De Heerlijkheid: uitgesparteld aan de Noord-Hollandse kust

Nederland heeft meer dan driehonderd hockeyclubs. Maar in de rijke historie van onze sport is ook een aantal clubs ter ziele gegaan. Op die verenigingen blikken we in deze serie terug. In deze aflevering gaan we langs bij De Heerlijkheid, de voormalige club uit Schoorl en Bergen.

De vis lag al een tijdje op het droge
Hulpeloos spartelde hij op de grond
Als je goed keek, zag je dat zijn kieuwen nog zachtjes bewogen
Ook zijn mond opende zich af en toe

Omstanders keken meestal even toe en liepen dan verder
Af en toe kreeg een omstander medelijden met de vis en probeerde hem in de vijver terug te gooien
Tevergeefs, telkens als de vis bij het water kwam, sprong hij weg

Verderop was een andere vijver
Daarin zwommen prachtige groen-witte vissen
Deze vijver trok veel meer de aandacht van de omstanders
Hierdoor vergaten ze de vis op het droge en liepen verder

Zaterdag sloeg de vis nog vijf keer met zijn staart op de dorre grond
En blies daarna langzaam zijn laatste adem uit

René Meijer krijgt er een brok van in zijn keel als hij het stukje proza voordraagt. ‘Dit is gemaakt door een speler van ons laatste jongens A1. Zo voelde het dus. Het einde van onze club.’

De wind waait door het gestencilde boekje dat Meijer vasthoudt. De allerlaatste editie van clubblad De Spil. Het afscheidsnummer. Meijer weet er alles van. Toen in 1997 De Heerlijkheid werd opgeheven, was hij bestuurslid. ‘Kijk, hier’, zegt de voormalige vice-voorzitter, terwijl hij doorbladert. ‘Een inventarislijst. Spullen die over waren. Een grote frituurpan, een piano, twee lampen van 1000 watt, twee donkerblauwe rokjes – maat 38 – en een stapel geel papier. Het stond allemaal opgeslagen bij mij in de schuur. Gratis af te halen. Omdat het niet meer nodig was.’

René Meijer en Eveline du Croo op het braakliggende terrein van De Heerlijkheid. Foto: Bart Scheulderman

Meijer stopt het bewaarexemplaar zorgvuldig in zijn tas, op het houten bankje bij het terrein waar vroeger De Heerlijkheid speelde. In Schoorl aan, hoe toepasselijk, de Sportlaan. Op deze dinsdagmiddag in januari is daar, ongetwijfeld ook door alle corona-perikelen, geen sporter te bekennen. De jeu de boules-baan is uitgestorven. Het voetbalveldje verderop valt alleen op door de felle kleuren van de goals.

Naast Meijer staat Eveline du Croo. Bestuurder van het eerste uur in de Noord-Hollandse badplaats. ‘Wat waren we blij dat we hier terechtkonden’, mijmert Du Croo. ‘Hier is het echt begonnen voor De Heerlijkheid. De meeste en de mooiste jaren hebben we hier doorgebracht.’ Ze wijst naar de lege grasvelden, nu braakliggend terrein. ‘Er gebeurt hier niets’, zegt Meijer. ‘Ja, alleen op zondag. Dan wordt er wel eens een rommelmarkt gehouden.’

De start, dankzij het plaatselijke sufferdje

Hoe anders was dat bijna veertig jaar geleden. In 1983 zag De Heerlijkheid het levenslicht, dankzij een oproep in het plaatselijke sufferdje. ‘Wie vindt het leuk om met mij een hockeyclub op te richten in Schoorl? Dat stond er’, vertelt Du Croo. ‘Haha ik dus. Ik was net met mijn gezin hier komen wonen. In een boerderij, vlakbij de club. Ik kwam van Maarssen, dat toen geen grote hockeyvereniging was. Die kleinschaligheid vond ik fijn. Dat knusse, ons-kent-ons. Dat trok mij veel meer dan het massalere van Alkmaar.’

