Verdediger Kemperman: ‘Geen commitment? Ga dan lekker weg’

Eindelijk had Robbert Kemperman weer eens een reden om met een glimlach van het veld te stappen. Na de 2-1 zege op Laren ging de ervaren rot van Amsterdam moe maar voldaan naar zijn jongste – en wellicht grootste – fan, zijn dochtertje. En dat op een dag waarop hij opeens op een andere positie stond.

Hij heeft er inmiddels zo’n zeventien seizoenen opzitten op het hoogste niveau. Die lange weg die via Den Bosch naar Rot-Weiss Köln liep. En daarna na vele jaren Kampong richting Amsterdam. Tussendoor speelde hij 228 interlands voor Oranje. In al die jaren stond-ie altijd op het middenveld. Daar waar zijn mooie cocktail van spelinzicht, passing en techniek het best tot z’n recht kwam.

Tot zaterdag.

Want tegen Laren deed de 33-jarige Kemperman een stapje terug. Op het veld dan, natuurlijk. Hij schoof een linie naar achteren. Weg van het vertrouwde middenveld, naar de verdediging. En eigenlijk zelfs daarachter, als een laatste man. Eentje die in mag schuiven, zoals Frank Rijkaard midden jaren negentig in zijn laatste Ajax-jaren zo graag deed.

Robbert Kemperman met zijn dochtertje op de arm. Foto: Koen Suyk

Bibberen in het begin tegen Laren

Een probeersel dat wellicht nooit van de grond was gekomen, als Luke Dommershuijzen dinsdag niet geblesseerd was geraakt. In de laatste oefenwedstrijd van Amsterdam voor de herstart van de competitie scheurde hij een pees in zijn duim. De talentvolle verdediger ligt er daardoor zeker een maand uit. 

‘Ik heb liever dat hij er staat’, grijnst Kemperman over zijn positieswitch. ‘We wilden vandaag iets meer hockeyend vermogen achterin hebben. Ik ben relatief rustig aan de bal, ik kan wel passjes geven. Dus het was daarin wel een logische stap. Ik zak ook weleens uit, als ik op het middenveld sta. Maar dit was wel anders, als vrije man.’

Hij is zelf de eerste om te beamen dat-ie geen geboren verdediger is. ‘Ik kan het wel. Maar het gaat niet zo vanzelf als bij iemand als Sander de Wijn, bijvoorbeeld’, zegt Kempi over zijn generatiegenoot. ‘Ik heb een paar jaar van hem af kunnen kijken. Het was nieuw, ik heb het nog nooit zo gehockeyd. En we hebben gewonnen. Dus ben ik wel tevreden.’

Het was wat ongelukkig voor de routinier dat juist uit de bal die Kemperman op zijn voeten kreeg, de openingsgoal – uit een corner – van Laren volgde. Het gebeurde in het eerste kwart waarin Amsterdam het zwaar had tegen de hekkensluiter uit het Gooi. ‘Er zat nog wat angst in de ploeg, die best jong is. We speelden halve ballen, we stelden keuzes uit. Dat soort dingen. Met een keutel in de broek hockeyen. Dan speel je anders en dat moet eruit. We spelen nu degradatiehockey met Amsterdam. Dat is niet wat we gewend zijn. Het is logisch dat we daar even van bibberden. Ik hoop dat we dat nu kwijt zijn.’

Robbert Kemperman van Amsterdam in achtervolging op Lucas Toscani van Laren. Foto: Koen Suyk

De druk van de twee sterren

Het toont nog maar eens het enorme belang van deze eerste Hoofdklassedag van 2024. Als Amsterdam had verloren van Laren, was de 21-voudig kampioen nu hekkensluiter geweest. Maar door de zege is het gat met de veilige negende plek geslonken tot een punt. ‘Je moet niet vergeten dat er best veel druk op deze club ligt. Die twee sterren boven het clubembleem – die staan voor twintig behaalde landstitels -, die staan er niet voor niets. Er wordt wat verwacht. De realiteit is dat we staan waar we staan. Ik ben blij dat we het vandaag om konden draaien tegen een directe concurrent. Vanaf kwart drie speelden we met flair. Durfden we fouten te maken. En wonnen we weer eens.’

Met goede wil mag je zeggen dat daarmee de inspanningen uit de winterstop zin hebben gehad. ‘We hebben vol doorgetraind. Bijna honderd dagen richting de competitie. Normaal krijg je een schemaatje mee en word je voor de voorbereiding wat losgelaten. Nu wilden we door de situatie waarin we zitten meer doen.’

Zijn toon wordt fanatiek. Fel, op een prettige manier. ‘We wisten: als we uit deze shit willen komen, moeten we commitment tonen. We hebben dat voor de winter ook naar elkaar uitgesproken. Zo gaan we het doen. Dit is de weg. En als je niet mee wil doen, ga dan lekker weg.’

Robbert Kemperman, Floris Middendorp en Boris Burkhardt van Amsterdam. Foto: Koen Suyk

Met min drie door het bos

‘Nee. Er ging niemand weg. Kijk, als je op dit moment de kantjes er vanaf loopt, dan ga je nul komma niets bereiken. Dit was nodig. We renden hier in regenbuien, terwijl het min drie was, door het bos met elkaar. Af en toe dacht ik ook: wat ben ik aan het doen? Maar we voelen ons fit en goed. Kunnen vuile meters maken, vier kwarten alles geven. En die inzet is vandaag wel beloond.’

Het eerste succesje van het jaar is geboekt. ‘Daar mogen we eventjes van genieten. Dit is de eerste stap. En uiteindelijk gaat het goedkomen. Daar heb ik vertrouwen in. En wat dat dan precies is? Uit die shit komen. Verder zien we wel. We gaan ervoor. Op de linkerbaan, vol gas.’

Met Kemperman dus voorlopig op die nieuwe plek als laatste man. Hij ziet zelf de lol en de bijzonderheid van de situatie er wel van in. ‘Op deze manier kan ik nog wel vijf jaar mee.’


Wat vind jij? Praat mee...