achteraf brandde het vlammetje toen al een stuk minder dan bij zijn aanstelling als interim-bondscoach in 2015. Hij twijfelde of hij zijn werk nog wel leuk vond. Of hij de rest van zijn leven op een hockeyveld wilde staan. ‘Het voorbereiden van trainingen, het analyseren van tegenstanders. Daar haalde ik weinig energie meer uit. Het ging mij vooral om het proces. Om de teamdynamiek, om de groei van een individu.’

Maar die twijfel verdween vaak weer net zo snel als hij kwam. Daardoor ging Thijssen weer over tot de orde van de dag. Uiteindelijk duurde het nog ruim twee jaar voordat hij de knoop doorhakte en hij opstapte als bondscoach. ‘Ik hechtte veel waarde aan de status die het werk met zich meebracht. Het feit dat ik op een wereldkampioenschap stond, dat ik na de wedstrijd werd geïnterviewd, dat er daardoor mensen waren die mij cool vonden. Daar heb ik lang op geteerd. Te lang. Tot het moment dat het genoeg was.’

Niels Thijssen als bondscoach van de Belgische vrouwen. Foto: Willem Vernes

Na een voorval met zijn dochtertje was hij zichzelf kotsbeu

Over zijn besluit om het roer rigoureus om te gooien, schreef Thijssen de afgelopen jaren een boek dat hij onlangs uitbracht. Het heeft de titel ‘Wat doe ik hier?’. Het is een prachtig boek geworden waarin Thijssen het diepste van zijn ziel prijsgeeft. Er staan scènes in die de lezer bij de strot grijpen. De meeste indruk maakt de scène over zijn dochtertje. ‘Papa, ben je thuis?’ vraagt zij lief vanuit haar slaapkamer.

‘Ik herinner dat moment nog goed. Met een belangrijke wedstrijd de volgende dag namen de irritatie en vermoeidheid het over. In plaats van dat ik me verplaatste in mijn dochtertje van twee met een vader die veel reisde en van huis was, kreeg zij in woord en gebaar te horen dat het nu toch echt klaar was. ‘Ik wil je niet meer horen. Ik trek je deur dicht en neem je knuffels mee. Nu ga je slapen!’ Trillend van de adrenaline liep ik terug naar de slaapkamer en kroop ik in bed.’

Dit voorval was voor hem de druppel. Zijn maandenlang opgekropte frustraties over zijn werk botvierde hij nu op zijn gezin. ‘Dit was het moment dat het zo niet langer kon. Er móést iets veranderen. Ik was mezelf kotsbeu.’ Drie maanden later had hij genoeg moed verzameld om zijn leven honderdtachtig graden te draaien. Hij stapte op.

Op het EK van 2017 in Amsterdam won Niels Thijssen met België zilver. Foto: Willem Vernes

Toen dacht hij nog dat de wereld van de topsport niet langer bij hem paste, zegt hij. Pas later kwam hij tot een ander inzicht. Zijn hockeyloze leven kleurde Thijssen in door zich in te schrijven voor een coachopleiding. Daarop leerde hij al snel zichzelf te analyseren. Hoe dieper hij in de spiegel keek, hoe meer hij leerde wie hij precies was. ‘Nu weet ik dat het niet aan de wereld van de topsport lag. Ik was vooral zelf het probleem.’

De drie belangrijkste punten die Thijssen over zichzelf als bondscoach leerde, beschrijft hij hieronder.

1. Hij maakte te veel cynische grappen
‘Nu ik erop terugkijk, was ik soms eigenlijk een vervelend mannetje. Aan tafel met de stafleden maakte ik vaak cynische grappen. Ik maakte anderen belachelijk. Over alles en iedereen had ik mijn mening wel klaar. Bijvoorbeeld over een andere bondscoach, of over een medewerker uit het hotel. Ik deed dat niet omdat ik zo was, maar om mezelf een rol binnen de staf aan te meten. Om erbij te horen en leuk gevonden te worden. Om mijn onzekerheid te maskeren en anderen niet te dicht bij me in de buurt te laten komen. Maar ook om de confrontatie uit de weg te gaan. Als er een probleem op tafel werd gelegd, verlegde ik de aandacht vaak met een cynische grap naar iets of iemand anders. Zodat ik me niet kwetsbaar hoefde op te stellen.’

2. Hij vulde te veel voor de ander in
‘Vaak liet ik de speelsters denken dat zij mijn visie, mijn strategie zélf hadden bedacht. Ik toetste mijn plannen bij een paar dragende speelsters. Zij legden die vervolgens neer in de groep, waarna ze het gevoel hadden dat het hun eigen plannen waren. Dat is wat ik deed. Daar was ik heel bedreven in. Maar dat is niet wat coachen is. Dat zie ik inmiddels in. Ik heb de boel gestuurd. Ik heb de speelsters de ruimte ontnomen om zichzelf te ontwikkelen.’

‘Ik deed dat ook op individueel niveau, in één-op-één-gesprekken. Ik was goed in meedenken, in aanvoelen wat iemand nodig had. Maar ik heb lang niet ingezien dat er een verschil is tussen meedenken en voor de ander denken. Tussen aanvoelen en voor de ander voelen. Ik stuurde ergens op aan, in plaats van dat ik de speelsters zelf liet ontdekken wat zij wilden. Ik dacht dat ik het allemaal wel wist.’

Bondscoach Niels Thijssen en keeper Aisling D’Hooghe na haar 150ste interland. Foto: Willem Vernes

3. Hij had te veel bewijsdrang
‘Tegenover mijn assistent wilde ik bewijzen dat ik de tegenstander kon analyseren op ieder minuscuul detail. Aan mijn fysieke trainer wilde ik tonen dat ik trainingen kon voorbereiden die op iedere hartslag klopten. Ik wilde de mentale processen begeleiden én meepraten met mijn performance analist. Ik vond het moeilijk om aan te geven waar ik minder goed in ben. Ik heb geprobeerd een beeld te creëren dat ik overal goed in was. Ik wilde de ideale bondscoach zijn. Terwijl ik natuurlijk beter had kunnen aangeven waar ik niet goed in was. En dat over te laten aan anderen.’

Uitsluiten dat hij ooit weer in het hockey gaat werken, doet Thijssen zeker niet. Zeg nooit nooit, zegt hij. ‘Maar mocht het zover komen, dan is dat wel met een nieuwe versie van mezelf.’

Met het delen van zijn verhaal hoopt hij vooral dat andere coaches ook de moed verzamelen om in de spiegel te kijken. ‘Ga op zoek naar het antwoord op de vraag: hoe functioneer ik? Zonder dat meteen het beeld hoeft te ontstaan dat je niet geschikt ben voor je functie. Laat jezelf coachen. Durf de strijd met jezelf aan te gaan. Als coach verwacht je dat je spelers in de spiegel kijken. Maar doe je dat zelf ook voldoende?’

Het boek ‘Wat doe ik hier?’ van Niels Thijssen is online te bestellen voor € 29,99.


Wat vind jij? Praat mee...