Naar aanleiding van de discussies over het opleiden van jonge talenten vroeg hockey.nl naar de visie van Max Caldas, bondscoach van de Oranje Heren. Hij ziet bij het Nederlands elftal dat de beste hockeyers van Nederland vooral de ‘beste bewegers’ zijn en opteert daarom voor een brede sportontwikkeling bij de jeugd met meerdere sporten.
De bondscoach geeft een voorbeeld van de huidige situatie. ‘Laatst moest onze Tygo al een keuze maken. Tussen de rugbycompetitie en de hockeycompetitie. Dat is toch belachelijk. Hij is pas zeven! Het ventje was helemaal in tranen, want hij vindt het allebei leuk. Dus heb ik Alecto (hockeyclub in Leiderdorp, red.) en rugbyclub Diok gebeld. Gelukkig willen ze helpen. Als hij eens een zaterdag niet kan, is dat niet erg’, vertelt Caldas over een van zijn vier kinderen.
Caldas groeide op in Argentinië, waar er vooral omniclubs zijn met verschillende sporten
Caldas vindt dat de discussie over hockeyende kinderen op de juiste manier gevoerd moet worden en dat je niet zomaar alles kan roepen zonder daar goede wetenschappelijke onderzoeken bij te halen. Hij ziet ook weleens kinderen die zich alleen maar richten op één sport en dat die heel goed worden. Caldas denkt dat bij elke sport andere leeftijden naar boven komen als je het hebt over specialisatie. Maar wetenschappelijk onderzoek is in zijn ogen nog niet eenduidig. In het algemeen gelooft Caldas zelf in een generalistische, brede motorische ontwikkeling met veel verschillende sporten, zoals hij zelf in Argentinië heeft meegemaakt.
Het Zuid-Amerikaanse land waar hij opgroeide staat bekend om de omniclubs, waar je verschillende sporten kunt doen. Dat was genieten voor de jonge Caldas, die later met het Argentijnse hockeyteam de Olympische Spelen van 1996 en 2004 speelde. ‘Ik vond rugby de mooiste sport van allemaal. Maar ook basketbal, squash, zwemmen, padel, volleybal. Noem het maar op. En natuurlijk hockey, dat ik vanaf m’n zevende deed. Dan deden we in de zomer potjes van vijf tegen vijf of drie tegen drie zonder coaches. Wij gingen gewoon lekker spelen met elkaar. Alle sporten en dan alle leeftijden en jongens en meisjes door elkaar heen. Dat was heerlijk. Als je dan ging sporten met een trainer was dat juist ook lekker. Maar goed. Vroeger was het leven wat simpeler natuurlijk. Er is tegenwoordig veel meer afleiding voor kinderen en op sportgebied is alles juist erg georganiseerd.’
‘Of ze presteren vind ik totaal onbelangrijk’
Zo’n situatie creëren waar verschillende sportclubs op één terrein liggen of bij elkaar in de buurt zou in de ogen van Caldas geweldig zijn. Zijn kinderen Tygo, Emma, Sofia en Ben doen bijna allemaal aan drie of vier sporten. Tygo doet hockey, rugby, tennis en zwemmen.
‘Of ze presteren vind ik totaal onbelangrijk. Mensen geloven het soms niet, maar ik ben de minst fanatieke ouder. Ik zeg ook niets langs de lijn. Ik vraag alleen na de training of ze het leuk hebben gehad. Ik wil dat ze plezier hebben. En dat zie ik bij ze. Het is alleen voor ons gezin nogal puzzelen met al die verschillende sporten, maar ik geloof heilig in zo breed mogelijk bewegen. Daar word je een betere sporter en hockeyer van. De spelers in het Nederlands elftal zijn vooral de betere bewegers. Heel veel hockeyers in Oranje hebben affiniteit met heel veel sporten. Maar bij jeugdspelers is daar nog veel winst te boeken. Het lijkt me dat als je vijf keer in de week gaat hockeyen als jeugdspeler dat te eenzijdig is. Dan kan het aantal afvallers dat tijdens of na de middelbare school stopt ook groot zijn.’
Waar Caldas een hekel aan heeft bij sportende kinderen is dus de nadruk op presteren. ‘Dan kom je op een hockeyclub en dan zeggen ze trots dat hun jeugd landelijk speelt. Terwijl de jeugdopleiding gericht moet zijn op ontwikkeling en niet op winnen. Ik zie vaak een te grote nadruk op winnen en de landelijke competitie halen. Dat is een risico voor die kinderen.’
