‘Onze clubs hebben veel regels behalve voor vervoer van kinderen’

De rijbeurt. Elke ouder van een hockeyend kind weet dat rijden naar uitwedstrijden erbij hoort. Maar hoe vervoer je de kinderen veilig? Zijn daar afspraken over bij de club? En wat dekt eigenlijk een inzittendenverzekering? Deze en andere vragen hebben we voorgelegd aan Birgitt Boks (43), moeder van Guusje (10, Maarn MD1) en Merijn (7, Maarn J3F1). En aan Chantal Mies (49), moeder van Carlijn (12, Weesp MC1) en Jorrit (10, Weesp JD1). ‘Gek dat we er nu pas echt over nadenken.’

‘Vanaf het moment dat Carlijn ging hockeyen, ben ik actief geweest als coach’, vertelt Chantal Mies. ‘Ik was coach bij de drie-, zes- en achttallen. Ik heb jarenlang rijschema’s gemaakt. Bij de F en de E hadden we negen kinderen. Ik regelde dan standaard drie auto’s. Die kinderen zijn nog klein, dan is het veiliger ze allemaal achterin te zetten. Nu Carlijn in de C hockeyt, vervoeren we vier kinderen per auto.’

‘Kinderen weten dat ze hun gordel moeten omdoen. Maar ik check het toch’

‘Ik let er bij het rijden altijd op dat de kinderen hun gordel om hebben. Dat vind ik het belangrijkste’, vervolgt Chantal. ‘Ik hoef eigenlijk nooit tegen de kinderen te zeggen dat ze hun gordel moeten omdoen. Dat weten ze zelf. Toch check ik het altijd. Ik ga ervan uit dat andere ouders dat ook doen, maar heb het als coach nooit aangegeven.’

‘Tegen mij hebben ze daarover ook nooit wat gezegd’, vult Birgitt Boks aan. ‘Eigenlijk wordt bij mijn club amper aandacht besteed aan het vervoer van de kinderen. Best gek. Als het over spelregels en gedrag langs de lijn gaat, krijgen alle ouders daarover informatie. Maar bij het vervoer van onze kinderen gaan we ervan uit dat iedereen wel weet hoe het hoort.’

Chantal: ‘Wij hebben bij de Jongste Jeugdcommissie een voorzitter die daaraan wel aandacht besteedt. Bij de coachavonden en introductie van nieuwe leden werd bijvoorbeeld verteld dat kinderen kleiner dan 1,35 meter op een stoelverhoger moeten zitten. Maar dat dit niet verplicht is als je kinderen incidenteel vervoert en over een afstand van minder dan 50 km.’

Birgitt: ‘Wat is incidenteel? Als je kinderen elke week rijdt, is dat incidenteel? Gelukkig hoeven wij nooit verder dan 50 km. Maar ik kan me voorstellen dat er regio’s zijn waar ouders verder moeten rijden. Dan heb je dus meer auto’s nodig, want er passen nooit drie kinderen in een zitje op de achterbank.’

‘Tegen dat probleem zijn we op school ook weleens aan gelopen’, reageert Chantal. ‘Ik heb overigens het idee dat op basisscholen veel meer aandacht voor het vervoer van kinderen is dan bij de hockeyclub. Als ze op school een uitje hebben, moeten kinderen zelf een stoelverhoger meenemen. Dat gebeurt bij mijn hockeyclub niet. Ik had twee zitjes. Het derde kind zat gewoon op de achterbank.’

Chantal Mies met haar zoon Jorrit. (c) Willem Vernes

Chantal Mies met haar zoon Jorrit. (c) Willem Vernes

Birgitt: ‘Bij mij zit de kleinste op de stoelverhoger. Dat is niet goed? Mijn eigen kind moet dan op een stoelverhoger omdat ik die niet incidenteel vervoer? Dat wist ik niet. Weer wat geleerd. Maar ik zet de kleinste er ook op, omdat die anders niet uit het raam kan kijken en misselijk wordt. Dat wil ik ook voorkomen. Gelukkig hoeven we vaak niet ver. Al realiseer ik me dat korte ritten niet veiliger zijn dan lange afstanden. Je kunt zelf nog zo voorzichtig zijn, je blijft afhankelijk van je medeweggebruikers.  Een ongeluk zit in een klein hoekje.’

