Ze ondergingen in de zomer een ware metamorfose. Liefst negen speelsters vertrokken bij HDM, dat ook na vijf jaar afscheid nam van hoofdcoach Ivar Knötschke. Met een compleet ander gezicht stelt de playoff-deelnemer van 2021 en 2022 zich uiterst bescheiden op. ‘Ons budget is ongeveer gehalveerd ten opzichte van vorig jaar.’
De nieuwe HDM-coach Diederik van Weel kan er achteraf wel lachend op terugkijken. Op dat berichtje, dat illustratief was voor de exodus in Den Haag afgelopen zomer. Eind april werd bekend dat de oud-international clubicoon Knötschke zou opvolgen. ‘De dag daarna appte ik alle meiden voor het eerst. Niets bijzonders, gewoon ter kennismaking. Van eentje kreeg ik meteen een berichtje terug. ‘Gefeliciteerd, leuk dat je naar HDM komt. Maar ik ben daar niet meer bij. Ik ga naar een andere club toe.’
Het was voor de 51-jarige Van Weel, die met Oranje olympisch kampioen werd in 2000, een begin van een paar intensieve maanden. Vooral het vertrek van vijf kopstukken was (en is) een enorme aderlating voor HDM. Het talentvolle spitsenduo Jip Dicke en Tessa Beetsma (naar SCHC en Pinoké) bijvoorbeeld, ijzervreters en oer-HDM’ers Pien van der Heide (Spanje) en Marieke de Haas (gestopt) en de sierlijke technicus Eva van ’t Hoog (Hurley). Stuk voor stuk speelsters die in de afgelopen jaren ervoor zorgden dat HDM van een grauwe staartploeg uitgroeide tot een playoff-formatie.
Tegenover dat vertrek stond de komst van drie eigen talenten en vier nieuwelingen van buitenaf. De Ierse verdediger Sarah McAuley, aanvaller Iris Langejans die de afgelopen tijd in Amerika speelde, Sabine van den Eijden van promotieklasser Victoria en Zuid-Afrikaans international Kris Paton. Onder de streep levert HDM daardoor een hoop Hoofdklasse-ervaring in.
‘Het was een drukke zomer. Daarin moesten we kijken naar nieuwe mensen. En ook ons best doen om een nog grotere leegloop te voorkomen. Ik heb al heel veel uren gemaakt voordat ik officieel aan de slag was’, lacht Van Weel. ‘Ons budget is ongeveer gehalveerd ten opzichte van vorig jaar. Dat komt omdat we minder sponsoren hebben en omdat ik begreep dat er in het verleden te veel is uitgegeven. We hebben bewust gekozen voor een kleine groep, waarin we de jeugd – die jaarlijks om de prijzen speelt – veel kans geven. Uiteindelijk ben ik blij met de groep die er staat, al ging het in de eerste wedstrijd nog heel vaak over wie er niet meer waren.’
Geen grote vis uit het buitenland
HDM haalde ook geen grote naam uit het buitenland zoals in het verleden wel gebeurde met de Engelse olympische kampioen Lily Owsley en de Australische ster Stephanie Kershaw. ‘We hebben nog wel gepraat met Marta Segú. Een ervaren Spaanse aanvaller en international, die ik er graag bij had gehad. Bij haar had ik een goed gevoel, zij was een toevoegde waarde geweest. Maar vaak is de komst van een buitenlandse speelster zonde van het geld. Willen ze vooral een leuk jaar hebben, zonder al te veel druk. De buitenlandse meiden die we nu hebben, willen leren en beter worden. Dan pas je hier.’
Aanvoerder Tessa Clasener hockeyt alweer acht jaar in het vlaggeschip van HDM. Zoveel wisselingen op hetzelfde moment maakte zij als speelster van Dames 1 nog nooit mee. ‘Het is voor ons zuur dat er zoveel tegelijk vertrokken. Maar als ik eerlijk ben, snap ik ook dat meiden soms voor hun eigen ontwikkeling kiezen. Kijk naar Pien Dicke, die hier een paar jaar geleden vertrok en nu olympisch kampioen is geworden.’
‘Doordat er ruimte in de selectie is gekomen, krijgen andere meiden ook meer kansen’, concludeert de zevenvoudig international. ‘Maar die moeten wel groeien. Dan kan je niet verwachten dat we weer de play-offs gaan najagen. Zonder al die ervaring moet je je doelstelling bijstellen. We moeten stappen maken en dan zien wat het oplevert. Ik vind het lastig om er een stand aan te verbinden. Maar als ik iets moet zeggen, denk ik dat we onderin het linkerrijtje of bovenin het rechterritje kunnen komen. En ja, dat is wel een beetje taai als je beseft waar we een paar jaar geleden stonden.’
Hoe kan HDM meer profiteren van alle toptalenten?
‘We moeten eerst overleven’, stelt Van Weel, die nog wat lager inzet. ‘Misschien is dat even wennen. We horen in mijn ogen thuis in het rijtje met ploegen als HGC, Rotterdam en Tilburg. Dan heb je het over plek zeven tot tien. Dat is geen valse bescheidenheid, het is de realiteit. Na dat overleven, willen we bouwen en kijken we of we kunnen doorpakken. We hebben hier geweldige jeugd rondlopen. Hebben zes meiden in Nederlands Onder 18 en vijf in de Onder 16. Daar moet je meer mee als Dames 1.’
‘Ik laat er nu vier met ons meetrainen. Maar liever nodig ik er nog meer uit. Daarover voeren we ook gezonde discussies binnen de club.’ Maar de liefde moet van twee kanten komen, weet Van Weel. ‘Ik begreep ook dat het voor jeugdspeelsters niet altijd leuk was om met de dames mee te doen. Zeker niet in de tijd dat er druk op het team stond. Als je zo’n jonkie ervan langs geeft, helpt het wel om na de training het er even over te hebben. We moeten dus niet alleen aantrekkelijk zijn voor speelsters van buitenaf, maar ook voor onze eigen talenten.’
2 Reacties
guidokoelemij
Mooi verhaal en realistisch. Eigen jeugd kans geven en laten groeien.
gerardvanstijn
Laatste stuk 100% mee eens.