De bloemen stonden al klaar, onder de trap van het clubhuis van Amsterdam. Een boeket bestemd voor Sander de Wijn, die vrijdagavond zijn 150ste interland speelde voor het Nederland elftal. Die mijlpaal liet de verdediger niet koud.
Aan het eind van het interviewtje in de tent, die als mixed-zone dient, valt het bijzondere getal dat De Wijn vrijdag aantikte. 150 caps. Wat zegt dat aantal hem? ‘Ik heb daar wel over nagedacht’, zegt de jubilaris. Natuurlijk genoot hij van het publiek tijdens de 3-0 zege op Frankrijk tijdens de openingsdag van het EK.
De ambiance die terugkeerde en voor, zoals hij dat noemt, een soort Sinterklaas-spanning zorgde. Zijn laatste interland met toeschouwers kan hij zich amper herinneren. ‘In de olympische kwalificatie tegen Pakistan was ik nog geblesseerd. Zou het kunnen zijn dat dat op het vorige EK was?’, vroeg De Wijn zich hardop af.
‘Los daarvan was dit voor mij een interland als alle anderen’, zegt de Kampong-verdediger. De optelsom, die maakt het voor hem speciaal. ‘150 caps betekent tien jaar Nederlands elftal. Dat is een heel verhaal.’
Een verhaal dat ook in het Wagener begon. Waar zijn debuut in juni 2011 door onweer werd uitgesteld. ‘We speelden tegen Duitsland en wonnen met 2-1. Quirijn Caspers scoorde’, lepelt De Wijn snel op. ‘Ik was een jonge, talentvolle gedisciplineerde speler die er bleu instond. Alle druk werd weggenomen. Lekker spelen op linksachter. Actietje maken. Man uitschakelen. Bal inleveren bij een oranje poppetje. Zo veel moeilijker was het niet.’
In die mediatent trekt in minder dan een halve minuut een hele loopbaan voorbij. Zijn teamgenoten passeren, De Wijn passeert de revue. ‘Het is voor mij een periode met absolute hoogtepunten. Van gewonnen EK’s. Van een zilveren plak op de Olympische Spelen. Het mooie WK in eigen land…’
Fragmenten uit de afgelopen tien jaar komen langs. Alsof hij zijn eigen fotoboek razendsnel doorbladert. Een powerpoint-presentatie op fullspeed. Natuurlijk komt de ‘maar’. De pijn, teleurstelling en het verdriet. ‘Het WK in India waar ik geblesseerd raakte. De vorige Spelen waar we vierde werden. En tegelijkertijd mijn eigen groei. De persoonlijke ontwikkeling. Het vertrouwen en geduld dat de jongens met mij hebben gehad tijdens mijn tegenslagen.’
Hij lijkt geraakt, door zijn eigen woorden. ‘Zo heb ik het ook echt beleefd. Natuurlijk heb ik een deel zelf gedaan. Heb ik me teruggeknokt. Maar de groep heeft mij altijd gesteund. Daar ben ik ze dankbaar voor.’
Hij noemt zichzelf volwassener, ontspannener. ‘Ik zit beter in mijn vel. Voorheen was ik vooral bezig met presteren, presteren, presteren. Vergat ik wel eens plezier te maken. Vrat ik mezelf op. Was ik niet de beste versie van mezelf. Ja, je wordt ouder, wijzer en rustiger. Nu kan ik meer inzien hoe gaaf topsport is. Een hele mooie rollercoaster, met extreme emoties. Nu ik ook ‘gewoon’ aan het werk ben, zie ik zelf ook in dat je niet op de werkvloer tegenkomt.’
Misschien had hij zonder zijn vele blessures al op tweehonderd caps gestaan. ‘Maar die tegenslagen hebben me ook gevormd. Ook daardoor ben ik geworden wie ik nu ben.’
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.