Ode aan degradatiehockey: elke week boksen tegen de gevestigde orde
0 punten uit 13 wedstrijden voor de hockeysters van HGC. 2 uit 12 voor de hockeyers van Almere. De laagvliegers van de Hoofdklasse. De ‘lelijke eendjes’ van het tophockey, zoals dat wordt genoemd. Toch schuilt er ook schoonheid in het spelen van degradatiehockey.
Er wordt soms smalend gedaan over de staartploegen in de Hoofdklasse. Dat mag, maar is nergens voor nodig. Degradatiehockey is een vak apart, dat ook veel voordelen kent. Zo weet ondergetekende, die bij Hurley en Voordaan de doodsstrijd ervaarde.
Bij Hurley hadden we degradatiehockey tot hogere kunst verheven. Elk jaar wisten we ons juist in de laatste wedstrijd veilig te spelen. Dat werd een ritueel, dat tegenwoordig als mythe in stand wordt gehouden in het Amsterdamse Bos. Of Hurley nou van een topclub vol internationals moest winnen of een puntje halen: het lukte toen altijd. De handhaving voelde als het behalen van de landstitel, en werd ook zo gevierd.
Er zijn wel meer voordelen aan het spelen van degradatiehockey.
Zo word je bij een laagvlieger een keeper van internationaal topniveau. Bij Hurley moest oud-international Jaap Stockmann bijna honderd keer vissen, zodat hij bij Bloemendaal door kon groeien tot topinternational. Dezelfde weg wil keeper Flip Wijsman van Jong Oranje nu bewandelen. Hij verruilde dit seizoen Bloemendaal voor Almere om in de kelder van de Hoofdklasse ervaring op te doen, heel veel ballen tegen te houden en verder te groeien richting de top.
Stunten doet de degradatiekandidaat bijna altijd wel een keer
De verwachtingen bij de degradatiekandidaat zijn laag. Elk resultaat is mooi meegenomen voor de ploeg die gelabeld is als ‘laagvlieger’. Zo verwacht niemand van de degradatiekandidaat elke week een resultaat, behalve tegen directe concurrenten. Die zestien of achttien andere wedstrijden tegen betere teams zijn pure bonus. Een keer winnen van Amsterdam of Den Bosch is een ‘stunt’, die je nog dagen mag vieren in de kroeg. Stunten doe je als degradant altijd wel een keer. De meeste kans heb je op de vrijdagavond of op de zondag van een dubbelweekend. Als een topploeg er geen zin in heeft. Dat voel je, dat ruik je.
Uit Hurley. Uit Almere. Uit Tilburg. Uit Voordaan. Het zijn de wedstrijden waar de internationals niet naar uitkijken. Vaak stugge watervelden. Soms antihockey, een team dat zich ingraaft op eigen helft. Een defensieve tactiek met hoge ballen, hopend op die ene counter. Als hockeyers over minder kwaliteit beschikken, draait alles om de werklust. Een irritante mandekker staat steevast zeventig minuten op de nek van de vedette van de tegenstander.
Natuurlijk heb je als degradatieploeg te maken met een verlies aan motivatie. Dat komt vanzelf, als je zoals de vrouwen van HGC en de mannen van Almere bijna elke zondag verliest. Hoe ga je met die doodstrijd om? Hoe zorg je ervoor dat de stemming goed blijft?
Sommige teams gaan nog harder trainen. Veel vaker zoeken de coaches hun vlucht in activiteiten buiten het veld. Nergens wordt zo veel gebowld, gelasergamed en teamavondjes in de kroeg gehouden als bij een team in doodsstrijd. Ook dat is een voordeel aan degradatiehockey. Als je een keer een biertje te veel drinkt op vrijdag is er geen haan die er naar kraait, want je speelt toch tegen degradatie.
Een goed medicijn tegen het losersgevoel is het spelen van doordeweekse oefenwedstrijden tegen promotieklassers of overgangsklassers. Coaches hopen dat hun spitsen weer scoren en de verdedigers de nul houden, waardoor ze dat goede gevoel meenemen naar zondag. Meestal is dat een goed doekje voor het bloeden.
Coaches die er niets van begrijpen, maken uit frustratie het elftal kapot. Die gaan met het team integraal alle verliespartijen terugkijken en worden met de week negatiever.
De doorgewinterde degradatiecoaches weten dat het anders moet. Dat de kunst van degradatiehockey het omarmen van de doodsstrijd is. Het plezier daarin vinden. Genieten van het spelen tegen internationals, die het niet leuk vinden om tegen jou te hockeyen. Genieten van het publiek, dat twee of drie rijen dikker langs het veld staat als je Hoofdklasse speelt dan de klasse daaronder.
Genieten dat je elke week in de kroeg of op verjaardagen kunt zeggen dat je Hoofdklasse speelt, in de beste hockeycompetitie van de wereld: ‘Elke zondag tegen internationals’. Je studiegenoten of collega’s zullen je beter begrijpen en hoger waarderen. Je komt op tv bij Ziggo en soms de NOS. Als je een mooie goal maakt, kun je deze tot in de eeuwigheid terugkijken, ook al blijft het bij die ene in het hele seizoen.
Degradatiehockey is ‘Wij tegen Zij’. David tegen Goliath. De eindjes aan elkaar knopen tegen het grootkapitaal. Amateurs tegen semi-profs en fulltime profs. Elk weekend boksen tegen de gevestigde orde. Het onmogelijke bereiken. Altijd maar blijven geloven in ‘de stunt’. Het gevoel dat je in de strip Asterix dat laatste dorpje bent in Gallië dat probeert zich te verweren tegen de Romeinse overheersers, die hun spelers wél bedragen van vijf cijfers betalen.
