Zes zaken die opvielen bij Oranje op de HWL (en twee vraagtekens)

De Oranje Heren wonnen zondag de HWL3 met een eclatante 6-1 overwinning op olympisch kampioen Argentinië. Een mooie bekroning voor het Nederlands elftal ‘nieuwe stijl’. De redactie van hockey.nl trok twee weken lang op met de Oranje Heren. De volgende zaken vielen ons op.

Het nieuwe aanvallende spelsysteem

Waar er in Rio misschien nog verschillende opvattingen waren over het systeem en de ene speler op het moment suprême misschien naar voren wilde en de andere naar achteren, is er nu gekozen voor een aanvallende spelopvatting met zonedekking in plaats van mandekking. Er moet onderling meer gecommuniceerd worden. Met dynamische en ervaren centrumverdedigers als Sander Baart en Sander de Wijn werkt dat prima, hoewel het nog afstemming behoeft. Aanvallers kunnen dieper blijven staan, waar ze beter tot hun recht komen. Middenvelders komen over de aanvallers heen. Zelfs een vleugelverdediger als Glenn Schuurman kwam meerdere keren in de vijandelijke cirkel. Dit Oranje – met Argentijnse, Australische en Nederlandse begeleiding met Max Caldas, Graham Reid en Taco van den Honert – hockeyt aanvallender dan de ploeg in Rio en het spelsysteem zit de meeste spelers als gegoten. Het plezier straalt er vanaf.

Met z’n allen de goal vieren. Foto: Frank Uijlenbroek

De jonkies komen goed mee

Vier talenten jonger dan 21 nam Max Caldas mee naar Londen. Toernooidebutanten Thijs van Dam, Jonas de Geus en Floris Wortelboer. Plus Jorrit Croon (18) die vorig jaar al een Olympische Spelen speelde maar nog altijd de jongste van het team is. Het kwartet deed het prima op internationaal niveau. Met als uitschieter Jonas de Geus. De speler van Almere, die een jaar geleden nog het EK U18 speelde, liet bij zijn debuut op een toernooi met het grote Oranje zien dat hij over uitzonderlijke kwaliteiten beschikt als middenvelder.

De prestaties van de jonge jongens zijn natuurlijk grotendeels de verdienste van henzelf, maar er is binnen het team ook echt wat veranderd. De ‘afzeikcultuur’, zoals die volgens enkele ervaren spelers eerder bestond bij het Nederlands elftal, is verdwenen. Nieuwkomers moesten zich in hun eerste periode bewijzen. Post-Rio worden ze betrokken en wordt naar hun mening gevraagd. Ze staan niet meer onderaan in de pikorde, maar middenin de groep. De ‘kooka counting club’ – zoals de jonge Bob de Voogd en Robbert Kemperman werden genoemd omdat zij als jongste bedienden elke training de dure kookaburra-hockeyballen moesten tellen – bestaat niet meer. Taken worden verdeeld over alle spelers, of ze nou 150 of 10 caps hebben gespeeld.

 

Video-analist en oud-international Ronald Brouwer met Mirco Pruyser. Foto: Frank Uijlenbroek

De drie leiders

Bondscoach Max Caldas wees voor Londen drie aanvoerders aan: Mink van der Weerden, Billy Bakker en Seve van Ass. Een slimme constructie waarbij verschillende opvattingen, clubs en regio’s binnen het team worden gehoord.

Billy Bakker droeg bij de HWL de aanvoerdersband. Dat deed hij het met verve. De middenvelder (die in Londen zijn 150ste cap en 50ste goals vierde) toonde zich een voorbeeld voor anderen. De techneut werkte hard, buffelde en pakte ballen af. Bakker groeide uit tot de beste speler op de HWL, hoewel die prijs officieel naar de Argentijn Gonzalo Peillat ging.

Een dikke pluim verdient ook Seve van Ass, die in Rotterdam had kunnen revalideren, maar ervoor koos in Londen te herstellen van zijn hamstringblessure. Hij pakte daarmee zijn verantwoordelijkheid en nam daarmee op de koop toe dat hij zich op de tribune moest verbijten terwijl zijn ploeggenoten zijn geliefde aanvallende hockey lieten zien. Meerdere keren spotten we hem terwijl hij de bidons voor zijn ploeggenoten bijvulde.

