Valentin Verga staat aan de vooravond van zijn zeventiende seizoen in de Hoofdklasse. Na een teleurstellend jaar, waarin hij met Amsterdam slechts achtste werd, wil hij weer meedoen om de prijzen. Ondertussen voelt de 33-jarige middenvelder nog steeds de pijn van het abrupte einde van zijn interlandloopbaan.
‘Ik wilde kappen met hockeyen. Nooit meer op het veld staan. Ik voelde me heel klein. Had pijn. Alles was duister en zwart. Ik heb daar wel een tikkie van gehad. Het is een litteken in mijn leven, dat ik nog steeds voel.’
Twee weken voor de herstart van de Hoofdklasse komt deze open wond van Valentin Verga ter sprake. Eentje die alweer drie jaar geleden ontstond. In 2020 – vlak voor corona – kwam er plots een einde aan zijn interlandloopbaan, toen hij door bondscoach Max Caldas uit de selectie werd gezet. ‘Dat heeft me gesloopt’, zegt Verga in het clubhuis van Amsterdam, vlak na een snoeihete training tijdens de voorbereiding. ‘Ik heb nog steeds nooit echt gehoord wat de reden was. Ja, de rest van de selectie was verder dan ik. Vond hij. Maar is dat de waarheid? Het was echt niet zo dat ik de bal steeds met de bolle kant en mijn voeten raakte. Ik ben daarna nog een jaar lang aan het lijntje gehouden. Heb nog drie keer met de bondscoach door het Vondelpark gewandeld. Maar het was valse hoop, ik kwam niet meer terug.’
Hij zucht zijn gevoel van onrecht weg. ‘Ik wilde zo graag naar de Olympische Spelen in Tokio. Mijn derde Spelen, daar deed ik alles voor. En opeens was het klaar. Ik heb na Londen de olympische ringen op mijn kuit laten tatoeëren. Die zie ik elke dag. Misschien moet ik ze maar weg laten halen. Steeds word ik ermee geconfronteerd dat ik daar in Tokio niet kon strijden. Want dat vind ik het ergste. Ik stond er klaar voor. Met mijn zwaard en schild. Maar ik mocht niet uit de kooi. Mocht niet meevechten. Dat voelt echt als een smet op mijn carrière, al ben ik natuurlijk dankbaar dat ik er in 2012 en 2016 wel mocht staan.’
We kunnen heel veel roepen, maar we zijn nog altijd een elitesport met een megahoge contributie. Kom je hier als niet-hockeyer op de club, dan zie je op de parkeerplaats geen enkele auto die goedkoper is dan 50.000 euro. Valentin Verga
Afgelopen zomer werd Verga tijdens de Pro League uitgeluid als international. Vol Wagener Stadion, bosje bloemen, mooie woorden van zijn oud-teamgenoot (en tophockeybestuurslid) Marten Eikelboom en veel generatiegenoten om hem heen. ‘Ik heb nog een keertje met Jeroen Delmée gezeten. Ik gaf bij hem aan dat ik nog wel beschikbaar was. Maar ik snapte zijn verhaal. Hij was eerlijk en direct. Ze wilden gaan bouwen met Oranje. Ik vond het ergens ook wel goed zo.’ Met een lach: ‘Zo veel zin heb ik ook niet meer om te reizen met het team en te eten uit die zilveren bakken in hotels.’
Op de dag van zijn huldiging, keek hij voor het eerst in tijden weer eens een interland. ‘Ik heb vier jaar geen wedstrijd gezien. Niet omdat het pijnlijk was. Maar ook omdat ik hockey kijken gewoon niet zo leuk vind. Dat was trouwens ook zo toen ik in het Nederlands elftal zat. Tegenwoordig ligt het spel om de haverklap stil. Ik vind het daardoor geen fijne sport om naar te kijken. Dat moment met die videoscheidsrechter op het EK. Zo slecht voor de sport, echt amateuristisch. Ik vraag me soms af of we echt vooruitgaan in de hockeywereld. Ik mis in onze sport nog steeds de echte openheid. We kunnen heel veel roepen, maar we zijn nog altijd een elitesport met een megahoge contributie. Kom je hier als niet-hockeyer op de club, dan zie je op de parkeerplaats geen enkele auto die goedkoper is dan 50.000 euro. Daarmee ben je toch niet toegankelijk voor de mensen die het wat minder goed voor elkaar hebben? Zo houd je de groei van de sport tegen.’
Hij heeft zijn hart op z’n tong liggen. Al jaren. Dat is nooit anders geweest. ‘Ik ben wel een beetje veranderd, hoor’, grijnst Verga, ‘Nadat ik uit Oranje was gezet was ik vooral heel boos. Kom maar. Ik sloop iedereen. Wilde nog fitter zijn. Gas geven. Beuken. Aantonen dat ze mij niet klein kregen. Ik probeer wel minder vaak mijn punt te maken. Vroeger zei ik overal constant wat ik ervan vond. Dan word je een soort radioprogramma, dat altijd maar doorgaat. Nu probeer ik minder vaak iets te zeggen. Als je dan wel je mening geeft, komt het beter over.’
