Na het bizarre 2020 was ook het afgelopen jaar verre van normaal. In de laatste dagen van dit 2021 blikken redacteuren van hockey.nl terug op hun hockeyjaar. Vandaag Marco van Nugteren, die in Tokio verslag deed van de Olympische Spelen.
Onlangs stond ik wankel op mijn benen met een propvolle kartonnen doos vol zware zolderspullen in mijn handen, helpend bij een verhuizing van een familielid, toen ik opeens werd aangesproken door iemand die een wasmachine aan het tillen was. Iemand die ik al maandenlang niet gezien had. Een kennis.
‘Zeg, hoe was het eigenlijk in Tokio? Niet veel aan zeker, zonder publiek?’, hijgde hij in mijn richting, vragend naar juist één van de mooiste avonturen van mijn leven.
Niet alleen hij, maar veel meer mensen die me de afgelopen maanden naar mijn ervaringen in Tokio hebben gevraagd, hadden van tevoren om de een of andere reden het beeld dat het er verschrikkelijk moet zijn geweest. Alsof de Olympische Spelen een soort strafexpeditie waren. Niet langer dan een kwartier naar buiten mogen om boodschappen te doen, drie weken lang de hele dag een mondkapje dragen, continu het gevaar van een positieve test op de loer: ze dachten dat je beter in de hel kon zijn dan in Tokio.
Rennen naar de supermarkt
Het gekke is dat het tegenovergestelde waar is. Hoe zwaar de omstandigheden op het eerste oog ook waren, binnen praktisch een dag waren mijn collega’s Eelko Wester, Koen Suyk en ik eraan gewend.
Bij aankomst in het hotel viel mijn mond nog centimeters open omdat er dag en nacht een bewaker bij de uitgang zat, die met een stopwatch in de hand streng in de gaten hield of we niet langer dan een kwartier per dag naar buiten gingen om boodschappen te doen. Maar op alle andere dagen was het een feest om een luchtje te scheppen en naar de supermarkt te mogen rennen, soms alleen voor een fles water.
In het begin baalde ik er nog van dat er nog geen hap avondeten in ons hotel te verkrijgen was. Maakte ik me zorgen hoe we in vredesnaam ’s avonds laat na een lange dag werken aan eten moesten komen, aangezien we geen enkel restaurant binnen mochten lopen. Maar na onze eerste bestelling via de app UberEats keek ik reikhalzend uit naar onze nachtelijke diners. In de gang nota bene, omdat onze kamers de afmetingen hadden van een dobbelsteen.
Juist die bizarre omstandigheden maakten deze Olympische Spelen voor mij tot een magische ervaring.
Tranen
Wat bovendien ook een belangrijke rol speelde, was dat al deze gekke omstandigheden eenmaal in het stadion geen moment meer van invloed waren. Zelfs in de meest zielloze sfeer die je je kunt voorstellen, voor lege tribunes, voelde ik tot in het diepst van mijn vezels dat ik op de Olympische Spelen was. En dat kwam door de mannen en vrouwen op het veld: de sporters.
Als ik terugdenk aan mijn eerste Olympische Spelen, die van Rio de Janeiro in 2016, denk ik bijvoorbeeld aan de tranen van Maartje Paumen toen ik haar interviewde na de verloren finale. Of aan de sprint van vreugde van Ellen Hoog, na haar beslissende shoot-out in de halve finale. Aan dat soort momenten merk je dat je niet verslag doet van een EK, maar van de Spelen.
De Olympische Spelen bleven de Olympische Spelen
Die diepe emoties bij de spelers waren vanaf de perstribune in Tokio, door het gebrek aan publiek, nog beter te voelen dan in Rio. De schreeuw van Mirco Pruyser na zijn goal tegen Zuid-Afrika bij een 3-0 achterstand, het juichen van de Belgen na het winnen van de shoot-outs in de finale en de pijnlijke aftocht van de Oranje Heren na de uitschakeling tegen Australië. Het voltrok zich allemaal recht voor mijn ogen, in een doodse stilte.
Precies daaraan zag je dat dit hockeytoernooi ondanks alles niet in waarde gedevalueerd was. De Olympische Spelen bleven de Olympische Spelen, zelfs in een lockdown. En daardoor bleef het prachtig om er bij te mogen zijn.
2 Reacties
Maikel Rabbers
Nuchter verslag! Leuk stuk.
koensuyk
Mooi stuk Marco!👏🏻