Terwijl jouw cluppie al blij is dat ze de coaches, trainingsballen, hesjes en de winterstage naar het buitenland kunnen betalen en een autootje hebben geregeld voor de hockeyforenzen. Elk budget tot pakweg tweehonderdduizend euro betekent in de Hoofdklasse Heren lekker tegen degradatie hockeyen.
Het enige wat niet mag is verliezen van de directe concurrent
Als nummer tien of elf mag je je aan het einde van het seizoen nog opmaken voor drukbezochte degradatiewedstrijden. Er is maar één gouden regel in de degradatiestrijd: als je maar niet als laatste eindigt. Degradatiehockey wordt pas naar, als je verliest van je directe concurrent.
De lelijkste degradatiestrijd ooit vochten wij met Hurley uit tegen EMHC (voorloper van Oranje-Rood, red.), op Koninginnedag. Het was aan het einde van de competitie en zowel Hurley als EMHC waren de lelijkste eendjes van de Hoofdklasse. Wij hadden in bijna 22 wedstrijden drie punten verzameld. EMHC zelfs twee punten minder.
Dat de wedstrijd op Koninginnedag werd gespeeld, maakte het allemaal nog erger. De mooiste dag van het jaar kon de lelijkste ooit worden. Omdat de coach dacht dat wij de avond ervoor Amsterdam in zouden gaan op koninginnenacht (dit gebrek aan vertrouwen was al een deel van het probleem), sliepen wij in het Van der Valk in Eindhoven.
Onbedoeld werd de druk zo nog eens opgevoerd, door volledig af te wijken van het normale programma. Dit was niet des Hurley’s. We moesten ons tegen EMHC vrij voelen. Om de losheid erin te houden, huurden we een stripper in, alsof het een vrijgezellenfeest was. In deze politiek-correcte tijden klinkt dit heel fout, maar zo is het nou eenmaal gegaan. De wanhoopsdaad geeft aan hoe hoog de nood was in de doodsstrijd. In die worsteling is elk wapen geoorloofd.
De stripper was een noodgreep
’s Middags op de parkeerplaats van het hotel rekenden we bij een oude BMW zo’n 175 euro cash af. De vrouw zou zich als non verkleden. Of er nog iemand speciaal in de aandacht moest staan. Ja, natuurlijk.
’s Avonds hadden we de teambespreking op de hotelkamer van de coach. Jonge mannen, zittend op een hotelbed of op het televisiemeubel, luisterden naar de tactiek (volle druk) en keken wat videobeelden, toen de deur openging. Een non. Het geheel duurde een half uur, waar we niet alleen onze ogen uitkeken, maar ons kapot hadden gelachen en we even niet aan hockey hoefden te denken.
Dat was precies de bedoeling.
Hoe vrij we ook waren de volgende dag, we waren gewoon niet goed genoeg. Dat hele seizoen niet. Daarvoor waren er te veel goede spelers vertrokken. Naar Bloemendaal, naar HGC, naar Kampong. Op een troosteloos EMHC met een handjevol toeschouwers kwamen we nog wel op voorsprong, maar lukte het op de een of andere manier niet door te drukken. Toen het fluitje ging en wij 1-2 hadden verloren, konden we het niet geloven. We reden linea recta naar Amsterdam, om nog wat mee te pakken van Koninginnedag en ons verdriet te verdrinken op de grachten.
Een paar wedstrijden later degradeerden we definitief.
Na het laatste fluitsignaal in de Hoofdklasse was er ongeloof. Plots realiseerden we dat we op maandag niet meer konden denken én zeggen: we spelen zondag weer in het Wagener Stadion. Of op ’t Kopje. Of de Roggewoning. Of Den Bosch uit. Altijd een heerlijk potje. Gezellig voor, tijdens en na de wedstrijd. De Nederlandse Hoofdklasse heeft iets magisch. Alles daaronder niet, als je de crème de la crème eenmaal gewend bent.
Daadwerkelijk degraderen is een beetje sterven. Maar tot die tijd kan degradatiehockey in de Nederlandse Hoofdklasse fantastisch zijn. Je bent in de hemel beland. Elke week proberen dat plekje veilig te stellen voor volgend jaar, is een mooie taak.
Lees ook andere odes:
- Ode aan de Promotieklasse, het razend spannende hockeyparadijs
- Ode aan Roel Bovendeert, met spuiten in zijn voet landskampioen
- Ode aan Philip Meulenbroek, goudhaantje beland in het hockeyparadijs
6 Reacties
hielkestruben
Leuk geschreven stuk! Mooi kijkje achter de schermen.
robbertsmit
Als ik de 'Ode aan de Promotieklasse, het razend spannende hockeyparadijs' lees, dan is het daar kennelijk veel leuker!
AvA
Ja dat denk ik ook. In de hoofdklasse gaan alle goede spelers naar een top 4 club. Dat is jammer want het verschil tussen de 1e vier en daarna wordt groter. In de promotieklasse zijn de talenten verdeeld.
ericst29
Wat een leuk verhaal; mooi opgeschreven. Alle inns and outs meegenomen uit eigen ervaring. Dat er nog maar veel van dit soort bijdragen mogen volgen!
siggy-aikman
Mooi verhaal Sander en erg herkenbaar voor mij. Ik was de bewuste coach die overigens ook verrast was door de komst van de nom die jij en enkele ondeugende spelers hadden ingehuurd om de boel te laten ontspannen en dat was ook best goed gelukt. Helaas waren we niet goed genoeg om te overleven en zijn we gedegradeerd. We hebben wel een mooi verhaal aan die ervaring overgehouden.
Freekie
Het lelijkste degradatie hockey wordt gespeeld door de mannen van Kz, onafhankelijk van de wedstrijd of stand, met hun luchtpost