De advertentie in ‘De Duinstreek’ waarmee het allemaal begon. Foto: Foto: René Meijer/Bart Scheulderman

Voor ze het wist, was ze een van de founding mothers van De Heerlijkheid. ‘De start was wat rommelig. Enthousiasme genoeg, daar niet van. In no time hadden we tweehonderd leden. Alles ging goed, tot we twee weken voor onze eerste competitiewedstrijden te horen kregen dat we van de gemeente Bergen tóch niet op het aangewezen veldje mochten spelen.’

Moeizame relatie

Het bleek het begin van een moeizame relatie met de overheid. Na een paar jaar rondzwerven in de regio vond De Heerlijkheid z’n plek aan de Sportlaan. ‘Daar hadden we een paar jaar eerder tijdelijk gezeten, te gast bij de voetbalclub. Maar die ging fuseren, dus kwam er ruimte.’ ‘Daar’, wijst Meijer richting het hek, ‘was ons eerste clubhuis. Een bouwkeet, gekregen van een aannemer die bij ons speelde. Er konden precies 24 mensen in. Later namen we de kantine van de voetbalclub over.’ Du Croo: ‘Die hebben we meteen geel-blauw geverfd. Onze clubkleuren.’

‘Dat kan ik wel laten zien’, zegt Meijer. ‘Ik heb twee shirts bij me. Leuk toch? Eveline, zullen we ze aandoen? Ik wurm me wel in het kleinste maatje.’ Het gevolg: een verkleedpartijtje (‘daar waren we vroeger op de club ook al dol op’) op het verlaten grasveld. ‘Hij zit nog perfect hoor’, zegt Meijer triomfantelijk, als hij zich zonder moeite in het geel-blauwe overhemd heeft gehesen.

‘Kijk, het Oilily-label hangt er nog aan. De eigenaar van dat merk woonde hier in de buurt. Hij was een belangrijke sponsor.’ ‘Weet je waarom we in het geel en blauw spelen?’, vraagt Du Croo. ‘Wij kwamen dus uit Maarssen. En daar speelden we in het blauw. Die shirts hadden we thuis al liggen. Voor ons als gezin was het wel praktisch. De rest van het bestuur is daarmee akkoord gegaan.’ De kleur geel blijkt minder random te zijn gekozen. ‘Blauw is ook de kleur van de zee. Wat past daar goed bij? Precies, de kleur van het strand. Geel dus.’

Misschien was dat wel de kracht van het clubje. Dat er ruimte was, voor iedereen. Eveline du Croo, oud-bestuurslid De Heerlijkheid

Over het tenue was het bestuur het dus snel eens. Dat gold ook voor de clubnaam. Du Croo: ‘We wilden geen afkorting. Daar waren er al zoveel van. BHC ofzo, echt niet. Onze voorzitter kwam met ‘De Heerlijkheid’ aanzetten. Dat klonk natuurlijk prachtig en het past ook nog goed bij deze streek.’ Meijer: ‘Bergen wás tot ver in de twintigste eeuw een heerlijkheid. Dat was een woord om een particulier gebied aan te duiden. Een grondgrootgebied, zo zou je het nu noemen.’ Du Croo: ‘Dat klinkt misschien wat uit de hoogte. Maar zo was het absoluut niet hoor.’

Aan enthousiasme geen gebrek bij de start. Foto: René Meijer/Bart Scheulderman

Meijer, knikkend: ‘Helemaal mee eens. Dat viel me gelijk op toen ik vanuit Delft naar Bergen verhuisde. We wilden met het gezin gaan hockeyen en vroegen zowel bij De Heerlijkheid als bij Alkmaar het clubblad op, om een beeld te krijgen van beide verenigingen. Bij Alkmaar stond er ‘doctorandus A’, ingenieur B’ en ’dokter C’ in het colofon. Daar heb ik helemaal niets mee. Je komt toch om te hockeyen? Wat maakt mij het uit wat voor titel je doordeweeks hebt. De Heerlijkheid leek mij een stuk opener.’

