Het is een unieke dag voor het vaderlandse mannenhockey. Voor de eerste keer in 24 jaar kunnen de Oranje Heren weer een mondiale prijs winnen. Goud gloort voor Nederland op de Spelen van Parijs. Voor bondscoach Jeroen Delmée kan het een kroon op zijn missie worden, die nog lang niet is afgelopen.
Dinsdagmiddag, rond een uur of vier. De halvefinalezege tegen Spanje (4-0) is in de pocket. De finaleplaats is veiliggesteld. Het veld is leeg, het stadion ook. Delmée neemt, zoals altijd, uitgebreid de tijd voor de pers. Na een minuut of vijf in de nabeschouwing zoomt hij even uit. Kijkt hij verder dan de prachtige goal van Thierry Brinkman of bespiegelingen van de tegenstander in de finale.
‘Ik ben begonnen aan deze taak om het herenhockey weer op de kaart te zetten. Om ervoor te zorgen dat mensen niet alleen maar van de dames houden, die keer op keer iets unieks presteren. Maar er moet ook over de heren worden gesproken. Ik denk dat we langzaam maar zeker de goede kant opgaan en dat we dat voor elkaar krijgen.’
Dat klinkt natuurlijk uiterst bescheiden uit de mond van Delmée die Oranje heropbouwde. Dat gebeurde op fundamenten die amper bestonden. Na de teleurstelling van Tokio stopte een rits aan ervaren spelers. Slechts negen van de zestien van toen zijn er nu ook bij in Parijs. Het was bouwen en schaven voor Delmée, die begin 2023 met een vrij onervaren team derde werd op het WK. In datzelfde jaar werd – hoewel het spel te wensen overliet – het EK gewonnen. Tussendoor harkte Oranje ook nog de Pro League-titel binnen.
Finale-expert Delmée
Daar komt dus op z’n minst olympisch zilver bij. Een prestatie die al sinds 2012 niet meer is geleverd. ‘Een medaille is mooi, maar ik wil de kleur zelf bepalen’, grijnst Delmée, die onlangs zijn contract bij de KNHB met vier jaar verlengde. ‘Uiteindelijk kijkt iedereen achteraf naar de prijzen. Het gaat er later om wie er eerste is geworden. Ook op de Spelen. Ik heb thuis een zilveren en twee gouden medailles…nou dan weet ik wel wat het verschil is.’
Delmée heeft in zijn eentje meer finale-ervaring dan al zijn internationals bij elkaar. Hij pakte als speler goud op de Spelen van 1996 en 2000 en won de WK-titel in 1998. In 1994 (WK) en 2004 (Olympische Spelen) verloor hij de eindstrijd met Oranje. Tussendoor stond hij nog in vier EK’s finales, waarvan hij eentje won (2007). Wat kan hij van die ervaring overbrengen op zijn groep richting deze finale?
‘Ik wil net als in aanloop naar de halve finale benadrukken dat het gaat om energie en gedrag’, zegt Delmée. ‘Hoe Duitsland speelt, dat weten we wel. Het gaat erom dat wij ons niveau op de mat leggen. Meer willen doen dan ‘voldoende’ je taak uitvoeren en je mannetje houden. Je moet bluf hebben, durven te verrassen, ballen veroveren. De zenuwen zo snel mogelijk van je afschudden, al zullen die er straks zeker wel zijn in het eerste kwart.’
Hij noemt het toernooi een slijtageslag. ‘We spelen hier acht wedstrijden in dertien dagen. Veel daarvan waren overdag, in de zon. In temperaturen boven de dertig graden. We hebben een heel zwaar begin gehad van het toernooi, dat wisten we, met vier wedstrijden in vijf dagen. Daar zat ons zwaarste blok en vanaf dat moment hebben we er steeds rustdagen tussen gekregen. Dus als je eenmaal door zo’n blok heen bent, voelt die rustdag als bijna vakantie. Dat klinkt gek, maar dan krijg je steeds frissere benen.’
‘Je krijgt misschien maar één kans’
Hij voelt het moment. Weet wat eraan komt. ‘Als je deze kans krijgt, moet je er volle bak voor gaan. Voor sommigen is het de laatste kans, ook al gaan ze nog meer Spelen meemaken. Je krijgt misschien maar één kans om nu iets te doen wat nooit meer in je leven terug kan komen. Nog één keer de beste versie van jezelf zijn.’
Vlak na het gesprek valt Delmée eerst in de armen van zijn assistent Eric Verboom. Daarna krijgt hij een knuffel van zijn familie. Krijgt ook de bondscoach het even te kwaad. Komen de tranen, van de trots van de opmars. Zijn missie heeft glans gekregen. Een glans die de mooiste medaillekleur verdient.
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.