Hockeyen met hersenletsel: ‘Ik ben het gelukkigst op het veld’

Een ongelukkige botsing zette het leven van de jonge hockeyster Nina Eerdhuijsen op de kop. De tiener uit Beuningen liep drie jaar geleden blijvend hersenletsel op. Hockey bleek een uitkomst in een zware periode, waarin ze ook nog eens Nederlands kampioen werd in een andere sport. 

Het was een doodgewoon duel in Zevenaar. De datum staat in haar geheugen gegrift. 12 april 2019. Die dag die zo zorgeloos begon. Ze ging hockeyen met haar school, het Kandinsky College uit Nijmegen. Regionale voorrondes met en ook tegen haar teamgenootjes uit de B1 van Beuningen. Niet te serieus, wel fanatiek. 

In de derde wedstrijd ging het plots mis.

Een botsing met een tegenstander, die Eerdhuijsen niet zag aankomen. Ze voelde een elleboog tegen haar slaap en ging naar de grond. ‘Ik had meteen het idee dat het niet oké was’, vertelt de achttienjarige scholiere. ‘Ik ging aan de kant zitten en heb die dag niet meer gehockeyd. Ik hoorde later dat mijn gezicht wat grauw was. Ze dachten aan een hersenschudding. Ik ben daar eerst gebleven. Mijn vader was rijouder, dus we konden het team ook niet zomaar laten zitten.’

Nina Eerdhuijsen als speelster van Beuningen tegen QZ. Foto: John Beckmann/Orange Pictures

Spontane tranen

Ze vertelt haar verhaal in het clubhuis van Beuningen, waar Eerdhuijsen nog steeds hockeyt. Haar vader Sjors, die er tijdens het schoolhockey ook bij was, helpt haar. Soms kan zijn dochter even niet op de juiste woorden komen. Of raakt ze de draad van het verhaal eventjes kwijt. Een paar keer komen spontaan de tranen. Niet vanwege het verdriet of het oprakelen van vervelende herinneringen. Maar omdat haar hoofd simpelweg even te vol wordt.

‘Ook dat is een gevolg van die schoolhockeydag’, zegt Sjors. ‘We hebben het geaccepteerd en kijken vooral naar wat er allemaal wel kan. Al duurde het een paar jaar voordat we precies wisten waar we aan toe waren. We zaten dus eerst op het spoor van een hersenschudding. Er was een meivakantie en daarna nog maar een paar weekjes tot de zomer. Nina zat toen in de derde, stond er goed voor en kreeg op school alle vrijheid om op te krabbelen.’

Ze waren het ongelukje al bijna vergeten, toen het op een zondag in oktober helemaal mis bleek te zijn. Nina: ’Ik had meegespeeld met dames 3. Er gebeurde niets geks in de wedstrijd. En toch was ik na afloop thuis helemaal kapot. Ik kon niet meer. Ik was moe en moest huilen. Ik zat vooral met veel vragen. Hoe komt dit zo opeens? Wat is er aan de hand?’

Nina met haar vader Sjors, ook assistent-coach van Beuningen Dames 1 Foto:John Beckmann/Orange Pictures

Achteraf bleek dat ze op het randje van een burn-out balanceerde. ‘Het was een emmer die was volgelopen. Ze was moe en lichtgeraakt. Een beetje licht of geluid kon al te veel zijn op slechte dagen’, vertelt Sjors. ‘We hebben haar ziek gemeld en zochten naar de oorzaak. Vertelden over de symptomen. Dat Nina amper prikkels kon verdragen. Merkte dat haar ogen niet meer goed samenwerkten. Dat er iets niet klopte in haar hoofd. Ook die botsing in het veld kwam ter sprake. Toen we het daar over hadden met een specialist, viel bij hem het kwartje. Voor het eerst viel de term ‘niet-aangeboren hersenletsel’.’ 

Misschien klinkt het gek. Maar ik heb nooit getwijfeld of ik door wilde gaan met hockeyen. Nina Eerdhuijsen

‘Daar schrik je natuurlijk van’, zegt Nina. ‘Maar het is ergens ook fijn dat je weet wat er is. Dat je verder kan, al waren er bijna geen behandelmethodes voor kinderen. Ik kon wel aan de slag met het trainen van mijn ogen. Gelukkig werken die nu beter samen. Voor mij was het eigenlijk wel prettig dat iedereen door corona ook thuis moest zitten. Daardoor had ik niet het idee dat ik veel miste. Want zeker in die eerste tijd na die wedstrijd bij dames 3 deed ik niet veel. Ik ging amper naar school. En ik wandelde veel, de buitenlucht deed mij ook goed.’

Ze kijkt even naar de velden van haar club, waar ze inmiddels als eerstejaars senior in Dames 1 speelt. ‘Misschien klinkt het gek. Maar ik heb nooit getwijfeld of ik door wilde gaan met hockeyen. Daar op het veld voel ik die prikkels een stuk minder. Ga ik vol op in het spel. Ben ik niet iemand met beperkingen, maar alleen die hockeyster. Rennen en vol voor die bal gaan. Dan ben ik het gelukkigst.’

