De hobbelige weg naar topcoach. Bijl en Van Geel geven advies

Tophockeycoach worden is lastig. Het is in het semi-professionele hockey schipperen tussen verschillende banen, inkomsten, terwijl vrijwilligers vaak over jouw lot beslissen. ‘Je moet er echt voor kiezen, vol passie. Anders ga je het niet redden’, denkt technisch directeur Jeroen Bijl.  

‘Het beroepsperspectief is laag. Potentiële topcoaches hebben vaker andere banen. Je krijgt dus vooral mensen die met een enorme passie en loyaliteit voor dit soort trajecten kiezen. Voordat je er bent, ben je zo lang onderweg. Het is echt een ervaringsvak. Je moet eerst veel meters maken.’ Zo verwoordt Jeroen Bijl de soms lastige positie van de tophockeytrainer, die een onzeker bestaan leidt.

In het gesprek met technisch directeur Jeroen Bijl en prestatiemanager Joost van Geel over het vak van hockeycoach, halen ze bondscoaches Max Caldas en Alyson Annan aan, als voorbeelden van twee mensen die speciaal voor het hockey naar Nederland kwamen. Buitenlandse hockeyers die in Nederland zijn geschoold als coach. Zij hebben altijd fulltime gekozen voor het hockey. Zij zijn een van de weinige coaches die kunnen zeggen dat ze fulltime één baan in het hockey hebben, een eer die Rick Mathijssen en Joost Bitterling nu ook ten deel vallen als fulltime assistenten bij de Oranje Heren en Dames.

De meeste topcoaches en kroonprinsen van het Nederlandse trainersgilde combineren twee functies. Michel van den Heuvel (coach Bloemendaal, assistent Belgie), Eric Verboom (coach Den Bosch, assistent Duitsland), Alexander Cox (coach Kampong, bondscoach Ierland), Jeroen Delmee (coach Tilburg, bondscoach Frankrijk), Raoul Ehren (Coach dames Den Bosch, assistent België dames) en Albert Kees Manenschijn (coach Rotterdam, assistent Oranje Dames) zijn hier voorbeelden van. Die dubbelfuncties zijn gemeengoed binnen het hockey. Het is de manier waarop het in het semi-professionele hockey werkt en waarop coaches hypotheken kunnen betalen.

‘Dat je alleen maar rond kunt komen van coachen bestaat voornamelijk in het voetbal’, zegt Jeroen Bijl, die het logisch vindt dat er geen enorme lijst is van kandidaten voor de opvolging van Caldas en Annan, mochten die in de toekomst stoppen. ‘Potentiële coaches hebben vaker ook andere banen. Voordat je zover bent dat je een tophockeycoach bent, ben je ongelofelijk lang onderweg. Het is een ervaringsvak. We zien best goede jonge coaches, daar ben ik niet pessimistisch over. Maar voor een topfunctie als bondscoach zijn altijd maar een handjevol kandidaten. Dat is niet raar, dat is bij CEO’s in het bedrijfsleven ook.’

Raoul Ehren, de succescoach van Den Bosch. Foto: Willem Vernes

Geen huisartsenpraktijk meer ernaast

Bijl vindt juist dat hockeycoach steeds meer een vak is geworden. ‘In de jaren negentig had Tom van ’t Hek nog zijn huisartsenpraktijk ernaast. Ontzettend knap dat hij dat combineerde, maar dat is tegenwoordig niet meer mogelijk. Het bondcoachschap is nu nog meer dan voorheen een vak. Daar tegenover staat wel de vraag wat het beroepsperspectief is ná het bondscoachschap. Marc Lammers is next level gegaan. Roelant Oltmans heeft diverse functies binnen de topsport vervuld waaronder bijvoorbeeld ook technisch directeur bij een voetbalclub. Toen is hij weer bondscoach van landen geworden.’

