Onderzoek: ‘Meer aandacht maatschappelijke carrière tophockeyers

De KNHB moet meer aandacht besteden aan de ontwikkeling van een maatschappelijke loopbaan van tophockeyers tijdens hun hockeycarrière. Veel oud-internationals worstelen nadat ze stoppen met hockeyen met het vinden van een werkplek die past bij hun talent, interesse, opleiding en ambitie.

Dat blijkt uit een onderzoek van De Batavieren, een select gezelschap van (ex-) internationals en spelers die een belangrijke bijdrage aan het hockey hebben geleverd. Traditiegetrouw voeren zij eens in de paar jaar een hockeygerelateerd onderzoek uit. In 2014 presenteerden zij onder meer ‘From good to great – Tijd voor een extra stap in het Nederlandse tophockey’.

De oorsprong van het laatste onderzoek, dat tijdens het EK werd gepresteerd, ligt in een reünie in 2019 van de gouden WK-ploeg uit 2006. Van die Oranje-selectie, met onder meer Naomi van As, Kim Lammers, Fatima Moreira de Melo, Maartje Paumen en Ellen Hoog, was Batavier Jan Albers in 2006 teammanager. Hij was ook aanwezig bij de reünie in Madrid.

De Oranje Dames-selectie van 2006, die de aanleiding was voor het onderzoek naar duale ontwikkeling in de sport. Linksmidden Jan Albers. Foto: KNHB

Albers: ‘Op het eerste oog zaten in dat team stuk voor stuk meiden die na hun hockeycarrière succesvol waren. Maar toen we op een avond doorpraatten, bleek dat heel wat van die meiden na hun hockeycarrière behoorlijk hadden geworsteld met vragen als: wat kan ik? En: wat wil ik eigenlijk? Ze waren te weinig getriggerd om daar tijdens hun sportieve carrière over na te denken.’

Onderzoek

Albers en zijn kompanen van De Batavieren vroegen zich af of dit symptomatisch was voor deze generatie oud-internationals of dat het een breder probleem was. Ze besloten dit te onderzoeken en interviewden daarvoor 59 oud-internationals, 31 mannen en 28 vrouwen, die allemaal zijn gestopt tussen 2009 en 2018.

Bron: Batavierenonderzoek Push

De oud-hockeyers werden gevraagd naar hun ervaringen met de combinatie van hockey, studie en werk. Van de ondervraagden bleek liefst negentig procent naast hun hockeycarrière te hebben gestudeerd. Weer negentig procent daarvan heeft een HBO-opleiding of academische studie afgerond. Tot zover was er nog niets aan de hand. De problemen begonnen, zo blijkt uit het onderzoek, toen die groep een baan ging zoeken. Albers: ‘Ze hadden door hun sportieve ambitie ten opzichte van hun concurrenten zes jaar achterstand op arbeidsmarkt opgelopen. Door hun gebrek aan werkervaring was een gat met de arbeidsmarkt ontstaan.’

Schrijnende gevallen

Het dichten van dat gat bleek in de praktijk een hele klus. Vooral omdat een groot deel van de oud-tophockeyers tijdens hun carrière onvoldoende bezig was geweest met de vraag: wat wil ik later worden? In het gepresenteerde onderzoeksrapport Push staan vraaggesprekken met diverse bekende oud-internationals, zoals Rob Reckers, Naomi van As, Kim Lammers en Teun de Nooijer, die uiteindelijk hun plek in de ‘gewone’ maatschappij wel hebben gevonden. ‘Maar er zijn ook schrijnende gevallen met wie dat minder goed gaat. Het lukt niet iedereen.’

Sommigen zitten nog midden in de transitie naar de arbeidsmarkt. Zoals HGC-doelman Sam van der Ven die bij de presentatie aanwezig was. Hij viel recent – in aanloop naar de Spelen – af bij Oranje en richt zich nu meer op zijn maatschappelijke loopbaan. De sluitpost herkent zich in de worsteling. ‘Ik dacht: ik haal mijn papiertje en dan komt het wel goed. Ik heb marketing gestudeerd en vraag me nog steeds af: is dit wel wat voor mij? Achteraf was ik graag in een eerder stadium met vragen bezig geweest als: Waar ben ik goed in? En waar gaat mijn hart sneller van kloppen?’

