Zo’n dertig jaar geleden waren ze rivalen. Concurrenten bij topclubs Kampong en Laren. De een aanvaller, de ander achterin. Inmiddels kunnen ze de strijd van vroeger relativeren en zitten coach Fleur van de Kieft en manager Mariëlle Hoogendoorn samen in de dug-out bij Kampong.
Een onbedaarlijke lachbui in het kamertje dat grenst aan het clubhuis van Kampong. Praten over vroeger. Dat kunnen ze veel en goed. Elkaar op de hak nemen, uiteraard met een knipoog, ook.
‘Ik zal het eerlijk zeggen. En je weet het ook wel’, zegt Hoogendoorn met de blik gericht op Van de Kieft. ‘Eigenlijk vond ik jou vroeger best wel een bitch.’
Even is het stil. Daarna proesten ze het uit.
‘Weet je’, zegt Van de Kieft. ‘Dat snap ik helemaal. Ik ben er niet trots op, maar goed. Ik was – om het zo te zeggen – niet zo héél vriendelijk in het veld. Ik was enorm fanatiek. Als ik vond dat mij onrecht werd aangedaan kon ik best boos worden. Jammer van mijn energie, denk ik nu, als coach.’
‘Je was klein, maar beresterk’, zegt Hoogedoorn. ‘Er zat gif in je spel. Je kletste veel, deelde uit, maar kon ook incasseren. Dat vond ik ook altijd wel mooi aan jou als speelster.’
De techneut en de sobere poetser
Hun gezamenlijke verhaal begint in de jaren negentig. In praktisch dat hele decennium stonden Laren-spits Van de Kieft en Kampong-verdediger Hoogendoorn minstens twee keer per jaar tegenover elkaar. De techneut en de sobere poetser. Met hun ploegen deden ze vrijwel iedere seizoen mee om de landstitel, die in 1994 en 1995 door Kampong werd gewonnen.
‘Wedstrijden op het scherpst van de snede’, stelt Van de Kieft, destijds een van de beste aanvallers van de Hoofdklasse. ‘Ik was een pieler. En Mariëlle de verdediger die er strak op zat. Niet de snelste. Maar dat loste ze op met slimheid. Je wist, bij haar kwam je er niet zomaar langs. Hard en betrouwbaar. Vaak zat ze er, rats, zo bovenop.’
Hoogendoorn: ‘Ik werd soms uitgescholden voor lompe verdediger. ‘Klopt’, dacht ik dan. Ik kan niet beter. Ik moest er kort opzitten, want als een aanvaller een haringtruc probeerde en de bal erlangs gooide, was ik gezien.’ Van de Kieft: ‘We waren totale tegenpolen in het veld. Mariëlle speelde echt in het dienst van het team, voerde de opdracht perfect uit. Ik moest juist vrijheid hebben. Creatief zijn en mijn gang kunnen gaan.
Ze vonden het fantastisch, hun topjaren in de Hoofdklasse. Andere tijden, beseffen ze allebei op deze grauwe en koude zondag. Van de Kieft: ‘Bij ons studeerden de meesten in Amsterdam. Maar mijn hele team kwam uit het dorp. Er ging weleens een enkeling weg, maar de meesten bleven trouw aan de club.’ Hoogendoorn: ‘We werden niet gehaald, je ging naar een betere club omdat je dat zelf wilde. We betaalden gewoon contributie.’ Van de Kieft: ‘Elke week was het feest. Op vrijdag tot twee uur ’s nachts op de club, samen met Heren 1. Dat was geen uitzondering. Die lol en hechte vriendschap buiten het veld waren ook heel belangrijk.’
Van de Kieft, goed voor 137 interlands en tweemaal olympisch brons, verkaste in 2000 naar Rotterdam, waar ze destijds ook woonde en speelde daarna nog in België. Hoogendoorn, van origine afkomstig van Arnhem stopte in 1999 na bijna een decennium in de Hoofdklasse.