Van Geel moedigt coaches vaak aan om niet alleen te coachen, maar ook andere werkzaamheden er op na te houden. ‘Kijk naar Erik van Driel (bondscoach Jong Oranje Dames, red.). Die is ook fysiotherapeut. Dat verrijkt je als persoon. Vaak is coachen geen voltijdbaan. Als je er afhankelijk van bent en het financiële aspect een belangrijke drijfveer is, gaat dat niet het beste uit je halen. Staan coaches steviger en autonomer in hun schoenen, dan ontwikkelen ze zich beter als coach. Ik heb er zelf ook altijd wat naast gedaan. Als je ook nog in een andere wereld functioneert, is dat voor je gevoel rustiger, omdat je niet alleen maar afhankelijk bent van het coachen. Het is bovendien een verrijking om als coach ook in een andere wereld te kijken. Uiteindelijk moet je je op een gegeven moment afvragen of je die stap kunt en wilt maken om alleen maar te coachen.’

Dat coaches bij hockeyclubs vaak worden aangestuurd door goedwillende vrijwilligers, is iets wat Van Geel anders zou willen zien. Maar dat is in het Nederlandse sportlandschap nou eenmaal gemeengoed, niet alleen in het hockey. ‘Het aansturen van professioneel kader kan veel professioneler. Je hebt mensen nodig die echt naar de lange termijn kijken. Die niet alleen maar kijken of je deze week een wedstrijd gewonnen of verloren hebt. Een technisch directeur zou bij elke hockeyclub niet misstaan. Professionals die professionals beoordelen, dat is wat je nodig hebt.’

Jeroen Bijl (technisch directeur KNHB) bij het WK Hockey heren. Foto: Koen Suyk

Support van het thuisfront is cruciaal

Om topcoach te worden moeten ook veel offers worden gebracht, weet Joost van Geel, die nu prestatiemanager is bij de KNHB, maar vroeger onder andere zaalbondscoach was. ‘De combinatie met thuis is belangrijk. Als de kinderen jong zijn, ben jij alle vakanties, avonden en weekenden weg als coach. Dan is support van het thuisfront cruciaal’, vertelt Van Geel. ‘Vinden jullie dit nog acceptabel? Dat heb ik mijn vrouw en kinderen op een gegeven moment wel gevraagd. Die combinatie met thuis is belangrijk, zeker als je jonge kinderen hebt. En de meeste coaches zijn vader of moeder.’

Ook Nathan Kipp, senior medewerker expertisecentrum KNHB, verantwoordelijk voor de trainersopleidingen, spreekt veel coaches en herkent de problematiek. ‘Het is een spanningsveld, met veel avonduren voor de trainer. Kijk ook hoe lang een seizoen duurt. Als het seizoen voorbij is, begin je een week later alweer met het nieuwe jaar. Is er voldoende kennis bij de clubs om daarmee om te gaan?’, vraagt Kipp zich af, die ziet dat de beloningen heel erg uiteenlopen per klasse.

‘Er zijn heel weinig coaches die maar één baan hebben. Er is een groot verschil tussen de beloning tussen top Hoofdklasse en onderkant Hoofdklasse en Promotieklasse. Is dat erg? Nee, dat denk ik niet. De markt is nu eenmaal zo. Wij moeten er als hockeygemeenschap wel voor zorgen dat de balans goed blijft. Je leest ook af en toe over coaches die voor hun maatschappelijke carrière gaan, maar vaak zie je dat ze zoveel van het vak houden, dat ze ook terugkomen. Dat is mooi om te zien.’

ALO of niet

Een goed paard is nog geen goede ruiter is de gevleugelde uitspraak van voetbalcoach Co Adriaanse. Een interessante uitspraak. Onlangs was voetbalvedette Marco van Basten bij Foxsports weer pijnlijk eerlijk over zijn eigen coachkwaliteiten. Zijn eigen constatering: vaak erg moe na een jaar coachen, het idee dat zijn teambesprekingen niet optimaal waren, de eigen constatering dat hij niet meer dan redelijk goed was. Misschien is hij wel buitengewoon hard naar zichzelf. Maar hij tilde een zeldzaam sluiertje op van de situatie waarin wellicht meer coaches verkeren.