Volgens de onderzoekers heeft de KNHB een zorgplicht om internationals tijdens hun actieve hockeycarrière ‘meer ruimte te geven voor een duale ontwikkeling, waarmee spelers kunnen toegroeien naar een (werk)plek in de samenleving die past bij hun talent, interesse, opleiding en ambitie’. De onderzoekers vatten dit samen als ‘het vullen van hun maatschappelijke gereedschapskist.’

In het onderzoeksrapport doen De Batavieren een appèl op de KNHB om de duale ontwikkeling op te nemen in het bondsbeleid. Ze stellen voor het hockeyprogramma voor internationals zo in te richten dat het mogelijk wordt om tijdens hun carrière werkervaring op te doen. ‘Te denken valt aan het ‘Duitse model’, waarin tijdelijk voorrang kan worden gegeven aan de maatschappelijke carrière. Of een periode per jaar zonder verplichtingen voor het Nederlands elftal.’

Wietske de Ruiter

De roep om meer aandacht voor de maatschappelijk ontwikkeling is door de KNHB reeds opgepakt en past ook precies in het straatje van oud-international Wietske de Ruiter. Zij is inmiddels binnen de KNHB belast met de duale ontwikkeling van spelers van de Nederlandse elftallen, terwijl oud-zaalinternational Claire Hendriks die rol vervuld bij de Nederlandse jeugdelftallen.

Wietske de Ruiter. Foto: Koen Suyk

De Ruiter: ‘Alle internationals hebben verplicht een intakegesprek met mij. Ik spreek ze allemaal en constateer van dichtbij hoe belangrijk goede begeleiding is. In periodes van zware blessures of als spelers afvallen voor selecties is de stressbeleving soms enorm. Door vroegtijdig met dit thema aan de slag te gaan, spelers te wijzen op bijvoorbeeld de programma’s bij NOC*NSF, willen we ervoor zorgen dat spelers na hun carrière beter weten wat ze willen worden. Dat is echt heel belangrijk. Ik weet bijvoorbeeld dat ook de vrolijke Naomi echt struggles heeft gehad.’ Van As heeft inmiddels een indrukwekkende televisiecarrière en samen met oud-ploeggenoot Ellen Hoog het kledingmerk E&N.

De Ruiter erkent dat medewerking van coaches cruciaal is voor het goed functioneren van die duale ontwikkeling. Zij merkt dat die medewerking soms in het gedrang komt als er bijvoorbeeld belangrijke (jeugd)toernooien aan komen. ‘Coaches worden vaak ook afgerekend op resultaten. Dat maakt het voor sommige coaches lastiger om in te stemmen met het verzoek van een speler om vanwege een tentamen een training over te slaan.’

Brede benadering

Volgens technisch directeur Jeroen Bijl van de KNHB wordt daarom het belang van duale ontwikkeling van spelers al meegenomen bij de keuze van coaches door de hockeybond. ‘Het is niet dat we Wietske of Claire betrekken bij de benoeming van een bondscoach. Maar het is voor ons wel een heel belangrijk onderwerp. Wij geloven in de brede benadering van de mens. Als je mensen beter ontwikkelt, krijg je uiteindelijk ook betere sporters.’

Als je mensen beter ontwikkelt, krijg je uiteindelijk ook betere sporters.’ Jeroen Bijl, technisch directeur KNHB

KNHB-voorzitter Erik Cornelissen, die het eerste exemplaar van Push kreeg uitgereikt, zei dat de KNHB de adviezen uit het rapport ter harte neemt. Ook hij gaf aan het onderwerp belangrijk te vinden. Maar hij wees in de discussie na afloop van de presentatie ook op de verantwoordelijkheid van de clubs en de ouders.

