Hij ging voor een plek onder de lat op de Spelen van Parijs. Maar uiteindelijk werd Maurits Visser niet eerste, maar derde keus bij het Nederlands team en was-ie er helemaal niet bij in Frankrijk. Na de pijn en het onbegrip van die beslissing is de 29-jarige doelman weer opgekrabbeld. Met frisse moed stond hij maandag op de eerste na-olympische training van Oranje. Om alsnog de keeperstroon te bestijgen.
Met een tevreden grijns ploft Visser maandagmiddag neer in het zonnetje in de dug-out van het Wagener Stadion. Een paar meter verderop zetten Thierry Brinkman en Terrance Pieters wat meubilair naar buiten om in het heerlijke herfstweer een broodje te eten. Ze zijn allemaal, behalve de Rotterdamse EHL-gangers, terug op het Oranje-nest. Training één richting de Spelen van Los Angeles zit erop.
De laatste twintig minuten van die training doorstond Visser een spervuur aan strafcorners – minstens dertig – van specialisten Jip Janssen en nieuwkomer Timo Boers. ‘En daardoor hadden we al een flinke keeperstraining gedraaid. Ik ben helemaal kapotgeschoten, haha. Dat is altijd zo op de maandagtraining.’
‘Niet eens reserve’
Hij heeft er weer lol in om onder vuur te worden genomen. Om ten koste van blauwe plekken doelpunten te voorkomen. Beurs maar voldaan de auto in te stappen. Een gevoel dat de afgelopen maanden absoluut niet vanzelfsprekend was. Want wat kreeg hij een enorme klap, op die snoeiharde 19de juni. De dag dat de olympische selectie bekend werd.
‘Sinds de Spelen van Tokio streed ik met Pirmin Blaak om de eerste plek’, haalt Visser terug. ‘Kwamen er kansen. Vorig jaar op het EK was ik, ook omdat Pirmin vader werd, eerste keeper. Daarna keepte ik niet altijd lekker, haalde pas in de tweede seizoenshelft mijn niveau. Dat was dus niet voldoende. Pirmin deed het wel goed. Hij was natuurlijk degene met de ervaring. Met de meeste interlands en toernooien. Als je zo’n ervaren keeper wil aanvallen, moet je tien procent beter zijn om te worden gekozen. Dat is me niet gelukt. Ik steeg niet boven mezelf uit.’
Hij hield in zijn achterhoofd dus al een beetje rekening met een reserverol, net als op de vorige Spelen van 2021. ‘Maar dat ik helemaal uit de selectie werd gesneden, dat kwam wel heel erg hard aan. Niet eens reserve. Niets. Nog minder dan in Tokio. Het was compleet onverwacht en deed heel veel pijn.’
Natuurlijk is het mijn droom om op de Spelen te staan. Dat die droom in Parijs niet uit zou komen, is het dieptepunt van mijn hockeycarrière. Misschien wel van mijn leven. Maurits Visser
In zijn stem klinkt geen boosheid, frustratie of rancune. Visser is realist genoeg om in te zien dat dit de lelijke en knalharde kant is van topsport. De herinnering aan die wrange boodschap is vooral verdrietig. ‘Met driekwart van deze groep sta ik al jaren op het veld. Met sommige jongens, zoals Thierry, hockey ik al vanaf mijn veertiende. Natuurlijk is het mijn droom om op de Spelen te staan. Maar ook om daar met hen te staan. De groep waarmee ik ben opgegroeid. Dat die droom in Parijs niet uit zou komen, is het dieptepunt van mijn hockeycarrière. Misschien wel van mijn leven.’
De doelman van Bloemendaal, die in februari zijn laatste interland speelde, trainde nog een paar weken mee met de groep. Voor het geval dat Blaak of Derk Meijer geblesseerd zou raken. ‘Dat is natuurlijk hartstikke lastig. Iedereen werkt toe naar de Spelen. Ja, dan loop je er soms wat verloren bij. Voor jongens als Terrance Pieters en Teun Beins gold hetzelfde. We hebben ook steun bij elkaar gevonden. Het was een rare periode. Ik was blij toen ik met vakantie ging.’
