Jeroen Delmee: de laatste Nederlandse hockeyende vlaggendrager

Vanaf vandaag is het nog precies 100 dagen tot de Olympische Spelen in Rio de Janeiro beginnen. In aanloop naar de spelen blikken we terug op historische olympische hockeymomenten. In aflevering 1: de ereronde van Jeroen Delmee, de laatste Nederlandse hockeyende vlaggendrager.

Wachten moet hij. De hele dag al. Maar nu, halverwege de avond, begint de aanvoerder van de Oranje Heren toch langzaamaan nerveus te worden. Zo’n 100 meter verderop ziet hij het Olympisch Stadion liggen, waar het straks allemaal moet gaan gebeuren: de openingsceremonie. Terwijl hij stap voor stap, in een soort Eftelingfile, achter al die andere landen aanhobbelt, krijgt hij hem opeens in zijn handen gedrukt: de Nederlandse vlag.

08-08-08

Het is 08-08-08. Aanvankelijk durfde Jeroen Delmee er niet eens van te dromen dat hij hier in Peking de complete Nederlandse olympische selectie als vlaggendrager zou mogen vertegenwoordigen. Waarom zouden ze voor hém kiezen? Hij was toch niet zo bekend als Pieter van den Hoogenband, Inge de Bruijn of Leontien van Moorsel? Dit zouden weliswaar zijn 4e Olympische Spelen worden (2 keer goud, 1 keer zilver), maar als teamsporter zou het altijd afleggen tegen een individuele sporter, zo redeneerde hij.

Toch staat hij nu in de catacomben, voorop, met de vlag in zijn hand. Het geroezemoes in het stadion hoort hij al. Steeds beter. Vol adrenaline loopt hij door de donkere tunnel op het verlichte stadion af. Daar zijn ze dan: ‘The Netherlands’. Delmee krijgt er een kick van.

Willem-Alexander en Máxima

Dan begint het: het zwaaien met de vlag. Zo’n 90.000 toeschouwers juichen hem toe, onder wie kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima. Zijn teamgenoten, die direct achter hem aanlopen, heeft hij een videocamera meegegeven. Zij filmen het tafereel. Zwaar vindt hij het zwaaien niet. De stok rust in een houder, zijn armen zijn goed getraind.

Met zijn ereronde schaart Delmee zich in een illuster rijtje. Hij is de 6e Nederlandse hockeyende vlaggendrager in de geschiedenis van de Olympische Spelen. Carina Benninga (1992), André Bolhuis (1976), Nico Spits (1972), Jan-Willem van Erven Dorens (1960) en Rein de Waal (1936) gingen hem voor.

‘De grootste individuele titel’

Het zwaaien duurt slechts een paar minuten, dan zit het er alweer op. Toch maakt het een hoop indruk op Delmee. ‘Dit was een bijzonder moment in mijn carrière. Ik sta niet graag voorop, ik ben een teamsporter, maar ik heb er onwijs van genoten. Dit was de grootste individuele titel die ik kon winnen. Ik ben heel trots dat ik dit heb mogen meemaken.’

Het toernooi verloopt teleurstellend voor Nederland. Oranje verliest de halve finale van Duitsland en grijpt tegen Australië (2-6) ook nog eens naast het brons. Wat zo mooi begon, eindigt in een teleurstelling, aldus Delmee. ‘Ik kwam daar niet om vlaggendrager te zijn…’


Wat vind jij? Praat mee...