‘Op welke verzekering je een beroep moet doen, weet ik niet’

Chantal: ‘Als het mis gaat, wordt het verzekeringswerk. Zover ik weet moet je je schade verhalen bij de veroorzaker van het ongeluk. Dat kan op zijn WA-verzekering. Of is dat op zijn inzittendenverzekering?’

Birgitt: ‘Iedereen is toch verplicht WA-verzekerd? Ik ga ervan uit dat wij ook een inzittendenverzekering hebben. Zeker weten doe ik dat niet.’

Chantal: ‘Wij hebben wel een inzittendenverzekering. Maar wanneer je nu een beroep doet op welke verzekering, weet ik ook niet precies. Ik weet dat wij goed verzekerd zijn en ik ga ervan uit dat dit bij de andere rijouders ook het geval is. Al vraag ik me wel af of je bent verzekerd als ik zie hoe kinderen soms worden vervoerd? Dan zit een half team achterin een bestelbus.’

Birgitt: ‘Ik zie bij ons op het parkeerterrein ook nog weleens een hoop kinderen uit een achterbak springen. Zou ik zelf nooit doen. Los van de vraag of je dan bent verzekerd, vind ik het veel te gevaarlijk. Ik let er ook altijd op dat kinderen niet met hun hockeytas tussen de benen zitten. Als je dan een keer een botsing krijgt, kan die zo in het gezicht van een van de kids knallen. Bij mij gaan alle tassen in de kofferbak met het afdekscherm dicht.’

Chantal: ‘Bij mij staat het afdekscherm in de garage. Nu ik er over nadenk, kan het best gevaarlijk zijn dat die hockeyspullen bij een botsing door de auto vliegen. Die ga ik er vanavond meteen weer op zetten.’

‘Een mobiele telefoon maakt autorijden gevaarlijker’

‘Ook bij onze club zie ik ze achteruit bestelauto’s komen’, vervolgt ze. ‘Maar die mobiele telefoon maakt autorijden natuurlijk ook gevaarlijker. En niet alleen door bestuurders die tijdens het rijden appen of de weg opzoeken. Wat ik tegenwoordig ook gevaarlijk vind, is het gepiel in de auto met bluetooth om muziek af te spelen vanaf hun mobieltje. De kids zijn daar erg mee bezig en dat leidt toch af.’

Birgitt: ‘Ik vind het soms lastig om geconcentreerd te blijven als die jongetjes achterin zitten te klieren en klooien.’

‘Eigenlijk’, zo vult ze aan, ‘is het vervoer van de kinderen best verantwoordelijk en staan we daar helemaal niet zo bij stil.’

Chantal: ‘Dat zouden we meer moeten doen. Eigenlijk moeten clubs regels opstellen. Net als voor het gedrag langs de lijn. Dan kun je elkaar er ook op aanspreken.’

Birgitt: ‘Dat blijft lastig. Met de vinger wijzen voelt niet fijn. Soms maak ik weleens een grap om iemand er subtiel op te wijzen. Maar eigenlijk ga ik ervan uit dat iedereen verantwoord met de kinderen van een ander omgaat. Uiteindelijk hebben we allemaal maar een doel: met alle kinderen veilig bij de hockeyclub aankomen.’

Interpolis
Interpolis is vanaf 2013 trotse partner van de KNHB. Interpolis en de KNHB werken samen aan een veilige omgeving op en rond het hockeyveld. Ook het veilig vervoeren van kinderen van en naar hockey hoort daar bij. Met haar kennis, hulp van experts en consumenten onderzoekt Interpolis wat werkt om de verkeersveiligheid te verhogen. De ontwikkeling van de Automodus app, die helpt afleiding door je telefoon achter het stuur te voorkomen, is daar een voorbeeld van. Je kunt de app hier downloaden. Meer weten over de initiatieven van Interpolis rondom verkeersveiligheid? Kijk dan op www.interpolis.nl/slimopweg.


Wat vind jij? Praat mee...