In de jaren die volgden kwamen ze elkaar geregeld tegen. Langs de lijn, bij hun kinderen. Of bij hun gezamenlijke vriendin Ellen Kuipers. Bij het Nederlands elftal ploeggenote van Van der Kieft, bij Kampong een maatje van Hoogendoorn. ‘We gingen met oud-Dames 1 een keer skiën in Oostenrijk. We hadden een gast aan tafel. Inderdaad, Fleur. Die werd gedoogd door de Kampong-club. Vanzelfsprekend.’
Fleur bij Kampong. Wie had dat vroeger gedacht? Manager Mariëlle Hoogendoorn over hoofdcoach Fleur van de Kieft
Afgelopen juni werd de band tussen de twee weer wat nauwer aangehaald. Kampong zocht een nieuwe coach na een seizoen, waarin tussentijds afscheid werd genomen van Pieter Bos. Toen bleek dat Van de Kieft interesse had, maakte het hart van Hoogendoorn een sprongetje. ‘Een superleuk mens en ook iemand die op topniveau heeft gespeeld. Dat helpt wel qua beleving. Ik was dus voor, absoluut.’
Hoogendoorn, alweer voor het zesde jaar manager bij Kampong, zat bij het laatste gesprek. ‘Zal ik nooit vergeten. Het was een prachtige zonnige dag. Kwam ze daar binnen. Blauwe boek, keurig wit shirt. Precies ons tenue. That’s my girl, dacht ik toen. Kampong-blauw, past bij jou. Ik heb diezelfde dag nog een foto geappt naar ons oude team. Fleur bij Kampong. Wie had dat vroeger gedacht?’
Van de Kieft: ‘Vlak voor ik naar de club ging, keek ik in de spiegel. Ja, dit was wel heel obvious. Ik had gewoon de clubkleuren aangetrokken. Per ongeluk, hè! Nu wisten ze zeker dat ik graag wilde. Ik vond het best wel grappig. En had eigenlijk ook geen zin meer iets anders aan te doen.’
Yin en Yang op De Klapperboom
En zo vonden de tegenpolen van vroeger elkaar in Utrecht. Yin en Yang op De Klapperboom. ‘We zijn complementair aan elkaar’, zegt Van de Kieft. ‘Mariëlle weet precies wat ze moet doen als manager en kent de club als geen ander. Ze kent de meiden en ziet precies wie er een arm om de schouder of een dekentje nodig heeft.’
Hoogendoorn: ‘Ik zeg altijd: ik bemoei mij overal mee, behalve met het hockeyen. Maar ik vind er wel wat van.’
Van de Kieft, grijnzend: ‘Af en toe roep je ook wel wat. Prima natuurlijk.’
Hoogendoorn: ‘Ja joh. Ik ben retefanatiek. Inhoudelijk probeer ik het bij ‘hup Kampong’ te laten. Of iets wat daarop lijkt. Ik kan er niet tegen als het een dooie boel is. Maar Fleur zet de lijnen uit, ik faciliteer. Dat gaat heel automatisch.’
Uiteraard zijn de tijden veranderd. Het hockey van nu is onvergelijkbaar met de ‘plooirokkenperiode’ uit de nineties. Toch is er een belangrijke waarde uit die tijd, die het duo graag aan hun speelsters wil meegeven. ‘Blijf je club trouw. Als je elkaar goed kent, kan je samen groeien. Lukt dat, dan spelen we over drie jaar bovenin mee’, zegt Van de Kieft. De woorden lijken uit haar tenen te komen. ‘Ik weet het: het is tegenwoordig heel normaal om geregeld van club te wisselen. Maar het gras is echt niet altijd groener bij de buren.’
Hoogendoorn zag dat Kampong de laatste jaren haar beste spelers kwijtraakte aan de (sub)top. ‘Het gaat altijd om hoger en meer. Op het spastische af. Ik mis soms die gedachte om je club verder te helpen. Als je uitgeleerd bent is het prima om je vleugels uit te slaan. Maar nu gebeurt dat vaak zo vroeg.’
De voormalige rivalen die samen Kampong weer omhoog willen helpen. Terug naar die top, waar de Utrechters in hun tijd als speelsters standaard bijhoorden.
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.