Hij is inmiddels negentien jaar onafgebroken actief als coach in het Rotterdamse hockey. Sinds dit seizoen zit Jordy van der Waart (40) op een van de mooiste plekken die een coach zich in de havenstad kan wensen, als eindverantwoordelijke van de dames van Rotterdam. En daarmee lost hij een belofte in die hij jaren geleden deed, aan het sterfbed van zijn vader.
‘Ik ga later coachen in de Hoofdklasse.’
Het is 2011. Van der Waart is op dat moment coach bij de heren van Ommoord in de Tweede Klasse. Hij is jong, 27 jaar. Zijn vader overlijdt, op een veel te jonge leeftijd. In een van de laatste gesprekken die Van der Waart met hem voert, vertelt de coach over zijn droom. Zijn persoonlijke missie. Over een plek die de ambitieuze trainer graag wil bereiken, ook al is de weg nog heel lang. ‘Mijn vader wist dat hockey mijn lust en mijn leven was. Steunde me in alles. Kwam altijd kijken. Hij was mijn grootste fan. Vlak voor zijn dood heb verteld waar ik ooit terecht wilde komen. Ik wist niet wanneer het zou zijn. Of hoe het zou lukken. Ik wilde in ieder geval dat hij dit wist. Omdat hij het zelf nooit mee zou maken en dan zou weten dat ik goed terecht was gekomen. Dat wil iedere ouder toch?’
Van der Waart, die inmiddels zelf kinderen heeft, vertelt dit persoonlijke verhaal vlak na een wedstrijd van zijn dames tegen HDM. In zijn jas met het Rotterdam-logo. De coachmap nog in de hand. Zijn uitgekomen droom duurt inmiddels acht wedstrijden. Hij is soms geraakt door zijn eigen woorden en herinneringen. Als dat gebeurt kijkt even hij in de verte. Richting het hoofdveld. De plek waar zijn vurige wens in vervulling ging.
Ik heb een jeugd gehad die compleet anders was dan die van de gemiddelde hockeyer. Heb op mijn zestiende het ouderlijk huis verlaten, zonder dat ik een vast dak boven mijn hoofd had. Ik heb in die periode dagen op straat gezworven, hier in Rotterdam. Jordy van der Waart
Die toezegging aan zijn vader deed Van der Waart niet zomaar. ‘Mijn vader zag als geen ander dat ik op het hockeyveld het gelukkigst was. Ik heb een jeugd gehad die compleet anders was dan die van de gemiddelde hockeyer. Ik was lastig, had thuis vaak ruzie. Heb op mijn zestiende het ouderlijk huis verlaten, zonder dat ik een vast dak boven mijn hoofd had. In die periode heb ik dagen op straat gezworven, hier in Rotterdam. Dat deed ik eigenlijk al vanaf mijn veertiende. In die tijd heb ik heel veel ellende gezien. Zocht ik naar wie ik was. Wie ik wilde zijn. Ik had echt geen idee hoe ik met mijn vrijheid om moest gaan. Deed allemaal dingen die niet goed waren. Was alleen maar aan het feesten of het rondhangen.’
Dat had natuurlijk geen goede invloed op het dagelijks leven van de tiener. ‘Ik was een doodgewone vwo-scholier. Maar ik kreeg het niet op de rit. Ik deed maar wat, voelde me een uitzondering. Vond het moeilijk om iets af te maken of op tijd te komen. Later bleek ik ADHD te hebben, maar daar werd toen veel minder op getest. Ik hockeyde in die tijd bij Victoria, zat in de eerste teams. De club was wél een veilige plek voor mij. In het veld, daar stond ik wel aan. Voelde ik me verantwoordelijk.’
Een langdurige enkelblessure zorgde ervoor dat hij niet doorbrak als hockeyer. Hij coachte op dat moment al jeugdteams en kreeg op als 21-jarig groentje al de leiding over de heren van Ommoord. Een tweedeklasser, in het noord-westen van Rotterdam. Na zeven jaar stapte Van der Waart over naar de vrouwen van Leonidas, waar hij liefst negen seizoenen coachte en de ploeg naar de Promotieklasse bracht. Bij de club uit de wijk Kralingen is hij nog steeds actief, als verenigingsmanager.
‘Het is echt gelukt, ouwe’
Langzaamaan kwam het waarmaken van die belofte aan zijn vader steeds dichterbij. Anderhalf jaar geleden maakte hij het volgende stapje, toen-ie assistent werd van Brian Vervoort bij de Rotterdamse dames. ‘En toen kwam het bericht dat Brian zijn vertrek aankondigde. Ze vroegen vanuit de de club of ik het wilde overnemen. Gek hoe dat gaat in je brein. Want als het moment daar is, ga je toch een beetje twijfelen. Past het in mijn leven? Heb ik genoeg tijd voor mijn gezin?’
Maar toen die hobbels waren genomen, volgde er een volmondig ‘ja’. ‘Dat was al speciaal. Maar we zaten in die periode nog vol in het seizoen. Moesten ons eerst veilig spelen. Pas toen ik in de zomer op mijn campingstoeltje zat, had ik echt tijd voor bezinning. Was er het moment dat ik even naar boven keek. Ja, pa. Het is echt gelukt, ouwe.’
Weer even die blik op het veld, dat inmiddels is overgenomen door de heren van Rotterdam en Pinoké. Zijn meiden zijn allang de kleedkamer ingedoken. Verwerken daar de vijfde nederlaag op rij. ‘Natuurlijk is dat zwaar. Baal ik daar ook enorm van. Maar uiteindelijk besef ik ook dat ik bevoorrecht ben dat ik hier mag staan. Op dit niveau, op dit complex. Als geen ander weet ik hoe hard je ervoor moet werken om hier te staan. Dat niet alles vanzelfsprekend is. De weg was lang en soms moeizaam. Maar dat maakt het eigenlijk alleen maar mooier.’
‘Ik kan het nu hardop zeggen: ik coach in de Hoofdklasse. Wat zou mijn vader trots zijn geweest.’
1 Reactie
Sjang Fijen
Ik herinner het me als de dag van gisteren: met de bus naar Rotterdam waar de dames van Rotterdam en Den Bosch in de finale voor het landskampioenschap streden. Rotterdam maakt de eerste goal, het Bossche publiek werd er stil van. Kennelijk ontging dit de Rotterdamse supporters niet, want uit duizend kelen klonk "het is zo stil aan de overkant, het is zo stil aan de overkant". De dames van Den Bosch herproeppeerden zich en scoorden in enkele minuten daarna twee goals. En toen, je raadt het al, klonk van de Bossche kant "het is zo stel aan de overkant, het is zo stil aan de overkant". Intussen zijn we een paar decennia verder". Den Bosch heeft haar toppositie gehandhaafd en Rottredam heeft een helse opdracht ooit weer tot een finaleplaats door te dringen. Succes Roterdam, zorg te komen waar je eens stond. Groet............Sjang