‘Door judo word je minder bang om te vallen’
Caldas denkt dat de verschillende sporten in Nederland elkaar niet moeten beconcurreren, maar dat er meer kan worden samengewerkt. ‘Alle sporten zijn sowieso op woensdagmiddag. Dat is te begrijpen vanuit die sporten zelf gezien, maar daardoor blijft de keuze beperkt voor de kinderen. Daardoor zitten ze al te snel in het stramien van één sport.’
De bondscoach haalt Schaerweijde aan om aan te geven wat hij bedoelt. ‘Daar doen ze met jeugdhockeyers ook onder andere judo en kickboksen. Daar worden hockeyers beter van’, zegt Caldas, die met het Nederlands elftal de afgelopen jaren ook weleens ging rugbyen of judoën en zich in de zomer bij een potje tennis met Oranje verbaasde over het hoge niveau van de internationals. ‘Door judo word je minder bang om te vallen. Sterker nog, je leert béter te vallen. Judo heeft met kracht, met duwen en trekken te maken, wat in de cirkel met hockey best veel gebeurt. Met balans houden. Dat helpt hockeyers aan een breder palet van bewegingen.’
Lees meer over talentontwikkeling:
5 Reacties
vostammer
Goed verhaal van Max. Kinderen zouden idealiter ELKE dag moeten sporten. En dan kunnen andere sporten, zeker op jonge leeftijd, heel ondersteunend zijn om hockey op een goed niveau te krijgen voor een speler. Ik juich dat toe. Bij zijn mening over het prestatiegedeelte maakt Max, naar mijn mening, wel een klassieke Cruyffiaanse denkfout. Ook een kind wil namelijk WINNEN. Al is ie 8. Gewoon beter willen zijn dan een ander maakt nu eenmaal intrinsiek deel uit van de menselijke natuur. En de trainer zijn status hangt OOK (in hoge mate) af van het aantal puntjes wat zijn jeugdploegje binnenbrengt. Ik denk niet dat je tegen dit stukje biologie in moet en kunt gaan. Dat leidt tot hele gefrustreerde trainers, spelers en ouders. Liever zie ik méér technische trainingen. Daar zit veel minder competitie-element in, maar kunnen de basisvaardigheden (die zo veel oudere jeugdspelers eenvoudigweg missen, laten we onszelf niets wijs maken) worden bijgeslepen. Want sport mag best, zeker als je dat elke dag doet, ook weleens "saai" zijn.
JoostS
Hoe kan de status van een trainer belangrijker zijn dan het plezier van een kind of zijn/haar ontwikkeling?..
stefanvanderree
Denk dat Max dit eerst eens aan moet kaarten bij de KNHB zelf. Zolang spelers en clubs nog steeds te horen krijgen dat ze alleen in een districts of nationale selectie mogen spelen als ze landelijk spelen of bij een grote club, blijft de nadruk liggen op presteren en blijven spelers van club wisselen. Terwijl je prima tot en met de C of zelf B bij een iets kleinere club op het een na hoogste niveau waar je speelt met je vrienden en er ruimte is voor andere zaken, jezelf door kan ontwikkelen.
JoostS
M.C geeft zijn visie op motoriek. Das wezenlijk anders. Daarnaast is de uitvoering van beleid, richtlijnen en controle daarop een taak van de KNHB (en districten) zelf en niet van de Bondscoach
daniel-van-son
Na al het voorgaande heb ik uiteraard ook dit gelezen. Hee Joost, leuk dat je er weer bent. M.C. kan het links en rechts wel aansturen maar zijn hoofdtaak blijft natuurlijk bondscoach. Misschien moet de KNHB wel aan hem vragen wat voor mensen hij daar voor nodig heeft. Kan je de boel kortsluiten. Zo ook met de scouting van de clubs. Lijkt me ook een nogal onsamenhangend gebeuren vanuit de KNHB of is de KNHB ook een lobbykantoor voor de grote clubs i.p.v. dat de KNHB vertegenwoordigers het land instuurt zodat alle postcodes worden gepakt. Gewoon organiseren die handel zodat ieder zijn weg kan kiezen die hij of zij wil en waar ten alle tijde een perspectief zichtbaar is al is het maar om van de obesitas af te komen.