Erik Cornelissen ontvangt het eerste exemplaar uit handen van Batavier Niek van Exel. Foto: Koen Suyk

‘Ook daar hebben we nog een lange weg te gaan. Ik hoor bijvoorbeeld over spelers van B1 en A1 die naar particulier onderwijs worden gestuurd, omdat dat beter te combineren zou zijn met tophockey. De handschoen ligt daarom niet alleen bij de KNHB. De rol van ouders en clubs in de duale ontwikkeling is misschien een mooi onderwerp voor een volgend onderzoek.’


6 Reacties

  1. p-smits

    Die duale ontwikkeling bijt gevoelsmatig vaak met "topsport". Je wordt verwacht alles voor je sportprestatie te doen. Relativeringsvermogen wordt niet bepaald beloond. Bovendien is voor veel sporters "topsport" een excuus om andere verantwoordelijkheden en keuzes te ontlopen. Als dan na je "topsportcarrière" blijkt dat de bubbel geknapt is en dat de wereld daarbuiten niet om jou staat te springen, is het hard. Het is goed dat iedere betrokkene zich daar bewust van is en verantwoordelijkheid neemt.

  2. Eelco Houwink

    Er zijn toch gespecialiseerde, professionele beroepskeuze bureau’s, intake dagen bij Universiteiten, vrienden, kennissen en familie waar je een keer beroepsmatige praktijk inzichten kan opdoen. Deze mensen zijn (meer dan) gemiddeld in staat gebleken om het beste uit zichzelf te halen, weten dat afwisseling een onderdeel van hun prestaties is, hebben toch echt wel eens een bijbaantje gehad en in hun 10…20 jarige topsportcarriëre toch ook wel tijd en gelegenheid genoeg om zichzelf inzicht te verschaffen in in elk geval de RICHTING van hun interesses. Of zitten ze buiten het hockeyseizoen ook alleen maar in hun bubbel of op de bank thuis ? Nee dus. Ik snap dan ook niet waarom topsporters op dit punt gepamperd moeten worden door een Sportbond. Die bedoeld is om de sport te faciliteren (gefinancierd door amateursporters) en daar zijn handen aan vol heeft of hoort te hebben. Is het soms een hang om in dat hockeywereldje te blijven waarbuiten ze het niet kunnen, zijn of weten ?

  3. Hockeyfeest

    @benzinewagen Volgens mij vindt niemand ze zielig, maar de realiteit strookt niet met wat jij denkt dat een hockeyinternational doet. Om eens een kleinigheidje te noemen: "buiten het hockeyseizoen" is doorgaans een week of 2 per jaar voor een tophockeyer. Bijbaantjes buiten wat hockeyclinics en wat voor een sponsor zitten er ook niet in. We hebben het volgens mij niet over een doorsnee HK speler, maar over de internationals en dat zijn er al vele tientallen in de verschillende traininsgroepen. En wat dacht je van de honderden jeugdspelers die alles op alles zetten en in een van de nationale jeugdteams zitten, die komen doorgaans ook niet veel verder dan hockeyen en school (in die volgorde). Dat de verenigingen, bond en ouders wat begeleiding bieden aan die spelers lijkt me heel zinvol. Een beetje van het padje moet je immers wel zijn om zoveel tijd in een hobby te steken (ik mag het zeggen).

    1. Eelco Houwink

      Als jij die “realiteit” zoveel beter kent, vertel dan eens wie van die “honderden” topsporters 50 weken lang 8 uur per dag in de sportmodus staat - en de rest vd dag niet meer na kan denken

  4. Hockeyfeest

    Benzinewagen je zal dat ongetwijfeld retorisch bedoelen. Het gaat om focus en die moet dus inderdaad niet volledig op "topsport" liggen, maar ook op de maatschappelijke carrière (en andere zaken van het leven trouwens). Jij vindt het blijkbaar onzin, maar daar heeft niet alleen de sporter zelf een verantwoordelijkheid, maar ook anderen die een rol in die monomanie spelen.

  5. Eelco Houwink

    Aandacht prima, maar niet een institutionele taak voor een Sportbond (gefinancierd door merendeels amateursporters)


Wat vind jij? Praat mee...