Dollen met Van Doren: ‘Hierdoor ben ik verliefd geworden op hockey’

Hij kreeg samen met Floris Wortelboer vrijdagavond het publiek weer eens op de banken bij Bloemendaal. Arthur van Doren tikte samen met zijn ploeggenoot de tegenstanders van Kampong scheel in de slotfase van de topper, die De Mussen met 3-1 wonnen. De Belgische klasbak is begonnen aan zijn laatste maanden van zijn Nederlands avontuur. Met een lach, maar ook met een beetje melancholie. 

Het was een hoogstandje dat de toeschouwers acht minuten voor tijd werd voorgeschoteld. Wortelboer en Van Doren leken opgesloten te staan in de linkerhoek van het veld, vlakbij de eigen achterlijn. Ze losten het op.

En hoe.

Het duo gooide er een driedubbele een-twee uit. Ze dolden met de jagende aanvallers. Haalden de bal heen en weer tussen alle blauwe shirts om hen heen. Alsof het geen topduel, maar een trainingsoefeningetje was. Lummelen voor gevorderden tijdens een partijtje balbezit. Iedereen langs de zijlijn vond het prachtig. De staande ovatie die volgde was dan ook meer dan terecht.

In het altijd gezellige kleedkamergangetje bij Bloemendaal begint Van Doren na afloop tandpastareclame-breed te lachen als die situatie naar voren komt. Het is meteen duidelijk dat hij volop genoot van de tika-taka-actie, met die hoge amusementswaarde. ‘Uiteindelijk gaat het natuurlijk om het resultaat. Dat staat op één. Maar het is mooi als je op een gegeven moment iets meer plezier dan zakelijkheid in de wedstrijd kan stoppen. Hierdoor zijn wij ooit verliefd geworden op het hockey. Omdat we jongens zijn die het leuk vinden om te spelen.’

Dat spelen doet de tweevoudig Wereldhockeyer van het Jaar nu nog bij Bloemendaal, waar hij in 2018 neerstreek. Maar over een maand of twee is die tijd voorbij. Afgelopen winter maakte Van Doren bekend dat hij teruggaat naar België. De verdediger heeft getekend bij Braxgata, om de hoek bij zijn geboorteplaats Antwerpen. Als zijn overstap ter sprake komt, gooit de Vlaming een bijna poëtische oneliner eruit. ‘Ik denk dat je niet verdrietig moet zijn dat het gedaan is, maar dat je blij en trots moet zijn dat het gebeurd is.’ 

Van Doren met doelman Maurits Visser. Foto: Koen Suyk

Het laatste hoofdstuk

Hij is er zelf ook even stil van. ‘Ha ja, ik word ook bijna dertig. Dan zeg je weleens wat slims. Maar serieus: ik heb hier prachtige jaren gehad en ik loop hier nog steeds met een grote glimlach rond. Aan de andere kant blijf ik natuurlijk een Belg. Op een gegeven moment wil ik terug, dat wist ik. In België wil ik de rest van mijn leven opbouwen, hoe mooi ik het ook in Amsterdam heb. Ik wil nog één mooi hoofdstuk in mijn hockeycarrière schrijven en dat wil ik dichtbij huis doen.’

Van Doren heeft altijd een appartement gehouden in Antwerpen, waar hij neerstrijkt als hij in zijn vaderland moest zijn. ‘Het is fijn om een eigen plek te hebben wanneer we met de nationale ploeg trainen. Daarnaast heb ik nog veel vrienden en familie daar. België is ook nooit helemaal weggeweest, ik kom er minstens een keer per week.’ Lachend: ‘Nu ruil ik tweeënhalf uur rijden naar Bloemendaal in voor een kwartiertje naar Braxgata. Dat scheelt, al vond ik dat reizen nooit heel erg vervelend. Ik had het er ook voor over om beide levens in Antwerpen en Amsterdam te onderhouden.’

Met gevoel plaatste Van Doren in de winter een Instagrampost, met allemaal Bloemendaal-highlights. Een afscheidscollage, een soort ode aan zijn tijd op ’t Kopje. Foto’s waarop hij feestviert, een kampioensbeker ontvangt en zijn medespelers omhelst. Een prachtige collectie, met zorg samengesteld. ‘De afgelopen jaren waren ongelooflijk. We hebben plezier, succes en professionaliteit samen laten gaan. Op vorig hoofdklasseseizoen na, wonnen we alles waaraan we meededen. Dat is onwaarschijnlijk knap.’

Vorig seizoen: Arthur van Doren schreeuwt het uit na zijn doelpunt tijdens Bloemendaal-Rotterdam in de play-offs. Foto: Koen Suyk

Jan Biggel gaat mee naar Braxgata

Maar de beelden markeren ook een tijd die er bijna opzit. De foto’s doen dus ergens ook een beetje pijn. ‘Dat moet ook. Anders heb je het net niet mooi genoeg gehad. Ik voelde dat ook wel. Toen ik die foto’s uitzocht, werd ik niet emotioneel. Maar er kwamen wel veel momenten terug. Het ging allemaal zo snel, die zes jaar. Ik heb drie keer met mijn ogen geknipperd en we staan opeens hier. En ik geniet nog steeds. Inmiddels ben ik degene geworden die luistert naar alle belevenissen van mijn jongere teamgenoten.’

De kleedkamerdeur van Bloemendaal zwaait open. Er klinkt Nederlandse feestmuziek. ‘Haha, ja die ken ik wel hoor’, zegt Van Doren desgevraagd. ‘Dat is Jan Biggel. Met ‘Ons moeder zeej nog’. Ik speel hier al even hè? Lang genoeg om dit soort Nederlandse klassiekers te kennen.’

Hij wil best een belofte doen. ‘Ik zal proberen om dit nummer ook te introduceren in de kleedkamer bij Braxgata volgend seizoen. Ik neem ‘m mee. Maar ik weet niet of-ie daar ook in de smaak valt.’ 

 

Dit bericht op Instagram bekijken

 

Een bericht gedeeld door Arthur Van Doren (@arthurvandoren)


Wat vind jij? Praat mee...