In het voetbal is vaak het klassieke onderscheid te zien tussen voetbalcoaches met een ALO-achtergrond en voormalige topvoetballers. In het hockey is dat onderscheid er ook, hoewel sommige voormalige tophockeyers ook de ALO hebben gedaan.

Tilburg-coach Jeroen Delmee en assistent-trainer Dennis Dijkshoorn zijn uitzinnig na het laatste fluitsignaal na handhaving in de Hoofdklasse. Foto: Orange Pictures / Herman Dingler

Moet je hoog hebben gespeeld?

‘Roelant Oltmans, Michiel van der Struijk, Robbert Jan de Vos, Helen Lejeune – van der Ben hebben allemaal een ALO-achtergrond. Dat zijn er nog best veel’, weet Van Geel. Zowel Van Geel als Bijl weten dat een succesvolle hockeycarrière niet per se noodzakelijk is om een topcoach te worden. ‘Coaches worden niet meer beoordeeld op hoe ze waren als speler.’ Toch hebben veel hockeycoaches zelf op hoog niveau gespeeld.

Max Caldas, Alyson Annan, Jeroen Delmee en Helen Lejeune – van der Ben zijn coaches die de top hebben gehaald als speler en de Olympische Spelen meemaakten. Eric Verboom, Raoul Ehren (Den Bosch mannen), Michiel van der Struijk (Hurley, Oranje) en Alexander Cox (SCHC, Schaerweijde) zijn coaches met minimaal veel hoofdklasse-ervaring. Rick Mathijssen is een vreemde eend in de bijt, met alleen ervaring in de Overgangangsklasse bij Amersfoort, maar ook het bewijs dat je niet per se op topniveau moeten hebben gespeeld om op hoog niveau te coachen.

Sterker nog, juist de absolute wereldspelers als Teun de Nooijer en Taco van den Honert hebben al eerder aangegeven dat ze een rol in de luwte wel lekker vinden. Deze techneuten hebben geconstateerd dat ze niet per se hoofdcoach willen zijn, maar gedijen in een rol als assistent.

Alyson Annan. Nederland-Japan, 4Nations Breda. Foto: Willem Vernes

Bondscoach is manager zijn

Topcoach of bondscoach zijn vraagt meer dan vroeger. Bijl: ‘Het is een hele moeilijke job. Inhoudelijk moet je zoveel meer competenties hebben dan alleen verstand van het spelletje. Je moet over managementvaardigheden beschikken. Een staf van een kleine tien man kunnen aansturen.’

Van Geel: ‘Ook de eisen aan de spelers worden steeds hoger. Je zult als coach daarom ook het gesprek met de inspanningsfysioloog aan moeten kunnen gaan. Inhoudelijk moet je meer weten.’

Bijl: ‘Daar komt veel meer kijken op leiderschapskwaliteiten. Dat je het totale pallet overziet. Je moet boven de materie staan, terwijl je wel de inhoud helemaal kent.’

Coach Shane Mcleod van wereldkampioen België. Hier in actie tijdens het EK in 2017. Foto: Frank Uijlenbroek/Worldsportpics

‘Kijk zoveel mogelijk in de keuken van collega’s’

Vanwege de nieuwe werkelijkheid is er een opleiding voor topcoach of bondscoach in de maak. Het is de ambitie van de KNHB om ooit een bondscoach af te leveren die is geschoold via deze eigen ‘HT4+ opleiding’, zoals de werktitel van deze opleiding nu luidt. Dat wordt ook meer een coachopleiding dan een trainersopleiding. Want ook de KNHB vindt zelf dat de opleidingen vooral over training geven draait en te weinig om het coachen.

Van Geel: ‘Die nieuwe opleiding gaat niet over een press neerzetten. Of om de techniek. Die moet gaan over de samenstelling van je staf. Hoe je alles managet. Weten waar je eigen kracht zit en dat uit te buiten. Gelukkig hebben we tegenwoordig intern al een sfeer, een open keuken, waarbij coaches van districtteams tot Jong Oranje van elkaar leren. Wij zeggen: heb je ambitie? Kom maar op dan.’