‘Dat waren we ook’, zegt Du Croo. ‘Bij ons speelde een mevrouw, die eerst een meneer was geweest. Zij was een van de eersten in Nederland die zo’n verandering had doorgemaakt. Ik weet dat ze bij andere clubs met de nek werd aangekeken en niet welkom was. Bij ons wel. Leuk toch, dat we niet allemaal hetzelfde zijn?’
Meijer: ‘Doet mij denken aan die jongen die bij ons speelde. Fabelachtige techniek, maar door hersenletsel was hij nogal ongeremd in zijn gedrag. Vrij onaangepast, laat ik het zo maar noemen. Maar bij ons kon hij altijd terecht. Hij was één van ons, hoorde erbij.’ Du Croo: ‘Die ruimte voor iedereen was misschien wel de kracht van het clubje.’

Het Italiaans diner op de middenstip

Ze loopt over het knollenveld. Een deel is afgezet voor bouwmaterialen en een dixi. Daar kijkt Du Croo doorheen. ‘Mooi is het hier hè? Fijn dat die molen er nog staat. Nu is het mistig, maar je kon ‘m altijd goed zien vanaf ons veld. Jaren geleden dat ik hier ben geweest. Gelukkig zijn er geen huizen neergezet. Daardoor is het terrein nog een beetje te zien.’ Meijer: ‘Het veld is hobbelig. Dat was in onze tijd ook zo. Kwam omdat er een keer een zware trekker doorheen heeft gereden toen het veld nat was. Die sporen kregen we – hoe hard we het ook probeerden – niet meer uit het veld. Dus geregeld schoot de bal ineens de lucht in. Ploing.’

Niets op het terrein aan de Sportweg in Schoorl herinnert aan de voormalige hockeyclub. Foto: Bart Scheulderman

Een dorpsclubje, waarin iedereen zichzelf kon zijn. Waar de spullen bij elkaar werden gerommeld. ‘We speelden hier eerst met twee afgekeurde goaltjes’, zegt Du Croo. ‘Inderdaad, uit Maarssen.’ Meijer: ‘Er was veel import. Nieuwe gezinnen die zich hier kwamen vestigen. Nog niet al te veel mensen kenden. Hier werden nieuwe vriendschappen gesloten, soms voor het leven.’ Tegen Du Croo: ‘Weet je nog dat we hier op het veld een Italiaans diner hadden? Waren we allemaal verkleed als maffioso. Zaten we met elkaar te eten op de middenlijn. Prachtig.’

De gemeente heeft ons altijd elitair gevonden. Een stelletje zuipschuiten. Van dat eerste is niets waar. Dat laatste klopte wel een beetje. Eveline du Croo

Niemand die toen wist dat de club maar een kort bestaan was gegund. ‘In de jaren negentig begon langzaam het ledental terug te lopen’, sipt Meijer. ‘Kunstgras, dat was een terugkerend probleem. Beter gezegd: het gebrek daaraan. We voelden aan alles dat we mee moesten met de clubs om ons heen. Maar we kregen geen steun van de gemeente. Ze wilden geen stuiver meebetalen.’ Du Croo: ‘Ze hebben ons altijd elitair gevonden. Een stelletje zuipschuiten. Van dat eerste is niets waar. Dat laatste klopte wel een beetje.’

Meijer krijgt er nog steeds een wrang gevoel van. ‘We zagen steeds meer hockeyers uit Bergen voor Alkmaar kiezen. Want daar lag wél kunstgras. Met minder leden moesten we nog wel dezelfde kosten dragen. De verlichting, de verwarming, het onderhoud aan de velden. Het leek in 1995 een goede stap om onderdeel te worden van een nieuwe omniclub.’ ‘Bij BSV’, vult Du Croo aan. ‘De Bergense Sportvereniging. Daar zat de voetbal, tennis en ook een schietclub.’

De molen wakend over het terrein van De Heerlijkheid. Foto: archief René Meijer

‘Ook daar keek de gemeente amper naar ons om’, schampert Meijer. ‘De voetbalclub speelde op veld 1 en 3. Wij op veld 2. De gemeente maaide keurig de velden van de voetballers. Wij moesten het zelf maar uitzoeken. Dat deden we ook, al was dat natuurlijk niet gratis.’

