Een ode aan de club die het hockey extra kleur op de wangen geeft
Ze praten anders, ze zien er anders uit, ze hockeyen anders, en hun supportersgroep Allyminati is de meest sfeervolle die er is. Almere is het leuke buitenbeentje in de Hoofdklasse.
Het gaat goed met het nationale hockey, maar de sport mag meer divers, met meer homo-acceptatie en relatief meer jongens. Wat minder roomblank. Daarom was Urban Hockey’ zo belangrijk op het EK in eigen land. Daarvoor was een heel veld ingeruimd naast het Wagener Stadion. Urban Hockey is volgens de KNHB ‘Een uitdagende, coole vorm van hockey op straat.’ Hier komt Almere om de hoek kijken. Buitenbeentje Almere – van origine ab-so-luut geen hockeybolwerk – is de meest urban hoofdklasseclub van allemaal.
De kern van het huidige succesvolle Almere is onder andere geworteld op het ‘Rode Plein’, zoals ze het zelf noemen. Daar, in de Billy Holidaystraat in de Muziekwijk van Almere, hockeyden, voetbalden en speelden Jonas en Jarik de Geus, Daniël de Haan, Daan Hoepman en Timo Jonker met elkaar op straat. Waar ze in de ene kleedkamer André Hazes draaien of Jan Smit, klinkt bij Almere hiphop en rap, de taal van de straat. Zoals het nummer dat Almere-spelers Terrance Pieters en Manuel Verga maakten met hun vrienden.
Hockey mag meer jongens aantrekken die nu op voetbal gaan. Hockey blijft vooralsnog een blanke sport, waar talentvolle neefjes als Marlon Landbrug (Pinoké) en Terrance Pieters met een Surinaamse achtergrond uitzonderingen zijn.
Almere-coach Pasha Gademan is geboren in Iran, kwam op driejarige leeftijd naar Nederland en belandde in een asielzoekerscentrum, voordat hij bij Almere terecht kwam. Almere bestaat uit een bonte verzameling spelers. Hockeyers met een rasta, jongens met diverse etnische achtergronden, van verschillende opleidingsniveaus, die elkaar de meest ingewikkelde begroetingen geven. Maar ook van jongens als Stijn Jolie. Het strafcornerkanon had, na wat avonturen bij Bloemendaal en Hurley, gewoon weer zin om met plezier te hockeyen. Dat vond bij zijn geliefde Almere. Een club voor iedereen, laagdrempelig als maar kan.
De coach die Almere in 2016 knap naar de Hoofdklasse leidde, was de Argentijnse Nederlander Alex Verga, vader van international Valentin Verga. Altijd vol passie, altijd vol vuur, het hart op de tong. Hij zegt over zijn manier van leven: ‘Je moet altijd sterven met je eigen schoenen aan.’ Vrij vertaald: ‘Ga vol voor wat je doet en doe het op jouw manier.’
Dat is precies wat ze doen bij Almere. Alles gaat er anders. Ga bij hun wedstrijden kijken. De ‘rrrrrrrr’ is nergens te bekennen. Sterkerrrrrrr nog, die jongens praten zo plat met elkaar als maar kan. De supportersgroep bestaat uit een heerlijke groep gasten – de Allyminati – die met vlaggen, vuurwerk en aanstekelijke liederen elke hoofdklassewedstrijd verwarmt. Hun lijflied: ‘Almere, Rood en Wit is onze Glorie’. Maar spontaan klinkt ook: ‘Geniet van het leven, want het duurt toch maar even’.
Almere is ook de kraamkamer van toptalent, van internationals als Jonas de Geus en Terrance Pieters. Parels van het Nederlandse hockey. Waar iedereen had verwacht dat De Geus en Pieters na zoveel aanbiedingen degradatiekandidaat Almere zouden verlaten, bleven ze tegen alle verwachtingen in bij de club waar ze zijn opgegroeid. Blijkbaar hebben ze te veel plezier bij de club in de polder.
‘Schoffies’, werden ze in hun jeugd genoemd door de traditionele clubs in het Gooi, bekende international Verga – oud-speler van Almere – vorig jaar in Het Parool. Die clubs probeerden ondertussen al die Almeerse talenten naar hun eigen club te halen. Ze zeiden altijd nee. Gelukkig. Daardoor speelt dit bonte en kleurrijke gezelschap nog altijd in de Hoofdklasse. Laten we hopen dat Almere de komende jaren in de hoogste klasse blijft. En als voorbeeld dient voor anderen. Want volksclub Almere geeft het hockey letterlijk en figuurlijk wat extra kleur op de wangen.
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.