Dat is dan ook de ultieme tip van het technische duo: leer van anderen. Van Geel: ‘Kijk zoveel mogelijk in de keuken van collega’s. Coaches staan daar open voor. Informeer bij de hockeybond wanneer het Nederlands elftal traint en ga kijken. Dat vinden Max en Alyson alleen maar leuk, als je als trainer die belangstelling toont.’

Voormalig bondscoach Michel van den Heuvel met zijn karakteristieke stoel die hij elke zondag bij de dug-out zet bij Bloemendaal. Foto: Koen Suyk


8 Reacties

  1. asjemenou

    Professionaliteit is niet alleen de weg er naar toe, de groei en beloning. Maar nog belangrijker de prestatie. Lever je maximaal met het team en jezelf? De club is belangrijker dan het individu. Dat leidt soms tot te snel ingrijpen en soms tot te laat ingrijpen. En heeft alles met cultuur te maken. En dat verander je niet zomaar.

  2. jobe

    Als je ambitie hebt, moet je toch niet bij de Bond zijn? Dat is de club van de stoelendans. Kan me herinneren dat hier een artikel met kritische vragen over geweest is aan de voorzitter of stond dat ergens anders?

  3. René Winteraeken

    Zeer waardevol stuk en goede constateringen! Voor mezelf volkomen herkenbaar terwijl ik dat toch in een andere tijd en krachtenveld deed! Voel mezelf wel ervaringsdeskundige! Had zelf naast coach hoofdklasse, Nederlandse jeugd, heel lang district en even Ned. Zaalteam altijd mijn vaste baan in (hogere) management functies! En ja alle vakanties bezig dus bijvoorbeeld elk jaar minimaal een maand onbetaald verlof om met hockey bezig te kunnen zijn! Nogmaals een andere tijd of......valt dat eigenlijk wel mee gezien de actuele constateringen van de heren Bijl en van Geel?

  4. de-leermeester

    Ben een erg groot voorstander van trainer/coaches met een ALO-achtergrond die een brede visie hebben en daardoor ook makkelijker transfers kunnen maken van(uit) en naar andere sporten. Co Adriaanse deed dat ook voortreffelijk. Specialisatie kan het gevaar van "tunnelvisie" opleveren!

  5. mickh

    ‘In de jaren negentig had Tom van ’t Hek nog zijn huisartsenpraktijk ernaast. Ontzettend knap dat hij dat combineerde, maar dat is tegenwoordig niet meer mogelijk. Het bondcoachschap is nu nog meer dan voorheen een vak`. Te kort door de de bocht. Ik zou het anders willen stellen, destijds had het gros van de coaches een wat breder pallet aan capaciteiten dan de huidige generatie (beroeps)coaches, enkelen daargelaten, geen wonder dat het allemaal nu meer tijd en energie kost. Iemand die ECHT wat kan, wordt toch geen full-time hockey coach?

  6. Mark Bouwman

    Een goed door Van Geel verwoord kernprobleem: "Dat coaches bij hockeyclubs vaak worden aangestuurd door goedwillende vrijwilligers, is iets wat Van Geel anders zou willen zien. Je hebt mensen nodig die echt naar de lange termijn kijken. Die niet alleen maar kijken of je deze week een wedstrijd gewonnen of verloren hebt. Professionals die professionals beoordelen".... Ik zou tegen clubs zeggen: als je een "prof" als club binnenhaalt zorg dan dat hij/zij enigszins past bij een clubeigen ontwikkelde spelcultuur.

    1. ruurdjanrauwerda

      Wanneer je professionele werknemers binnenhaalt, moet je een professionele werkgever zijn. Of héél snel worden. Maar bij veel clubs runnen de 'oide garde' en de sponsoren de club. Clubhockey in Nederland is helaas nog steeds een grotendeels nepotisch en despotisch wereldje. Het managen van grote bestuurdersego's is hier bij wijze van spreken belangrijker dan de beste spelers in het meest passende spelconcept intrainen & laten performen.


Wat vind jij? Praat mee...