De kans lijkt groot dat Bakker in eigen land opnieuw de band draagt. Die leidersrol stuwt Bakker naar grotere hoogte, Van der Weerden zit niet op die band te wachten.

De goede sfeer

Nog nooit hebben we zo vaak het woord ‘sfeer’ gehoord, als in Londen, in combinatie met het bijvoeglijk naamwoord ‘goed’. Gevraagd, maar ook ongevraagd vertelde zowel staf als selectie over de goede sfeer in Londen. Een ding was zeker na de teleurstelling van Rio: het moest anders. Geen corporaal gedoe meer, zoals de spelers in de groep het nu zelf noemen. En inderdaad: de sfeer bij Oranje is voorbeeldig. Het is een post-olympisch jaar, er staat minder op het spel en er wordt voorlopig alleen maar gewonnen, maar de sfeer is inderdaad goed. En dat is mooi om te zien.

Pirmin Blaak en Sam van der Ven in de warming-up op de HWL. Foto: Frank Uijlenbroek

 

Een echte spits en goede keepers

Mirco Pruyser scoorde in Rio één keer. Maar liet in Londen nog maar eens zien dat hij een zekerheidje is in de aanval met zeven doelpunten, zeker als hij wat dieper kan blijven staan. Niemand is in de cirkel effectiever dan Pruyser. Pirmin Blaak – de nieuwe eerste keeper – deed het goed in zijn nieuwe rol, maar werd nog niet echt getest. HGC-keeper Sam van der Ven maakte zijn toernooidebuut in het Nederlands elftal op 27-jarige leeftijd en liet zien dat hij ook op internationaal niveau niet misstaat. Een prima tweede keeper achter Blaak – na het vertrek van Jaap Stockmann – is in ieder geval een zorg minder voor bondscoach Max Caldas.

Max Caldas, bondscoach nieuwe stijl

De HWL was ook een testcase voor de bondscoach. Max Caldas heeft sinds Rio hard aan zijn eigen rol binnen de groep gewerkt. De spelers vonden dat hij te ver van ze af stond. Hij probeert daarom meer in de groep te staan en jongens persoonlijker aandacht te geven. De coach zit minder als een havik op de groep. Hij laat de jongens meer zelf corrigeren, meer zelf analyseren. Tot nu toe werkt het. Het verantwoordelijkheidsgevoel van de spelers is groot. Er wordt minder gewezen en afgeschoven. Oranje is meer een team. De Australiër Graham Reid – sinds een paar maanden de nieuwe assistent-coach en vervanger van Alexander Cox, die nu hoofdcoach is bij Jong Oranje – krijgt veel lof toegezwaaid voor zijn rol.

Billy Bakker met de prijs van de HWL3. Foto: Frank Uijlenbroek

 

Vraagtekens bij deze HWL

Wat als ze een keer écht getest worden?

Deze halve finaleronde van de Hockey World League in Londen was een goede test voor het vernieuwde Oranje. De progressie is duidelijk. De positieve speelwijze met een solide verdediging. We hopen dat deze progressie in grote toernooien als het EK en het WK ook zichtbaar zijn, als het eens tegenzit en de belangen groter zijn. Is het gedeelde leiderschap en de hiërarchie dan duidelijk? Krijgen de jonkies dan nog steeds alle ruimte en kunnen ze het niveau aan? Is de zonedekking dan het systeem, waarbij alle neuzen dezelfde kant opstaan, ook als Oranje eens een keer op achterstand komt in een belangrijke wedstrijd?

Maken ze de strafcorner wel op belangrijke momenten?

We maken ons nog geen zorgen, maar het strafcornerrendement van de ploeg was laag. Mink van der Weerden mocht in zeven wedstrijden soms tot wel vier keer aanleggen, maar werd regelmatig gestuit door de eerste uitloper of de keeper en kwam maar tot drie doelpunten. Tegen Pakistan, Schotland en Canada. Tristan Algera en Sander Baart scoorden één keer uit de corner. Oranje had de corner van Van der Weerden nu niet nodig. Maar voor het EK moet het rendement uit de corners wel echt omhoog.

 

 

 

 

 


Wat vind jij? Praat mee...