Dollend met teamgenootje Maaike Timmerman. Foto:John Beckmann/Orange Pictures

Oordoppen tegen geluidsprikkels

Sjors: ‘Natuurlijk hebben we vaak aan familie en vrienden moeten uitleggen waarom Nina door wilde gaan met hockeyen. Het gaat om twee dingen: allereerst is hockey een prachtige uitlaatklep voor Nina. Daarnaast kan haar beperking niet verergeren als ze weer een tik tegen haar hoofd krijgt. Bovendien hebben we – met een paar kleine aanpassingen – een weg gevonden zodat Nina toch onderdeel kan zijn van haar team.’

‘Ik hoef niet altijd bij de teambesprekingen te zijn in de kleedkamer’, vult Nina aan. ‘Omdat het zo galmt, is veel drukte daar niet fijn voor mij. En dat is helemaal oké. Teamuitjes sla ik meestal over en als ik na de wedstrijd net wat eerder naar huis ga, is dat ook goed. De meiden kennen mijn situatie en dat is verder geen probleem.’

In de zaal draagt Nina oordoppen om de meeste geluidsprikkels tegen te gaan. ‘Dat vertellen we vooraf wel even aan de scheidsrechters en de aanvoerder van de tegenstander. Maar het heeft nog nooit gedoe opgeleverd. Als ze hard fluiten, hoor ik het wel. Het gaat vooral om al het omgevingsgeluid. Het geschreeuw, het afzetten van de schoenen, het gedreun tegen de balken.’

In conclaaf met de scheidsrechter in de wedstrijd tegen QZ. Foto: John Beckmann/Orange Pictures

Rustiger tegen de scheidsrechter

‘Laatst heb ik ze in het veld voor de eerste keer ingedaan. Dat was uit bij Upward. Het balkon van de club hangt daar vlak boven het hoofdveld. Toen ik een corner moest uitlopen werd ik helemaal gek van al dat geluid dat bleef hangen. Toen heb ik vlak daarna gevraagd of ik die doppen in mocht doen. Teamgenoten kijken er niet meer van op. Zij weten dat ze soms wat vaker moeten zwaaien in plaats van roepen.’

Sjors, lachend: ‘Je bent sindsdien wel wat rustiger tegen de scheidsrechter. Vroeger zocht je die wel meer op. Maar zonder gekheid: we zijn allemaal heel blij met die acceptatie van Nina’s situatie.’

Nina: ‘Dat is misschien ook het voordeel van een kleinere club. Toen ik hier laatst binnenkwam zette de barman uit zichzelf de muziek al zachter. Het voelt warm en speciaal dat er rekening met je wordt gehouden.’ 

‘Dat doen we thuis natuurlijk ook’, zegt Sjors. ‘We zetten de vaatwasser minder vaak aan als Nina er is, om maar een voorbeeld te geven. Maar het is niet zo dat we haar ontzien, ook zij doet gewoon haar huishoudelijke taakjes. Anders krijg ik gezeur van mijn andere kinderen.’

Nina in de baai van Californië, op de surfplank. Foto: eigen collectie

Nederlands kampioen para-surfen

‘Ik ben wel van school veranderd’, zegt Nina. ‘Ik zit nu op het speciaal onderwijs, waar ik alleen in de ochtend les heb. Dat past beter bij mij dan de drukte van een gewone middelbare school. Ik heb mazzel dat die school in Nijmegen zit, zo veel zitten er niet in het land.’ 

Ze heeft leren leven met haar beperkingen, die zelfs deuren voor haar hebben geopend. Nina mag zich sinds november Nederlands kampioen para-surfen noemen. ‘Dat was een complete verrassing. Tijdens mijn revalidatie kwamen we een surftherapie tegen. Ik vond het leuk en had er blijkbaar aanleg voor. Op de golven voel ik me net zoals op het veld. Vrij.’

Sjors: ‘Die therapie werd afgesloten met een wedstrijd, waaraan ook surfers met andere handicaps meededen. Het bleek dat die wedstrijd gold als een Nederlands kampioenschap. Dat was al heel mooi.’

Nina als eerste uitloper bij de strafcorner. Foto: John Beckmann/Orange Pictures

Die eretitel gaf Nina toegang tot het WK in Amerika, waar ze ook naar toe reisde. Maar daar aangekomen, bleken er andere classificaties gehanteerd te worden. Nina had een minder zware handicap dan haar tegenstanders en mocht toch niet deelnemen.

Het werd daardoor een trainingsweek in de baai van Californië. Niet de uitdaging waarvoor ze in het vliegtuig was gestapt. Wel een bijzondere ervaring, waar ze zonder haar beperkingen nooit mee in aanraking was gekomen.

‘Ik ben gelukkig’, zegt ze. ‘Natuurlijk heb ik een ander leven dan de meeste meisjes van achttien jaar. Ik zit niet wekelijks in de kroeg. Maar er is genoeg wat ik wel kan. Daar geniet ik van.’ 


Wat vind jij? Praat mee...