De lessen van het WK-21: ‘Aanpassingsvermogen is enorm getest’

In Potchefstroom veroverde Jong Oranje dinsdag de wereldtitel. Op een toernooi waar een aantal grote landen ontbraken, was Nederland veruit de beste. Met KNHB-prestatiemanager Joost van Geel blikken we terug. ‘Ik hoop dat de monsterscores een incident zijn.’

Joost, ben je blij dat ‘we’ toch gegaan zijn?
‘Absoluut. Maar dat was ik al voordat het toernooi was begonnen. We hebben ook altijd de intentie gehad om te gaan, maar – en daar komt-ie – het moet wel verantwoord zijn. En dat kwam in gevaar na de verplaatsing van het WK. We vonden het te veel worden, als je kijkt naar de belasting en de belastbaarheid van de speelsters. Dan kunnen we niet blind volhouden dat we ‘moeten gaan’. Gelukkig is het met een omweg alsnog goedgekomen.’

Zou je achteraf bezien daarin iets anders hebben gedaan?
‘We hadden de groep sneller in kunnen lichten over het proces. Niet dat dit zomaar te veranderen was. We zaten met zoveel partijen aan tafel. Van de clubs tot de FIH, van de EHL tot de Jong Oranje-staf.’

Wat zegt deze gouden plak eigenlijk?
‘Uiteraard zijn we daar heel blij mee. Als je wint, bevestigt dat je keuzes. Dat je hockeyend de beste bent van deze generatie. Dan heb je het over de prestaties. Maar misschien nog wel interessanter vind ik de ontwikkeling van de groep, als je kijkt naar hun flexibiliteit. Dan hebben we het natuurlijk over die weg naar het WK toe. De speelsters moesten zich constant aanpassen aan een nieuwe situatie. Wel WK, geen WK. Een coach die niet meegaat. Wisselende coronaregels. Dat ‘adaptief vermogen’, zoals we dat noemen, is enorm getest. Zelfs nog in een relatief makkelijke wedstrijd tegen Zimbabwe, toen de wedstrijd door het noodweer werd onderbroken. Wat doe je als het anders loopt dan gedacht? Daar heeft deze groep veel lessen in gehad en geleerd op weg naar de top. En daar, onder aanvoering van de staf, open over kon spreken.’

Rosa Fernig deelt de gouden plakken uit bij Jong Oranje. Foto: Frank Uijlenbroek

Hoe staan we ervoor ten opzichte van andere landen?
‘In het vrouwenhockey zijn we de momenteel qua hockeyvermogen de benchmark, ook in deze leeftijdscategorie. Op het WK onderscheiden we ons omdat we tactisch flexibeler zijn. Ons makkelijker aanpassen op de wedstrijd en de tegenstander. We zijn creatiever dan bijna alle andere ploegen, fysiek zitten we aan de bovenkant. Technisch zijn we goed, maar niet onderscheidend.’

Is dat een probleem?
‘Nee, omdat het ook een kracht is van andere teams. Duitsland en India halen – ook atletisch gezien, trouwens – daar ook een zeer hoog niveau, maar zijn op andere fronten weer minder. Het was van toegevoegde waarde geweest als dit Jong Oranje tegen Spanje of Argentinië had gespeeld. Zij hebben dat emotionele en theater in hun spel. Blijven wij dan nuchter genoeg om bij ons eigen spel te blijven of gaan we erin mee? Dat was een mooie extra testcase geweest.’

Op dit WK is het acht keer 8-0 of meer geworden. Een beetje veel voor een mondiaal toernooi, vind je niet?

‘Ben ik het helemaal mee eens. Maar ergens is het wel te verklaren. We missen hier nogal wat landen. Er zijn ook veel teams niet gegaan, ook nog door coronaregels en de verplaatsing. België, Australië, Nieuw-Zeeland, China, Spanje – de laatste Europees kampioen onder 21. Die hadden allemaal in de kwartfinales kunnen staan. Als er dan aan de onderkant vijf afgaan, wordt het deelnemersveld sterker. En zullen zulke uitslagen veel minder voorkomen. Ik hoop dus dat al die monsterscores een incident zijn.’

Nederland zette op het WK de hoogste score neer: de 18-0 tegen Zimbabwe. Foto: Frank Uijlenbroek

Hoewel de weerstand soms gering was, is het toch goed om zo’n toernooi mee te maken?
‘Zeker. Het gaat naast presteren ook om de weg daarnaar toe, die lijkt al iets meer op het toewerken naar een EK, WK of Olympische Spelen bij het grote Oranje. Ook dat is ontwikkeling. Een toernooi buiten Europa, ook weer nieuwe en extra bagage. Spelen tegen andere culturen en stijlen, zoals India. Dat is allemaal vrij nieuw geweest voor deze groep.’

Zou het wenselijk zijn om eerder een WK te houden? Voor teams onder achttien jaar bijvoorbeeld?
‘Sportief gezien is dat best interessant. Maar ik vraag me af of dat financieel haalbaar is. Voor een aantal landen is het al een uitdaging om naar een WK onder 21 jaar te gaan. We kijken wel hoe we onze jeugdteams de beste weerstand kunnen aanbieden, binnen Europa. Met meer landen en flexibiliteit.’

Hoe bedoel je?
‘We willen ook kleinere hockeylanden daarbij betrekken. Neem Italië. Geen groot hockeyland, wel een prachtige en andere beleving, Wel dat theatrale, waar wij ons ook tegen willen wapenen.  Leeftijdsgenoten van ‘grote’ en ‘kleine hockeylanden’ tegen elkaar te laten spelen, is waarschijnlijk minder waardevol. Dat verschil is vrij groot. Maar wat als je het onder achttien team van bijvoorbeeld de Italianen tegen Nederland of Duitsland onder zestien laat spelen? Dan wordt het wellicht boeiender.’

Tot slot. Wat is de belangrijkste les voor deze groep uit Potchefstroom?
‘Dan ga ik toch voor het omgaan met het onverwachte. Daarin is dit WK en de aanloop een bijzondere en waardevolle leerschool geweest.’ 


4 Reacties

  1. robvisser

    Ik denk dat Nederland toch ook wel technisch gezien aan de top staat. Misschien niet qua gegoochel met de bal, maar wel als het gaat om de basics, de functionele techniek, passing en controle over de bal.

  2. robdux

    Super dat de dames gewonnen hebben. De hele hoofdklasse is stil gelegd voor een toernooi zonder tegenstand. Tijd voor bezinning. Klinkt allemaal leuk en aardig in dit interview, maar je kunt hier grote vraagtekens bij zetten.

  3. robvisser

    @RobDux Het zou ook niet best zijn als je voor zo’n WK thuis moet blijven vanwege de Hoofdklasse. Dan klopt er iets niet. Voor de U21 dames was het een onvergetelijke ervaring. Ze hebben het fantastisch gedaan en ze hebben tegen sterke landen als India en Duitsland bewezen dat de hoge uitslagen tegen zwakkere landen in de poulefase geen toeval waren.

    1. robdux

      Natuurlijk had je dit moeten cancelen. De hoeveelheid overbelaste spelers waren na de Olympische Spelen niet te overzien. En deze overbelasting gaat nu wellicht gewoon verder met het WK in de benen en straks de competitie en play offs. En de betalende verenigingen mogen er straks voor opdraaien. De hoofdklasse mag straks ook nog eens in een enorm tempo hun competitie afraffelen. Verder een B WK met veel ontbrekende landen. Met andere woorden, Nederland had een keer niet mee moeten doen.


Wat vind jij? Praat mee...