De voetbalclub vroeg hoeveel kleedkamers wij nodig hadden. ‘Eén’, zeiden we, ‘en die delen we met de tegenstander’. René Meijer, oud-bestuurslid De Heerlijkheid

De hockeyers moesten zich aanpassen bij de mores van de voetbalclub, met wie het clubhuis werd gedeeld. ‘We mochten niet met onze vieze grasschoenen naar boven. Dat deden de voetballers ook niet. Die gingen zich omkleden na de wedstrijd en trokken dan hun nette schoenen aan. Volgens mij waren er wel veertien kleedkamers. Ze vroegen in het begin hoeveel wij er nodig hadden. ‘Eén’, zeiden we, ‘en die delen we met de tegenstander’. Bijna iedereen kleedt zich thuis om. Vonden ze wat gek. En douchen deden we natuurlijk ook niet. De schoenen werden daarom keurig in een rekje bij de trap gezet. Iedereen blij.’

De oudere leden namen het spelen op natuurgras voor lief. ‘Maar aan de onderkant stokte het. Er kwam weinig meer bij. Ik weet nog dat we weer eens een keer de mouwen opstroopten. We probeerden manmoedig de vis in het water te houden. Met het bestuur gingen we bij de scholen in de omgeving langs om het hockey te promoten. Het leverden welgeteld twee nieuwe leden op. Twee! Dat was voor mij de bevestiging dat we het tij niet meer konden keren.’

Hockey in Bergen en Schoorl – destijds nog verschillende gemeentes – bleek onhoudbaar. ‘Hoe hard we ook ons best deden, we werden steeds kleiner. Elftallen verdwenen. Dan moet je op een gegeven moment die ene beslissing nemen, om financieel niet in zwaar weer te komen.’

Een jongensteam van De Heerlijkheid, voor het voormalige clubhuis. Foto: archief René Meijer

Het gevoel van weemoed

In 1997 was het daardoor einde verhaal voor De Heerlijkheid. De overgebleven leden konden zonder entreegeld te betalen overstappen naar Alkmaar. ‘Dat is keurig gelopen, zegt Meijer, die daar zelf ook belandde. Zijn vrouw zat er in het bestuur, zijn zoon in heren 1. ‘Ons veteranenteam kon ook bij elkaar blijven. Zo leefde de oude glorie van De Heerlijkheid toch nog voort.’

‘Maar toch hè’, neemt Meijer een aanloopje. ‘Toch als ik hier langsfiets – en dat doe ik best vaak – kijk ik altijd even naar ons plekje. Een gevoel van weemoed. Natuurlijk, we hebben hier een prachtige tijd gehad. Maar ik had zo graag gezien dat het anders was gelopen. Dat hier nog steeds een mooi clubje zat.’

Op de bekende klimduin in Schoorl werd de opening van het clubhuis ludiek gevierd. Foto: archief René Meijer

Meijer speelt nog steeds bij Alkmaar en woont nog altijd in Bergen. Wellicht kan hij ook daar wat voor het hockey betekenen. ‘Sinds een half jaar zit ik in de gemeenteraad’, zegt Meijer. ‘Nou, da’s wel een beetje laat hè’, zegt Du Croo, die inmiddels alweer jaren in Maarssen woont, met een knipoog. ‘Als je dat nou dertig jaar eerder had gedaan…’

Meijer zou zeker, als de geschiedenis zich herhaalt, zijn nek uitsteken. ‘Veel kinderen van oude bestuursleden zijn hier weer gaan wonen. Zij hebben inmiddels zelf gezinnen. Als er mensen als Eveline opstaan, moeten we kijken wat er kan. Ik zou meteen lid worden.’ Du Croo, breed glimlachend: ‘Ik ook.’

De meegebrachte shirts, clubkrantjes en foto-albums gaan de fietstassen in. ‘Doen we nog er eentje?’, vraagt Meijer. Du Croo: ‘Woon je nog op hetzelfde adres als vroeger? Dan vind ik het wel.’


2 Reacties

  1. peter-de-ruiter

    Wat een heerlijk verhaal. Jammer dat de club niet meer bestaat.

  2. Ruben_deHeer

    Mijn vader: Martijn de Heer heeft het gedicht geschreven, want hij woonde heel dichtbij de hockey en zat zelf in de A1


Wat vind jij? Praat mee...