Amsterdam, Ajax en Real Madrid
Hij denkt aan een halve finale van de play-offs, vier seizoenen terug tegen Bloemendaal. ‘We stonden met 2-0 achter bij rust. En toen nam Fergus Kavanagh het woord. Fergus, die echt nooit iets zei. Hij schold ons helemaal de tering. Nou, dat komt wel even binnen als je een jaar niets zegt. Dat is heel anders dan wanneer ik weer eens was gaan kafferen.’ Hij kijkt even op: ‘Nou, daar ben ik dus mee bezig. Gaat soms goed. Niet altijd.’
Kavanagh is een van de spelers die Amsterdam na de zomer verliet. De Australische ex-international, inmiddels dik in de dertig, stopte. Dat gold ook voor goalgetter en Verga’s generatiegenoot Micro Pruyser. Matt Dawson, ook een Aussie, en de Belg Nicolas Poncelet bereiden zich in eigen land voor op de Olympische Spelen. De aanwinst van Amsterdam was marginaal. Alleen de Brit Liam Ansell – overigens niet van de partij op het EK – brengt internationale ervaring mee. Dat klinkt niet bepaald hoopvol, na de al teleurstellende achtste plek in het voorgaande Hoofdklasse-seizoen. Maar van bescheiden ambities wil Verga niets weten.
‘Dit is Amsterdam. Een winnaarsclub. Net als Ajax of Real Madrid. Gaat het slecht, dan vindt iedereen er wat van. Dat is ook wel mooi toch? Past ook bij de stad. Koningsdag, Gayparade, het is hier een gekkenhuis. Hier gebeurt het. Ik vind dat wij altijd moeten meedoen om de prijzen. Al staat, bij wijze van spreken, de C2 hier op het veld. Ik zou nooit willen spelen een club die substop is. Je kunt toch niet blij zijn als je vijfde wordt? Nou, goed gedaan met je teamproces. Rot op, zeg. Ik wil voor de knikkers spelen. Elk jaar. En lukt dat niet, dan moet je pijn hebben. Dan hebben we weer een kutseizoen gehad, net als vorig jaar.’
Haaland en Instagram
Hij stelt dat er nieuwe leiders op moeten staan. Luke Dommershuijzen, Boris Burkhardt en Floris Middendorp, om er maar een paar te noemen. ‘Zij moeten nu doorpakken. Gevestigde spelers worden bij Amsterdam. Dat kunnen ze. We moeten niet blijven hangen in het verleden. Bij Manchester City dachten ze ook dat ze nooit meer zo’n succesvolle spits zouden krijgen na Agüero. Totdat Haaland kwam. Ik wil me niet indekken, dat past niet bij mij en niet bij de club. We hebben hier vaker wel dan geen play-offs gehaald. Het is niet Amsterdam-waardig om te zeggen dat we alleen maar gaan bouwen. Dat mag je niet uitspreken als ambitie.’
Verga is de oudste in de groep van de nieuwe coach Taco van den Honert. ‘Ik ben altijd nieuwsgierig naar nieuwe, jonge jongens. Wat houdt hen bezig? Wat doen ze buiten het hockey? Het is heel anders dan toen ik erbij kwam. Kom eens van de telefoon af, zeg ik weleens tegen ze. Het leven gebeurt hier, niet alleen op Instagram. Ik ging op mijn zeventiende op kamers. Voor veel jongens is het onbetaalbaar om in de stad te wonen. Dat is zonde. Ze moeten leven. Fouten maken die ik ook heb gemaakt.’ Lachend: ‘Nee, daar ga ik verder niet op in.’
Hij kijkt even naar buiten. Naar het veld waar hij in de zomerhitte op heeft getraind. Weer een seizoen. Weer een voorbereiding. Weer die oefenwedstrijden. ‘Man, ik vind het heerlijk. Dit is toch het allermooiste wat er is? Kon ik dit maar de rest van mijn leven blijven doen. Dat ik vind ik het meest pijnlijke aan de sport. Die houdbaarheidsdatum. Ergens stopt het. En dan komt het nooit meer terug. Misschien na dit seizoen. Misschien nog een jaar daarna. Ik weet zelf heel goed wanneer het klaar is. Niemand, behalve mijn vriendin, familie en beste vrienden, hoeft mij een spiegel voor te houden. Afbouwen? No way. Ik wil met bebloede knieën van het veld.’
1 Reactie
bartherklots
De McEnroe van het hockey. Een speler met een drive, een genot om hem te zien spelen en te acteren op het veld. Een uitdaging voor de arbitrage, managen van de wedstrijd.