Visser checkte helemaal uit, zoals hij het zelf zegt. Ging naar Italië, waar hij met zijn vriendin een trektocht maakte in het Dolomieten-gebergte. ‘Verstand op nul. Alleen maar sjouwen door de natuur. Van berghut, naar berghut. Genieten van het uitzicht en echt tot rust komen. Ik had niet eens internet daar. Daardoor heb ik de eerste twee wedstrijden op de Spelen helemaal gemist. Misschien gek, maar ook wel prima op dat moment.’
‘Daarna heb ik wel alles gezien. Ik wilde ook gewoon weten hoe het ging. Hoopte dat ze het goed zouden doen. Uiteindelijk zijn het ook je maten. In een huisje in Italië hebben we met de familie de finale gekeken. Ik was blij voor ze, maar natuurlijk denk je ook vaak: daar had ik willen staan. De echte pijn werd ondertussen wel wat minder, door de tijd die er overheen ging.’
Hij denkt hardop terug aan die bewogen periode. ‘Iedereen zei tegen me dat ik erover moest praten. Dat zou helpen. Maar ik ben niet zo’n prater. Vindt mijn vriendin ook heel vervelend, haha. Ik word op zo’n moment juist heel rationeel. Ik kan er toch niets meer aan veranderen. Punt.’
Toeschouwer bij de gouden huldiging
‘Natuurlijk ben ik wel gaan nadenken. Niet in de eerste week. Maar daar in de bergen. Waarom doe ik dit ook alweer? Wat vind ik er leuk aan? En hoe kon dit gebeuren? Ik dacht ook weleens: het is wel goed. Ik vind het wel mooi geweest. Maar zo zit ik uiteindelijk niet in elkaar. Ik vind het keepen nog steeds heel leuk en heb mijn plafond nog niet bereikt. Ik kan nog steeds beter worden. Dat weet ik zeker.’
Visser verstopte zich niet. Was samen met lotgenoot Jasper Brinkman zelfs aanwezig in Scheveningen bij de huldiging van de gouden olympische ploeg. Een gebaar dat hem – terecht – heel veel schouderklopjes opleverde en ook voor emotionele omhelzingen zorgde. ‘Jappie en ik waren trots op de jongens. Wat ik zeg, het zijn je vrienden geworden. Met Thierry en Floris Wortelboer heb ik zes jaar in huis gewoond. Die wilde ik gewoon feliciteren. Ook als je zelf in een lastige fase zit.’
De ballenbak in met Meijer en Brink
Met die jongens en een heleboel anderen stond hij maandag weer op het veld bij Oranje. ‘En daar ben ik heel blij mee. Een nieuwe groep met nieuwe kansen. Natuurlijk gaat het nog vaak over Parijs. Dat is logisch. Maar we zijn ook met het volgende hoofdstuk bezig. Eentje waarin ik wel weer een rol speel. Dat heeft ook iets moois, het geeft perspectief.’
In die nieuwe periode hoeft Visser niet meer de strijd aan te gaan met Blaak, die vorige week zijn afscheid als international aankondigde. Met Meijer en nieuwkomer Hidde Brink vecht hij om de vrijgekomen positie in het doel. En die strijd is helemaal open, zoals bondscoach Jeroen Delmée al aangaf. ‘Dat verbaast me niets’, zegt Visser. ‘Ik had niet verwacht dat een van ons nu al een voorkeurspositie zou krijgen. Ik ben de oudste keeper van de drie, met de meeste caps. Maar in de zomer vond Delmée Meijer beter.’
‘Wat Pirmin zei bij zijn afscheid klopt wel. Je wordt in die ballenbak gegooid. Knokt met elkaar om die ene plek. Dat maakt het keepen mooi en ook soms ongelooflijk kut. Het gaat dus heel zwaar worden. Weer. Opnieuw. Maar ik geloof erin dat het mij alsnog kan lukken. De periode is anders. Mijn doel is hetzelfde. Ik ga voor die plek. Ik weet hoe mooi het EK vorig jaar was. Mijn mooiste hockeyherinnering. Ik wil meer van dat. Mijn verhaal in het Nederlands elftal is nog niet af.’
1 Reactie
josineedelhauser-nl
Ik vind Maurits een held